Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 16 décembre 1895 à Silvolde dans le diocèse d’Utrecht, Hollande membre de la SMA le 18 mars 1920 prêtre le 9 juillet 1920 décédé le 21 juin 1973 |
1922-1925 missionnaire en Egypte décédé à Arnhem, Hollande, le 21 juin 1973, |
Pater Jacques ten HAVE (1895 - 1973)
Afkomst.
Jacobus Wilhelmus ten Have, zoon van Joannes ten Have en Joanna Ernst, werd geboren te Silvolde op 16 oktober 1895. Gedetailleerde familiegegevens zijn niet bekend. Zijn ouders hadden een rijwielzaak aan de markt te Silvolde, waardoor later in de wandelgangen van het missiehuis de naamaanduiding "Koos van Jan fiets" weleens gebezigd werd. Het gezin had meerdere kinderen.
Opleiding.
Na de lagere school ging Koos naar de missionarisopleiding te Cadier en Keer, waar hij van 1911 tot 1917 zijn middelbare studie deed en, vanwege de oorlogssituatie, ook zijn phi-losop¬hie van 1917 tot 1919. Daarna ging hij naar Lyon voor de studie van de theologie. Op 18 maart 1920 werd hij door eedaf¬legging lid van de Sociëteit en op 9 juli 1922 werd hij te Lyon door Mgr. Bourchany priester gewijd. Van de 15 wijdelin¬gen waren er 5 nederlanders en 1 belg, die een jaar hierna ook bij de nederlandse provincie zou gaan behoren.
Missionaris.
Pater ten Have ontving zijn benoeming voor de missie van Egyp¬te. Hij werd leraar aan het College St. Louis te Tantah, later tevens econoom. Slechts drie jaar heeft hij daar mogen werken. Toen werd hij terugge¬roepen naar Nederland. De jonge provincie had hem nodig voor het missie-college te Cadier en Keer. In sep¬tember 1925 begon hij daar als leraar wiskunde. Het jaar erna werd te St. Mi¬chielsgestel het oude kasteeltje 'Nieuw Herlaer' gehuurd. De overste van Cadier en Keer, pater Dr. J. Mouren, werd daar benoemd als eerste over¬ste. Père Jacques ten Have, zoals hij steeds genoemd werd en aange¬sproken, werd tot zijn opvol¬ger benoemd als overste van het missiehuis te Cadier en Keer.
Hierdoor nam hij, volgens de toenmalige normen, ook 'ex offi¬cio' deel aan de eerste provinciale vergadering van 1931. Een nieuw bestuur werd gekozen, d.w.z. het zittende bestuur werd praktisch volledig herkozen, doch zou tijdens de zittingsperi¬ode meerdere veranderingen ondergaan. Eind 1932 werd provinci¬aal Paulissen benoemd tot bisschop van Kumasi. Vice-provinci¬aal Mouren volgde hem op als provinciaal overste. Volgens voorschrift kozen de zittende leden van de Provinciale Raad een nieuw lid om in deze vacature te voorzien. Dit geschiedde te Ore Place, Hastings, tijdens hun vergadering van 17 januari 1933. Père ten Have werd met algemene stemmen gekozen.
"Bij afzonderlijke stemming werd u vervolgens gekozen tot Vice-Provinciaal".
Hoewel hij nu de tweede man in de provincie was, bleef hij in functie als overste / econoom van het missiehuis Nieuw Herlaer te St. Michielsgestel.
Na de provinciale vergade¬ring van 1931 was hij hiervoor be¬noemd. Twaalf jaar lang heeft hij dus gewerkt aan de opleiding en opvoeding van toekomstige missionarissen. De beschrijving van hem komt, zij het misschien in een andere volgorde, bij ieder¬een nagenoeg overeen: serieus, plichtsgetrouw, vroom, oprecht, degelijk, beschaafd. Op het bidprentje worden zijn godsvrucht, zijn beschaving en zijn eenvoudig gezag samengevat in de simpele aanduiding: 'Père ten Have'.
