Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 5 juillet 1921 à Delft dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1945 prêtre le 16 juillet 1949 décédé le 28 juin 1988 |
1949-1951 missionnaire en Gold Coast décédé à Maastricht, Hollande, le 28 juin 1988, |
Pater BLOM (1921 - 1988)
Afkomst.
Theodorus Cornelius Antonius Blom, zoon van Wilhelmus Henricus Blom en Maria Elisabeth Paalvast, werd geboren te Delft op 5 juli 1921. Zijn vader was handelaar in melk en zuivelproduc¬ten, gewoonlijk 'melkboer' genoemd. Uit dit grote gezin trad zijn jongere broer Jan in bij de Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes te Dongen, waar hij in 1983 op 58-jarige leeftijd overleed.
Opleiding.
Na de lagere school ging Theo studeren in het missiehuis St. Bonifa¬tius van de paters van Mill Hill te Hoorn (1934 - 1938) en daarna nog drie maanden in "Aldenghoor" te Haelen. Toen stopte hij met zijn studies wegens gebrek aan interesse. Hij werkte een tijdje bij zijn vader in de melkzaak en haalde tevens prak¬tijkdiploma boekhou¬ding.
In 1941 besloot Theo toch weer te gaan studeren en kwam naar het missie-college te Cadier en Keer. Van hieruit ging hij, in 1943, naar het grootse¬minarie te Aalbeek. Theo was serieus en plichtsgetrouw, hoewel wat terughoudend en geen blijk gevend van veel enthousiasme en vitaliteit. Zijn studieresultaten waren redelijk, doch zijn gezondheid baarde enige zorg, omdat hij voortdurend klaagde over hoofdpijn. Hij werd medisch goedgekeurd en kon daarom door eedaflegging, op 15 juli 1945 tijdelijk, en drie jaar later permanent, lid worden van de Sociëteit. Op 16 juli 1949 werd hij in de kapel van het semi-narie te Aalbeek door Mgr. Lemmens tot priester gewijd.
Missionaris.
Pater Theo Blom werd benoemd voor de Goudkust-missie. Reeds op 27 september 1949 vertrok hij naar Afrika. Daar ontving hij de benoeming voor het vicariaat van de Beneden Volta en ging de 24ste oktober 1949 naar Dzelukope, waar hij secretaris werd van de engelse bisschop Mgr. Holland. Tevens probeerde hij daar de grondbe¬ginselen van de Ewe taal onder de knie te krijgen. Nadat hij, in maart 1950, jurisdictie gekregen had, werd hij tevens benoemd tot assis¬tent in de parochie van Dzelukope. In november 1950 werd hij vanwege zijn gezondheid, overgeplaatst naar de parochie van Keta en benoemd tot assis-tent van pastoor Harrie Smits.
Het heeft niet mogen baten. Reeds op 19 maart 1951 was Theo terug in Nederland. Ingewandenstoornissen en dysenterie maak¬ten behandeling noodzakelijk. Pater Konings, die op dat moment de administrateur van het bisdom was, insisteerde op een grondig onderzoek te Rotterdam. De dokter in Lomé had reeds tegen Theo gezegd niet meer terug te keren naar de tropen.
Na behandeling te Rotterdam, ging Theo als herstellend patiënt naar zijn familie te Delft. In december 1951 kwam hij naar huize Tafelberg te Oosterbeek, van waaruit hij een jaar assis¬tentie verleende in de buurtparochie te Renkum.
In januari 1953 werd Theo benoemd tot assistentprocurator bij pater Louis Moonen. Hij had hiervoor immers een opleiding gehad en was in het bezit van een praktijkdiploma boekhou¬ding. Theo is voortvarend en consciëntieus aan deze taak begonnen. Hij heeft een nieuw boekhoudsysteem ingevoerd, waardoor de grote kasboeken van de bureaus verdwenen. Hiervoor in de plaats kwam een doorschrijf¬systeem, waardoor de boekhouding over¬zichtelijker en beter controleerbaar werd.
Toch werd na verloop van tijd verandering noodzakelijk want de karakters van de twee mensen op de prokuur waren totaal ver¬schillend. Het zeer nauwgezette en punctuele in planning en uitvoering, soms op het pietepeu¬terige af, accordeerde niet met zijn baas, die een bredere en royalere, doch doortas¬tende¬re aanpak voorstond. Ze begonnen elkaar op de zenuwen te werken.
