Société des Missions Africaines - Province de Hollande
![]() |
né le 12 décembre 1896 à Klein Linden dans le diocèse de 's-Hertogenbosch, Hollande membre de la SMA le 24 mai 1919 prêtre le 10 juillet 1921 décédé le 14 avril 1995 |
1921-1923 Cadier en Keer, moyen séminaire, professeur décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 14 avril 1995 |
Pater Antoon DOMENSINO (1896 - 1995)
Afkomst.
Antonius Henricus Maria Domensino, zoon van Antonius Domensino (+ 1934) en Johanna Fransen (1944), werd geboren te Klein Linden bij Cuijk op 12 december 1896 en daags erna gedoopt in de paro¬chiekerk van de H. Martinus te Katwijk a/d Maas. Vader Domensino was onderwijzer en kwam oorspronkelijk uit Beneden Leeuwen. Bij mijn weten had Antoon minstens een getrouwde broer te Helmond en twee ongetrouwde zussen te Boxmeer, waar hij zijn 'thuiskomen' en vakantie-adres had.
Opleiding.
Na de lagere school te Klein Linden van 1902 tot 1909, ging Antoon Domensino naar het missiecollege te Cadier en Keer, waar hij stu¬deerde van 1909 tot 1915. Zijn hogere studies, philos¬ophie en theologie, maakte hij te Lyon. Daar ook legde hij op 24 mei 1918 de eed af als lid van de Sociëteit. Op 10 juli 1921 werd hij door Mgr. Moury te Lyon priester gewijd.
Missionaris.
Sinds de algemene vergadering van 1919, met de keuze van père J.M. Chabert als algemeen overste, werd bewust gewerkt aan de oprichting van een nederlandse provincie. Sinds 1920 kwam de leiding van het missie-college in nederlandse handen en zou het frans onderwijssysteem geleidelijk vervangen worden door het nederlandse systeem. De eerste benoeming van pater Domen¬sino was nog "professeur de 'troisième' aan het college te Cadier en Keer. Na een jaar 'syntaxis' kreeg hij in 1922 de laagste klas ('kleine figuur' of 'sixième').
In 1923 volgde de benoeming van pater Domensino voor het, in dat jaar opgericht, vicariaat van de Beneden Volta met de Elzasser Mgr. Herman als bisschop. Toon, zoals pater Domensino door zijn collega's genoemd werd, vertrok in oktober 1923 en werd in Kpandu door de elzas¬ser pater Erhart ingewerkt. Daarna werd hij benoemd voor de missie van Denu, waar hij op 5 mei 1924 begon als assistent van de zwitserse pater Jacques (ofte-wel James) Fischer. Anderhalf jaar later, in november 1925, volgde zijn over¬plaatsing naar Ho, waar de overste Gerrit van Rooij, ziek was. Met deze missiepost is hij de volgende tien jaar verbonden geweest. In februari 1926 ging de overste Gerrit van Rooij ziek terug naar Nederland en werd Toon waar¬nemend, doch al spoedig werd duidelijk dat pater van Rooij niet terug zou keren, waardoor Toon overste werd van de missie van Ho. In november 1927 werd Louis van Eerd benoemd tot overste van Ho en kon Toon zijn volledige aandacht richten op de buitenstaties. In het najaar van 1929 ging hij, na zes jaar, voor het eerst op vakantie naar Nederland.
Na terugkeer in 1930 ging hij opnieuw als overste naar Ho en kreeg daar pater Piet Mauriks als assistent. Zijn hele tweede toer is hij in Ho geweest totdat hij, in juni 1935, voor de tweede keer op vakantie ging. Zijn derde toer zou de meest chaotische worden. Na terugkeer in maart 1936 werd hij benoemd tot overste van Dzodze, doch reeds in oktober werd hij overge¬plaatst naar Hohoe: "voor de buiten¬posten en belast met het over¬schrijven van doopboeken". zoals hijzelf noteerde. Wat was het geval? Reeds sinds 1926 had hij ernstige meningsverschil¬len met Mgr. Herman. Deze enigszins excentrieke pater Domensi¬no had zo zijn eigen inzich¬ten en opvattingen, metho¬de van wer¬ken, en ging onverstoorbaar zijn eigen, en soms on-ortho¬doxe of niet-conventionele, weg. Reeds in april 1926 schreef hij aan zijn bisschop, bij wijze van spreken, met de deur in huis vallend:
"Monseigneur!