Hij was daarbij een gevoelig mens, een mengeling van betrok¬ken¬heid, fijngevoelige gedistingeerd¬heid en afstandelijkheid. Op geheel eigen wijze leefde hij mee met lief en leed van zijn mensen. Het was voor meerderen van de leden niet verwonderlijk dat deze hoog-staande en voorbeeldi¬ge priester, tijdens de provin¬ciale vergadering van 1937, werd gekozen als provinciaal overste.
Er waren anderen, die zijn vroomheid en plichtsgetrouwheid niet ontkenden, integendeel, doch minder ingenomen waren met deze keuze, omdat ze vreesden dat hij op de vermelde eigen¬schappen te sterk de nadruk zou leggen en dat godsdienstige vroomheid en stipte naleving van de regels meer aandacht zouden krijgen dan visie in beleid en de totale ontwikkeling van de personen. Ze vroegen zich af, of hij zelf voldoende beleidsvisie had, en plaatsten ook vragen bij zijn sou¬plesse in de toepassing en uitvoering van regels en besluiten. Liep en leefde hijzelf niet teveel in een keurs¬lijf van gewoonten, regeltjes en wetjes?
Vele studenten herinneren zich de bezoeken van deze statige, gebaarde, provinciaal over-ste aan de opleidingshuizen. Dat maakte indruk! Zijn standaard¬vra¬gen aan de studenten waren: "Hoe heet u? Waar komt u vandaan? Gaat het goed met u?".
Mogelijk als gevolg van een franse opvoeding, zou hij nooit de studen¬ten tutoyeren, doch altijd met het deftige 'u' aan¬spre¬ken, wat voor nuchtere hollandse jongens nogal komisch over¬kwam.
Het werd een moeilijke bestuursperiode voor deze gevoelige en eerlijke, wat rechtlijnige priester, terwijl je je eigenlijk in alle bochten moest kunnen wringen en draaien. Belangrijke beslissingen moesten telkens weer genomen worden. Dikwijls waren het beslissingen waar mensenlevens mee gemoeid waren of in gevaar konden komen. De oorlog brak uit, het seminarie te Hastings werd door het britse leger gevorderd, nieuw onderdak voor de seminaristen moest gezocht worden. In paniek reisde provinciaal ten Have met het schamel effectenbezit van de provincie naar Engeland om het Sociëteitsbezit veilig te stellen (en wat na de oorlog heel wat moeilijkheden gaf dit weer terug te krijgen). De meeste provinciaal oversten dachten verstand te hebben van zaken, maar waren geen financieel deskundigen. Pater ten Have heeft, buiten het bovenvermelde, altijd zeer veel aan pater Janssen overgelaten (wat later weer moeilijkheden veroorzaakte!)
De oorlog bracht vele problemen met zich mee: de veiligheid van de studenten; voedselschaarste en kledinggebrek; de ver¬warming en verduistering van de gebou¬wen; het benoemingsbeleid zonder mogelijkheid tot uitzending naar Afrika. Hierbij kwamen problemen met de bezettende macht: paters werden opgepikt vanwege sabotage en heulen met de vijand, veroordeeld, en naar gevangenis of werkkampen in duitsland gestuurd. Ook semina¬risten werden te werk gesteld. Verder was daar het onzekere: onzeker over het einde van de oorlog en de goede afloop, onzeker over het lot van de leden in het buitenland, met name in Afrika. Van tijd tot tijd kwam, via het internationaal Rode Kruis, een overlijdensbericht binnen: geen verdere infor¬matie.
Eindelijk kwam de bevrijding, eerst het zuiden, en na een benarde winter ook het stuk Nederland boven de grote rivieren.
Hoewel Huize Nieuw Herlaer behoorlijke oorlogsschade had opgelopen (alle ruiten, bij voorbeeld, waren gesneuveld), was de Soci¬teit er toch redelijk goed vanaf geko¬men. Niemand van de leden had zijn leven verloren, hoewel familieleden waren gesneu¬veld, gefusilleerd of door oorlogsgeweld om het leven gekomen.