In augustus 1958 werd Theo benoemd tot directeur van de wijn¬kelder te Cadier en Keer. Drie jaar heeft hij daar gewerkt, hard gewerkt. Het was voor iedereen duidelijk dat Theo, met het beperkte personeel in aantal en capaciteit, dat tot zijn beschikking stond, deze baan niet aan kon. Het werk werd niet behoorlijk verdeeld, zodat Theo zelf het leeuwenaandeel deed, ook het sjouwerswerk buitenshuis. Daar was hij physiek niet toe in staat. Theo was te zwaar op de hand, doch ook te recht¬schapen om alles tot een bevredigende oplossing te brengen. Hij had eigenlijk geen tijd voor een normale vakantie en nam dan nog de problemen mee; hij had geen tijd voor retraite en regelma¬tig breviergebed, maar kwam hierdoor dan weer in gewe¬tens¬nood. Tenslotte drong dit tot het bestuur door. De knoop werd radicaal doorgehakt: het werk in de wijnhandel werd overgedragen aan leken. Het proces van de afstoting van deze activiteit was in gang gezet. Theo werd, met ingang van sep¬tember 1961, benoemd tot gods¬dienst-leraar aan het missie-college te Cadier en Keer. Pro¬vinciaal Florack schreef op 13 juni 1961:
"Met onze oprechte dank voor het minder plezierig werk, verricht tot heropbloei van onze wijnhandel en met onze beste wensen bij het vervullen van uw nieuwe taak".
Tot juni 1967 heeft hij deze taak vervuld. Reeds in november 1966 had hij de functie van assistent in de parochie Cadier en Keer aangenomen. Hij vond een bekrompen onderkomen in de pastorie nabij de kerk.
In 1971 kwam Theo terug naar het missiehuis. Met ingang van 1 november 1971 werd hij benoemd tot onder-overste van het missiehuis. Dit is hij tot 1986 gebleven. Vooral voor de bejaarden was Theo het vaste 'aanspreekpunt', altijd aanwezig, altijd ge¬dienstig, altijd minutieus precies. Elke dag stond hij reeds vijf minuten te vroeg klaar om, steeds op precies dezelfde tijd, de post te gaan halen. Van 1974 tot 1978 hield hij tevens het archief bij. De overleden confraters hadden zijn speciale aandacht en hij probeerde de collectie van bidprent¬jes van de overleden collega's zou volledig mogelijk te krij¬gen.
Gestorven.
Met zijn gezondheid begon het steeds slechter te gaan. Hij had klachten over rheuma en spierpijn. Begin 1986 diende hij zijn ontslag in als onder-overste. Hij wilde zich terugtrekken van alle verantwoordelijkheden, doch zich nog wel verdienstelijk blijven maken voor de bewoners, voor zover zijn gezondheid dat toe¬liet. Van het bestuur ontving hij een schrijven van dank "voor je stiptheid, toewijding, inzet en beschikbaarheid, niet alleen tijdens je periode als onder-overste, doch tijdens zovele jaren in diverse activi¬tei-ten".
Hoewel nog geen 65 jaar, werd Theo, op verzoek, in mei 1985 geïndi¬ceerd voor opname in het kloosterbejaardenoord. Zijn physieke toestand ging steeds meer achteruit. Het was pijnlijk voor hem te moeten constateren, dat na zijn terugtreding, alles in het missiehuis toch gewoon doorging.
Na herhaald aandringen op de 'volle' waarheid bij de behande¬lende genees¬heren, kreeg Theo op 12 november 1987 te horen, dat hij aan een onge¬neeslijke kwaal leed: er was longkanker geconstateerd.
Op pinksterdag, 22 mei 1988, maakte hij zijn laatste privé wilsbeschik¬king en tevens de tekst van zijn eigen gedachtenis¬prentje. Zijn toestand werd steeds zorgwekkender, zijn beende¬ren werden brozer en de mogelijkheid voor adequate verzorging in het missiehuis steeds problematischer.
Het toenmalige bestuur en de staf zagen opname in een ver¬pleegin¬richting als enig redelijk alternatief, ofschoon Theo zelf veel liever in het missiehuis was gebleven.
Op 7 juni werd hij opgenomen in verpleeghuis 'De Zeven Bron¬nen' te Amby. Daar is hij op 28 juni 1988 overleden, bijna 67 jaar oud.
Op 2 juli 1988 vond in de kapel van het missiehuis te Cadier en Keer voor zijn zielerust een plechtige Eucharistieviering plaats. Hierna is hij begraven bij zijn confraters op het nabijgelegen missionarissenkerkhof.
Bronnen:
- Archief nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- A. Rijpkema in 'Onze Krant' nr. 77, sept. 1988.
Recherchez .../ Search...