Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 3 mai 1910 à Posterholt dans le diocèse de Roermond, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1933 prêtre le 15 septembre 1935 évêque le 27 février 1954 décédé le 11 mai 1991 |
1935-1976 missionnaire au Ghana décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 11 mai 1991, |
Bishop Antoon KONINGS (1910 - 1991)
Afkomst.
Antonius Hubertus Konings, zoon van Henricus Hubertus Konings en Anna Hommen, werd geboren te Posterholt op 3 mei 1910. Antoon had twee broers en vier zussen, waarvan er later één emigreerde naar Canada. Een zoon van een broer en een zoon van een zus van hem¬ gingen later ook stude¬ren te Cadier en Keer bij de Afrikaan¬se Missiën. Eén ervan, Piet Konings, werd in 1968 priester gewijd.
Opleiding.
Als twaalfjarig jongetje ging Antoon naar het kleinseminarie van de missionarissen van Mill Hill te Tilburg, waar hij van 1922 tot 1928 zijn middelbare opleiding genoot. Daarna stu¬deerde hij philosophie te Roosendaal en begon in 1930 zijn theologi¬sche studie te Mill Hill in Engeland. In 1930 kreeg hij vanwe¬ge disciplinaire redenen het 'consilium abeundi' (advies om te vertrekken), met nog drie andere studenten o.a. Leendert de Kok. Dit was tevens bedoeld als een voorbeeld¬functie, zoals de rector schreef "because of a general laxity which had crept in amongst members of the first year". Via de pastoor van Poster-holt en pater Lemmens kwam Antoon Konings in contact met provinciaal Paulissen te Bemelen. Het resultaat was, dat hij werd aangenomen om zijn studies bij de S.M.A. te Hastings in Engeland vanaf 16 september 1931 voort te zetten. Op 15 juli 1933 legde hij te Beme¬len zijn eed van S.M.A.-lidmaatschap af. Wel vond men hem wat gesloten en nogal kri¬tisch aangelegd. Uiteindelijk werd hij toch, op 14 juni 1935, op het grootsemi¬narie te Wo-nersh door Mgr. Amigo tot priester gewijd. Op 14 juli 1935 celebreerde hij in de St. Mathiaskerk te Posterholt zijn eerste plechtige H. Mis.
Missionaris.
Hierop volgde zijn benoeming voor de missie. Pater Antoon Konings vertrok op 30 oktober 1935 naar Afrika, naar het vicariaat van de Beneden Volta in de Goudkust. Daar werd hij benoemd tot assistent in de parochie Kpandu. Onder leiding van overste Jochem Boumans deed hij daar de buitenstaties van het district. In mei 1937 volgde de overplaatsing naar Hohoe, waar hij nog geen jaar geweest is. In februari 1938 werd hij be¬noemd voor Jasikan, waar Theo Veldboer alleen zat, doch bin¬nenkort op vakantie moest. Hierdoor werd pater Konings reeds in april 1938 overste van Jasikan. Aan het eind van het jaar kreeg hij een pasgewijde priester, Sjef Giesen, als zijn assistent.
Bijna zes jaar lang heeft pater Konings in Jasikan gewoond en gewerkt, samen met pater Giesen, en hebben ze elkaar goed leren kennen. Pionierswerk hebben ze verricht in het gebied van Jasikan, dat in die jaren nog helemaal ontwikkeld moest worden. Het was de tijd van de opening van de dorpsschooltjes, dikwijls in competitie met andere christelijke denominaties. Door het uitbreken van de oorlog, was het uitgesloten voor pater Konings om op vakantie te gaan naar Europa.
In juni 1944 kwam verande¬ring in de samenwerking met Sjef Giesen. Pater Verheugd, Mgr. Herman's vicar-delegate en tevens de 'general manager of the catholic schools in the Volta region', ging op vakantie naar Zuid-Afrika. Antoon Konings werd nu naar Dzelukope geroepen en benoemd tot 'acting general manager'. Na terugkeer in februari 1945 volgden gebeurtenissen elkaar snel op (zie nr. 116 J. Verheugd + 26.02.1979). Mgr. Herman was ernstig ziek; James Verheugd werd benoemd voor Dzodze; Theo Veldboer werd de nieuwe pro-vicar; Ko¬nings bleef in Dzelukope als 'acting general manager of schoo¬ls'. Kort hierna, in april 1945, stierf Mgr. Herman.