Non! Ce n'est pas mon intention de Vous laisser ignorant de ce qui passe. Bien au contraire, je viserai pour ma faible part, à faire avancer une peu notre travail vers au brin d'organisation et de méthode dans mon District. C'est indispensable: sinon, c'est la débacle! C'est pas un passage de 2 jours dans une Station, qui apaise le torrent de palavres, pratiquement inévitables. Vous voyez, sans y croire, que je parle franchement! Ce sera toujours mon ton: oui ou non; tout le reste est du ma-lin!"
Dit was het begin van een verstoorde relatie. "Ce sera tou¬jours mon ton!". Maar die toon beviel de bisschop niet, even¬min als de ellenlange beschouwingen, die hij van deze missio-naris als repliek kreeg, doch zonder een duidelijk antwoord op zijn vragen. Dan kwam daarbij nog de klachten van het kerk¬volk, voornamelijk van onderwijzers en kerkbestuursleden, die weer eens met een dogmatische stellingname van hun onverzette-lijke parochieher¬der waren geconfronteerd, wat natuurlijk leidde tot palaver.
In 1938 werd hij benoemd voor Kpandu met de pastorale zorg voor Likpe Mate. Een vierdaags pastoraal bezoek van de bis¬schop aan deze missie leidde er uiteindelijk toe, dat Mgr. Herman de S.M.A.- Visitator infor¬meerde, dat hij pater Domen¬sino niet langer wilde handhaven als staflid van het vicariaat en dat de provinciaal hem kon terugroepen naar Nederland.
In juli 1939 was Toon terug in Nederland. Na zijn vakantiever¬blijf bij zijn zussen in Boxmeer, ging hij naar Bemelen. In september 1940 werd hij benoemd tot het geven van lessen inlandse taal Ewe in Aalbeek. Hij ging naar Nijme¬gen toen daar de missie-cursus begon, en verbleef op de Oran¬jesingel te Nijmegen. Met andere paters werd hij, op 15 juli 1943, door de duitsers opge¬pakt en naar de gevangenis in Scheveningen ge¬bracht. Toon bleef onverstoorbaar en werd op 5 augustus weer door de duitsers vrijgelaten. Hier was niets mee te beginnen, want deze pater leek in een andere wereld te leven. Toon ging terug naar Aalbeek, om verder te werken aan zijn Ewe-woorden¬boek, waar hij mee bezig was.
Na de oorlog werd hij aangenomen door Mgr. Paulissen voor het bisdom Kumasi. Hij vertrok in augustus 1946 en werd, wegens vakantie van de overste te Bechem, tot zijn plaatsvervan¬ger benoemd. Als assistent kreeg hij de juist aangekomen Leo van Gastel. Ook hier moesten de mensen wennen aan zijn onvoorstel¬bare manier van optreden, vooral wanneer bepaalde handelingen hem niet zinden. In oktober 1947 kwam hij naar Kumasi en werd één van de assistenten voor de buitenstaties van Kumasi. In maart 1951 werd hij benoemd als waarnemend pastoor van Maase. Ook in Ashanti handhaafde hij zijn levensstijl: hij han¬delde op zijn eigen wijze en naar eigen inzichten, onverstoor¬baar, doch niet in overleg of harmonie met zijn omgeving. In oktober 1952 ging hij op vakantie naar Nederland. Dit was tevens het eind van zijn werk in Afrika.
Van 1952 tot 1958 werkte hij, in huize Tafelberg te Ooster¬beek, in de afdeling administratie. Daarna was hij zes jaar rector bij Zusters in Smeermaas in België.
Hij bleef zichzelf, hij bleef origineel! Vanuit Smeermaas schreef hij:
"Ik breng inmiddels mijn hartelijke groeten over aan "good old Tafelberg", vooral aan "der alte Fritz", die ik hier wel erg zal missen, als het er op aan komt om 'de hemel te verdienen';
dan ook aan fantasie-rijke Frans, wiens leugentjes-om-bestwil me nu niet meer zullen kunnen vóórlichten!;
aan 'good old Louis'; aan 'Matthieu de veteraan'; aan 'Oome Willem'; en bij gelegenheid aan onze onverbeterlij¬ke nurks te Apeldoorn. Auf bald wiedersehen. Toon Domen¬sino".