De provinciale vergadering van 1946 luidde een nieuw hoofdstuk in. Provinciaal ten Have rapporteerde dat het aantal priester¬leden van 135 in 1937 gegroeid was naar 205 in 1946, waarvan 119 in Afrika. Van de 28 broeders werkten er 7 in Afrika. Als provinciaal overste werd een, voor velen nagenoeg onbekende, 38-jarige scheveningse goudkustmissionaris gekozen. Pater ten Have werd gekozen als vice-provinciaal. Dit zou niet lang zijn. De algemene vergade¬ring in Rome koos hem in 1947 als opvolger van pater Kennis om de nederlandse provincie te vertegenwoordigen in de raad van de algemeen overste. Zijn gezondheid liet toen reeds te wensen over.
Helaas was de druk en de spanning van het ambt blijkbaar te zwaar geweest. Angsten, twijfels en onzekerheden begonnen zich in zijn gedrag te vertonen. De statige provinciaal werd een zielige patiënt. In 1951 heeft hij een medische behandeling ondergaan in een psychiatrische inrichting te Heiloo, waarbij Dr. Evers hem begeleid heeft. Voor revalidatie ging hij naar het S.M.A. huis te La Croix-Valmer in Zuid-Frankrijk. Daarna ging hij nog even terug naar Rome.
In 1952 heeft hij zich definitief gevestigd in Huize Tafel¬berg te Oosterbeek. Door behandeling en chirurgi¬sche ingreep was hij wel weer stukken opgeknapt, doch hij is nooit meer de oude geworden. Wel is het schijnbaar van invloed ge¬weest op zijn persoonlijk¬heid.
Deze godsvruchtige, en nu zelfs scrupuleuse, priester pro¬beerde, als een gezellige confrater, aan het dagelijks le¬ven in de Tafelberg deel te nemen: met 'blijde kinderlijkheid' vermeldt het bidprentje. Steeds wilde hij in het communiteits¬leven dienst¬baar zijn. Met dezelfde wilskracht en doorzet¬tingsvermo¬gen als vroeger sprong hij weer op zijn fiets, baard wapperend in de wind. Gedienstig stond hij steeds klaar in de recreatiezaal om, bij gelegenheden en 'soos, opgewekt rond te gaan met de fles, van tafel tot tafel, om een borreltje te schen¬ken.
Gestorven.
Met het stijgen van de jaren kwamen ook de lichamelijke klach¬ten. Je zag hem door een slopende ziekte achteruitgaan. Hij werd, tenslotte, opgenomen in het St. Elisabeth's Gasthuis te Arnhem. Op 19 juni 1973 heeft men hem daar de ziekenzalving toegediend. Twee dagen later, op sacramentsdag 21 juni 1973, is hij gestorven, 77 jaar oud.
De familie kwam om de begrafenis te regelen. Dat zal wel in Silvolde zijn, dacht men. Hij was immers zeer gehecht aan zijn geboorteplaats en familie. Hoewel sommige familieleden hierop ook aandrongen, sprak zijn oudste broer, na iedereen gehoord te hebben, als een echte 'pater familias', of als een afri¬kaans stamhoofd:
"Hij wordt te Keer begraven: dat heeft hijzelf altijd gezegd en gewild".
Zo werd van père Jacques ten Have op maandag 25 juni 1973, tijdens een plechtige Eucharistie¬viering, afscheid genomen in het missiehuis te Cadier en Keer. Niemand dacht toen aan gereser¬veerde begraafplaatsen voor oud-provinciaals rond het grafkel¬dertje onder het kruis van het kerkhof, zoals dat oorspronkelijk gepland was. Midden in de derde rij werd hij begraven, temidden van zijn confraters.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- Afrikaansch Missieklokje 1937, pg. 206.
- J. ter Linden in 'Onze Krant', augustus 1973.
Recherchez .../ Search...