In juni 1946 ging Antoon Konings, als één van de eersten, op vakantie naar Nederland. Het was bijna elf jaar geleden dat hij naar de missie kwam en hij had sindsdien al die tijd daar onafge¬broken gewerkt. Tijdens de vakantie nam hij tevens, als afgevaardigde van de missionarissen in de Volta, deel aan de provinciale vergadering van de Sociëteit. Na terugkeer in zijn missie, in april 1947, werd hij door de nieuw¬be¬noemde engelse bisschop, Mgr. J.G. Holland, benoemd tot 'gene¬ral manager of schools'. Ook benoemde hij hem tot zijn pro-vicar en hierdoor werd Antoon Konings, na de instelling van de hiërarchie in 1950 toen het vicariaat verheven werd tot bis¬dom, de vicaris-generaal en kwam meteen in functie. Het ging niet goed met de nieuwe bisschop. Zijn gezond¬heid speelde hem parten. In 1950 ging hij ziekelijk terug naar Engeland. Ter plaatse was pater Konings als vicaris-gene¬raal de verant¬woor¬delijke en de eerst aanspreekbare. Nog even kwam Mgr. Holland terug in mei 1952 en werd 'in stilte' in zijn huiskapel door aartsbisschop Porter van Cape Coast officieel geïnstalleerd als bisschop van Keta. Maar in oktober van hetzelfde jaar keerde hij terug naar Engeland en diende zijn ontslag in. Op 9 januari 1953 werd dit door Rome aanvaard. Mgr. Antoon Konings werd benoemd als Apostolisch Administrator van het bisdom.
Opnieuw begon de procedure en namen voor opvolging kwamen in circulatie. In 1945 hadden een aantal missionarissen geijverd om een engelse bisschop te krijgen vanwege acceptatie door de regering en met name in zaken van het onderwijs. De strijd om het beheer van de scholen was nog steeds een heikel punt. Deze keer had pater Antoon Konings goede papieren. Hoewel geen engelsman, kon hij, mede dank zij zijn opleiding bij Mill Hill, zich in het engels goed uitdrukken. Hij was bovendien ingewerkt in de onderwijsperikelen en had ook al ervaring opgedaan in de administratie en het beheer van het bisdom. Volgens latere geruch¬ten waren de andere namen op de 'tertia' (het lijstje van drie namen op de voordracht aan Rome): H. Smets ('general manager of s¬chools in Ashanti') en Dr. C. Hulsen (rector van het seminarie te Pedu), hoewel de laatste twee namen niet in circulatie waren onder de priesters en missionarissen in het bisdom. Op 27 februari 1954 werd pater Antoon Konings benoemd tot bisschop van Keta.
Mgr. Konings kwam naar Nederland om zich daar op 1 mei 1954 in zijn geboorteplaats Posterholt tot bisschop te laten conse¬creren door Mgr. Lemmens, bisschop van Roermond, met als medeconsecratoren Mgr. Paulissen S.M.A. en Mgr. Hanssen, bisschop-coadjutor van Roermond. Terug in zijn bisdom benoemde hij pater Sjef Giesen, waarmee hij zes jaren in Jasikan samen¬gewoond en gewerkt had, tot zijn vicaris-generaal.
Mgr. Antoon Konings was een goed bestuurder, nauwgezet en veeleisend voor zichzelf en zijn priesters. Hij stond 'cen¬traal' in het bisdom. Hij stimuleerde het saamhorigheidsgevoel in zijn bisdom en verder probeerde hij gestalte te geven aan het devies in zijn bisschoppelijk wapen: "Iter para tutum" (baan ons een veilige weg), uit het Maria¬lied 'Ave maris stella' (de sterre der zee, die in zijn wapen¬schild werd afgebeeld en eveneens als 'stella duce' voorkwam in het wapen van zijn consecrator Mgr. Lemmens).