In 1964 kwam hij terug in Oosterbeek, nu semi-retired, en heeft daar nog meer dan een kwart eeuw gewoond en gewerkt. In de loop der jaren was hij rustiger geworden: nog wel princi¬pieel en origineel, doch minder uitdagend. Hij had jarenlang aan een Ewe woordenboek gewerkt. Via meerdere contacten heeft hij nog geprobeerd, dit gedrukt te krijgen, doch dit is steeds mis¬lukt. Nu werkte hij, in stilte, mee met de admini¬stratie, met name met de postale acties. Duizenden adressen heeft hij geschreven en dozen vol kerst-kaarten heeft hij in enveloppen gestoken. Zijn verdienste in deze werd pas goed gemerkt, toen hij er moest stoppen.
Hij ging, in 1972, naar Boxmeer om zijn zussen enkele maanden bij te staan, toen een been van zus Riek geamputeerd werd en zij haarzelf daarna moest leren behelpen met een prothese.
In 1981 vierde hij zijn zestigjarig priesterjubileum. We lezen in het dagboek van Oosterbeek:
"Huize Tafelberg vierde heden het diamanten priesterjubi¬leum van pater A. Domensino (schrijver dezes); volgens het algemeen gevoelen werd het een bijzonder goed ge¬slaagd feest. En, volgens de mening van de jubilaris zelf, een voor hem 'n onvergetelijke dag".
Van 19.02.1962 tot en met 28.02.1983 heeft hij dit dagboek bijgehouden. Ik meen, dat hij bij dit jubileum van de communi¬teit een nieuwe biljartkeu cadeau kreeg, want hij stond regel¬matig aan de biljarttafel.
In december 1984 dankte hij het provinciaal bestuur voor hun felicitaties met zijn verjaardag. Hij schreef:
"Blij of niet, ik moet de Overheid dankbaar zijn dat mij een rustig leventje werd verzekerd op de oude dag. Zelden kan men mijn krabbels nog aantreffen in Administratie-aangelegenheden".
Gewoonlijk zat hij nu, kriebelend en friemelend, het dikke van Dale woordenboek bij te werken. Daarnaar verwijzend, vervolgde hij zijn schrijven:
"Blij of niet, ik ga door met mijn bekende taal-hobby, een werk dat me veel langer onledig houd, dan ik ooit gedacht had. Als God belieft, haal ik de Z van het alfa¬bet na jaren nog wel, al ben ik momenteel nog maar aan de D toe. En, zo niet, dan heb ik me tenminste bezig kunnen houden, want men moet iets te doen hebben, niet-waar?"
Krasse taal van iemand, die juist zijn 88ste verjaardag had gevierd. Dikwijls zag men hem wandelen op straat in zwarte toog en jas, met hoed op en een witte das om (vanwege de verkeersvei¬lig¬heid, vooral in de schemering). In het najaar, onder de bomen met de zilveren herfst¬draden, was dit een indruk¬wekkend beeld. Twee keer is Toon voor verpleging opge¬nomen in het verpleeghuis "Berchmanianum" van de Jezuï¬eten te Nijme-gen, t.w. in 1983 en 1985. Terwijl men altijd dacht, dat opname daar je laatste verblijf op aarde was, kwam Toon, ook tot grote vol¬doening van directie en personeel daar, tot twee maal toe, na drie maanden verpleging en therapie, weer terug naar de Tafelberg.
Gestorven.
In maart 1992 is hij overgebracht naar Cadier en Keer. Hij werd bedlegerig en had veel verzorging nodig. Nog drie jaar lang heeft hij daar gelegen, steeds achteruitgaand en, ten leste, in elkaar krimpend. Vredig is hij gestorven op Goede Vrijdag, 14 april 1995, 98 jaar oud. Op 19 april is hij na een gezongen uit¬vaartdienst, begraven bij zijn confraters op de begraafplaats van het missiehuis.
Bronnen:
- Archief nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- Onze Krant nr. 104, juli 1995.
- KDC - KMM: Missieverhalen Afrika, pg. 81
Recherchez .../ Search...