Hij bereidde een veilige weg voor de opvol¬gers van de missio¬naris¬sen door te werken aan een gezonde financiële administra¬tie voor het bisdom, het bouwen van voorzieningen als scholen en colle¬ges, ziekenhuizen en klinieken, kerken en missiehui¬zen. Hij maakte zelfs enkele priesters vrij om het bouwen in het bisdom te begeleiden, en hij stimu¬leerde de katholieke gemeenschappen om ook hun bij¬drage hieraan te geven.
Mgr. Konings gaf speciale aandacht aan de vorming van eigen inlandse priesters en richtte eveneens de Ghanese Congregatie op van de Zusters van Maria, Moeder van de Kerk.
Als bisschop bleef hij afstandelijk en gereserveerd, rationeel en nuchter zakelijk, zowel tegenover zijn missionarissen, zijn priesters als tegenover de onderwijzers, de kerkbesturen en het kerkvolk. Zelfbewust kon hij, met zijn vingertoppen op de stoelleuning trommelend, zijn stellingen poneren.
Met zijn gezondheid ging het op de duur minder voorspoedig.
In 1959 moest hij tijdelijk zijn werk door ziekte onderbreken en was toen anderhalf jaar thuis in Nederland. In een inter¬vieuw in de Volkskrant bij gelegenheid van zijn 25-jarig priesterfeest, noemde hij de nationalisatie van de scholen in de Volta regio in het jaar ervoor een mogelijke oorzaak van zijn veel te hoge bloeddruk.
Enkele maanden na terugkeer in zijn bisdom verhuisde hij, in januari 1961, van de kust naar het hoger geleden Kpandu, want het vochtig kustklimaat van Dzelukope beviel hem helemaal niet. Hij betrok een bungalow op de campus van het 'Bis¬hop Herman Colle¬ge'. Zijn secreta¬ris/kanselier en tevens klasge¬noot, pater Gerard van der Weij¬den, ging met hem mee.
In 1962 kwam het vaticaans concilie, dat een geweldige impact heeft gehad op Mgr. Konings. Ook in de daaropvolgende jaren 1963, 1964 en 1965 is hij naar Rome geweest voor de vervolg¬sessies van het Concilie. Hij werd een heel ander mens: soepe¬ler, meegaand en rela¬tiverend. Hij werd, als het ware, echt lid van de wereldkerk. Hij dwong zich tot regelmatige studie van de nieuwe theologie. Ook in omgang en contacten met zijn priesters gebeurde dit nu veel meer in overleg. En in moeilij¬ke situaties was het zijn motto: 'De soep wordt nooit zo heet gegeten als hij opgediend wordt'.
In 1966 werd hij benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau. De nederlandse ambassadeur in Ghana, Mr. E.L. Hechter¬mans, heeft in zijn residentie in Accra Mgr. Konings de ver¬sierselen behorende bij de koninklijke onderscheiding uitge¬reikt. In zijn toespraak zei de ambassadeur dat de koningin deze onderscheiding niet alleen verleend had als erkenning van het indrukwekkende werk van de bisschop in Ghana, maar ook als een erkenning van het mooie humanitaire werk dat meer dan honderdvijftig missionarissen van nederlandse nationaliteit voor Ghana deden. Negentig procent van deze missionarissen in zijn bisdom waren lid van de Sociëteit van de paters van Cadier en Keer. Na afloop van de plechtigheid bood mr. Hech¬ter¬mans mgr. Ko¬nings een feestlunch aan waar o.m. aanzaten gene¬raal-majoor E. Kotoka, die spoedig hierna bij een mislukte poging tot een staatsgreep om het leven zou komen, en mr. J.W.K. Harley, vice-president van het Nationaal Bevrijdings Committee (NLC) en inspecteur-generaal van de politie in Ghana en enkele priesters uit zijn bisdom.
In 1972 begon Mgr. Konings erover te denken om te gaan resig¬neren.
"Ik kan niet meer naar de buitenstaties en je weet, dat de mensen daar af en toe wat paars willen zien. En ver¬der, geloof ik, is de tijd gekomen voor een zwarte bis-schop, apart van mijn gezondheid, die niet te best is, maar Dr. Marquart houdt me met injecties en infuses zo'n beetje op de been".
Bij navraag bleek het merendeel van de diverse geledingen in het bisdom er de voorkeur aan te geven, dat hij eerst een paar jaar een hulpbisschop zou inwerken in plaats van meteen te overhandigen. Hij had hierover de inlandse geestelijkheid geraadpleegd, doch de meesten hiervan stelden zich nogal diplomatisch op.
"De meerderheid van de missionarissen stemden voor Coad¬jutor en later ook de Lay Conference van het diocees met daarin de voornaamste leken, ook unanimously. Dus dan doen we dat maar, hoewel ik veel liever direct gegaan was, omdat ik voel dat ik het niet meer aan kan en het diocees er heus niet mee gebaat is, als ik langer blijf".
Hij vroeg een coadjutor aan en Francis Lodonu werd benoemd. Deze was indertijd door Mgr. Konings gedoopt en priester gewijd. Francis Lodonu werd op 29 juni 1973 in Rome door paus Paulus VI tot bisschop gewijd.
Bisschop Konings meende nog één belangrijke zaak te moeten regelen en dat niet te mogen afschuiven op zijn opvolger: de verplaatsing van de bisschoppelijke zetel van het vervallen stadje Keta, danig aangetast door de erosie van de zee als gevolg van de aanleg van de Tema-haven, naar de hogerop gele¬gen plaats Ho, de hoofdstad van de regio, waar ook alle be¬langrijke regeringsdepartementen en bestuursorganen geves¬tigd waren. Mgr. Konings voorzag, dat de mensen in Keta, bezwaren zouden maken. Persoonlijk was hij niet geïnteresseerd, waar de 'See' zou zijn, maar hij had geïnsisteerd dat in de bulla van aanstelling van zijn opvolger de clausule zou opgenomen wor¬den, dat de 'residentie' in Ho, de 'Regional Capital' zou zijn. Bij besluit van 20 juni 1975 werd de naam van het bisdom veranderd in: het bisdom van Keta-Ho.
De mensen van Keta voelden zich inderdaad gepasseerd en, hiertoe aange¬zet door een paar personen, van wie men dit tevoren reeds ver¬wachtte, protesteerden zij tegen dit besluit en er werd zelfs actie gevoerd.
"We want a consultation with Bishop Konings on an issue on which we will not budge an inch".
Toen aartsbisschop J.K. Amissah dit hoorde, zei hij: "geen concessies, want dan zitten we later vast met de transfer van Cape Coast naar Accra en van Navrongo naar Bolgatanga, en dus neem ik de zaak over". Met de bisschoppen Andoh en Sarpong ging hij naar Keta. Niemand gaf iets toe. Mgr. Konings rap¬porteerde aan de provinciaal:
"De gewone politiek van Rome in zulke gevallen is: laten uitzieken en doodbloeden, met resultaat dat ik waar¬schijnlijk voorlopig nog wel even hier vast zit".
Mgr. Konings begon het echt moe te worden en dat klonk ook door in zijn correspondentie. Op 23 maart 1976 schreef hij naar de prokuur in Oosterbeek:
"Wij proberen de moed er in te houden en alles loopt zo'n beetje normaal door; er zijn op het ogenblik geen grote problemen, maar al de kleine palavertjes beginnen me toch langzaam op de zenuwen te werken en ik merk goed, dat ik er te oud voor ben. Rome schijnt geen haast te hebben, hoewel ik hen 2 maanden geleden nog een 'reminder' heb gestuurd, en dus rond midden mei hoop ik dan op "ziekte¬verlof" te gaan, als er dan nog geen officiële opvolger benoemd is; ik ga dan via Rome, misschien dat het he¬lpt".
Gelukkig kwam voor zijn vertrek de officiële benoeming van Mgr. Lodonu, getekend op 10 april 1976. Het bisdom nam offi¬cieel afscheid van Mgr. Anthony Konings op 8 mei 1976 in het Bishop Herman College met als "General Programme:
9.00 a.m. Concelebra¬ted High Mass.
11.00 a.m. Farewell Reception & Presenta¬tion.
1.00 p.m. Luncheon."
Bijna 41 jaar na aankomst vertrok Mgr. Konings naar Nederland. Hiermee vertrok de laatste 'blanke' bisschop uit Ghana.
Mgr. Konings vestigde zich in zijn geboorteplaats Posterholt, waar hij zijn intrek nam bij zijn zus in het ouderlijk huis, waar zijn vader woonde tot deze, een jaar ervoor, was overle-den. Verzorging en klimaat deden de bisschop blijkbaar goed. Hij knapte zienderogen op en zijn paarsgekleurd gezicht begon weer een gezondere kleur te krijgen. In Nederland hield hij zich af¬standelijk van de interne kerkpolitiek en de polarisa¬tie, die met name in het Limburgse zeer groot was. Wel was hij een gevraagd iemand voor het toedienen van het sacrament van het H. Vormsel. Ook werd in Posterholt reeds, tijdens zijn leven, een straat naar 'hun' bisschop ge¬noemd.
Gestorven.
Met de jaren werd de verzorging te Posterholt problematischer. Daarom kwam Mgr. Konings op 16 februari 1985 naar het missie¬huis te Cadier en Keer. In alle rust en eenvoud heeft hij daar de laatste jaren doorgebracht en afstand gedaan van practisch alles wat hij had. Als confrater was hij zeer beminnelijk, kon ook geanimeerd deelnemen aan gesprekken en deed mee met een bridge-clubje.
Wegens ver¬bou¬wing moest hij in 1991 nog verhui¬zen naar een kamertje in de oude vleugel van het missie¬huis, waarbij hij toen opmerkte:
"Ik heb meteen maar mijn laatste (vijf?) boeken opge¬ruimd".
Hij zou zijn gerenoveerde kamer niet meer betreden. Daags na zijn 81ste verjaardag meldde hij zich ziek, ofschoon hij de laatste maanden al aan 'insiders' toevertrouwde, dat het niet goed ging met zijn gezondheid. Hij wist dat hij leukemie had.
In stilte ontving hij de ziekenzalving. Nuchter en scherp, op zijn manier, constateerde hij, dat hij nu 'het genade-schot' ontvangen had. Op 11 mei 1991 ging provinciaal Storcken 's avonds naar Keer om een bezoekje te brengen aan de zieke bisschop. Terwijl hij na aankomst nog even met Wiel van Eijk in het kantoortje bij de ingang zat te praten, kwam de ver¬zorgster rapporteren, dat de bisschop juist vredig was gestor¬ven: 20.20 uur staat op de overlijdensacte.
Permissie werd aangevraagd om hem op 17 mei te mogen begraven, daags na de maximaal toegestane vijf dagen, vanwege de komst van buitenlandse belangstellenden, waarvan uit Ghana zijn opvolger Mgr. Francis Lodonu en Fr. Hilary Senoo, thans even¬eens met de eretitel 'Monsignor', en beiden dope¬lingen van de overledene.
De plechtige uitvaartdienst vond plaats op 17 mei 1991 in de kapel van het missiehuis. In concelebratie met tien priesters ging provinciaal Ton Storcken voor met Mgr. Lodonu en Fr. Senoo, de pastoor van Posterholt, en oud-Volta missionarissen. De kapel zat vol met familie en con¬fra¬ters, waaronder bijna alle oud-Volta-missionarissen, en leden van de Graal en de Memisa, kennissen en vertegenwoordi¬gers van burgerlijke en kerkelijke instellingen en organisa¬ties. Na de uitvaart werd het lichaam bijgezet in het kleine grafkeldertje onder het kruis op het kerkhof van het missiehuis.
Bronnen:
- Archief nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- 'De Tijd' van 1 mei 1954;
- 'De Volkskrant' van 10 juni 1960;
- Missieverhalen: KDC interviews met missionarissen.
Recherchez .../ Search...