Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 28 décembre 1901 à Moergestel dans le diocèse de 's-Hertogenbosch, Hollande membre de la SMA le 30 juillet 1922 prêtre le 19 mars 1926 décédé le 28 août 1980 |
1926-1936 missionnaire en Basse Volta décédé à Arnhem, Hollande, le 28 août 1980, |
Pater Frans HERTSIG (1901 - 1980)
Afkomst.
Franciscus Joseph Hertsig, zoon van Jan Hertsig (+ 1915) en Wilhelmina Martina Claessen (+ 1922), werd geboren te Moerge¬stel op 28 december 1901. Op jonge leeftijd verloor hij zijn ouders. Zijn broer te Moergestel overleed in 1936. Frans had sindsdien zijn 'thuis' vooral bij zijn broer Piet, die hoofd van de school was in De Rips bij Oploo.
Opleiding.
Na de lagere school te Moergestel, ging Frans in 1914 naar het missie-college te Cadier en Keer. Zijn noviciaat, gecombineerd met de studie van de philosophie, deed hij te Chanly in België van 1920 tot 1922. Op 30 juli 1922 legde hij te Chanly zijn eed af, waardoor hij lid werd van de Sociëteit. Daarna ging hij naar Lyon voor de studie van de theologie. Na de studie van één jaar theologie begon de nieuwe nederlandse S.M.A.-provin¬cie met haar eigen opleiding te Bemelen. In de parochie¬kerk van deze plaats werden Frans Hert¬sig en zijn klasgenoten op vrijdag 19 maart 1926 door Mgr. Cessou S.M.A., apostolisch vicaris van Lomé, Togo, tot pries¬ter gewijd. Hierna volgde zijn eerste plechtige H. Mis in De Rips op 4 april en te Moer¬ge¬stel op 11 april 1926.
Voor wijdingen werd zoveel mogelijk ge¬bruik gemaakt van eigen S.M.A.-missiebis-schoppen op vakantie (of met emeri¬taat). Waren deze niet beschikbaar, dan werd een verzoek gericht aan de plaatse¬lijke ordina¬rius of aan een (missie)bis¬schop van een andere orde of congrega¬tie om de wijdingen te komen verrich¬ten. Soms geschiedden de wijdin¬gen, dikwijls meerdere gecom¬bi¬neerd, in de eigen kapel, soms ook vonden ze plaats in de semina¬riekapel van het bisdom of van een of andere congrega¬tie. We geven hier een over-zicht van de wijdin¬gen van pater Hertsig als voorbeeld van vele identie¬ke situaties:
Tonsuur 29.10.1922 SMA Lyon Card. Maurin (Lyon)
Lagere wijd. 6.01.1924 SMA Cadier Mgr.Buckx scj (Fin¬l.)
30.09.1924 CssR Wittem Mgr.Schrijnen (Roerm.)
Subd. 28.06.1925 par. Bemelen Mgr.Herman sma (Keta)
Diaken 4.10.1925 SMA Bemelen Mgr.Herman sma (Keta)
Priester 19.03.1926 par. Bemelen Mgr.Cessou sma (Lomé)
Ook wijbisschoppen van Aken en Keulen hebben aan S.M.A.-kandi¬daten wijdingen toegediend.
Missionaris.
Pater Frans Hertsig werd benoemd voor het vicariaat van de Beneden Volta. Hij vertrok op 22 oktober 1926 en werd, na aankomst, benoemd voor de missie van Hohoe, toentertijd Bla genoemd. Wim van Lieshout was daar overste. Frans is hier niet lang geweest. Wegens oorontsteking en steeds erger wor¬dende doof¬heid, keerde hij reeds in juni 1927 terug naar Neder¬land voor medische behandeling.
In mei 1928 keerde pater Hertsig terug naar Hohoe. Hij was op trek in het Fodome district, toen hij, door een boodschap van Mgr. Herman, uit de buitenstaties werd teruggeroepen naar Hohoe. Frans werd benoemd om in het hoge noorden van het vicari¬aat een missie¬post te openen te Kete Krachi. De bisschop zou hem zelf naar Krachi brengen. Ook de eerste inlandse priester, Fr. O'Dogli vergezelde hen. Ze vertrokken vanuit Bla (Hohoe) op 23 decem¬ber 1928 en via Tapa, Apasu, Otisu en Dentemansu kwamen ze de 30ste december 1928 te Kete Krachi aan. Frans was hier echt een pionier: een jaar lang heeft hij daar alleen, ver van collega-missionarissen verwijderd, ge¬woond en gewerkt als eerste reside-rend priester in een plaats met slechts enkele katho¬lieke inwoners en met nauwelijks enige faciliteiten en voorzienigen, maar wel met een onmete¬lijk achterland. Alles moest nog opgebouwd worden.
Ruim een jaar later kwam Mgr. Herman opnieuw om hem een assis¬tent te brengen in de persoon van pater Piet Fischer. De bisschop had toen in gedachte, dat na een inwerkperiode, pater Hertsig verderop zou trekken, richting Yendi, om daar nog een statie te openen. Doch zoals zo dikwijls in Afrika, liep het ook hier anders dan gepland. In juni 1930 werd Frans Hertsig overgeplaatst naar zijn oude statie Hohoe. Visitator Bernard van Leeuwen was van Kpandu gekomen om hem dat mee te delen. Piet Fischer zou aan het eind van het jaar een nieuwe assis¬tent krijgen. Frans Hertsig ging terug naar Hohoe, van daaruit tevens belast met zijn oude district van Likpe Mate. In april 1932 nam hij over van Jacques Geurts als overste van Hohoe. Daarna ging hij, in mei 1933, op vakantie naar Nederland tot maart 1934, bootreizen inbegrepen.
Na zijn terugkeer ging Frans eerst naar Kpandu, waar père Erhart op vakantie ging. Visitator Bernard van Leeuwen nam wel over als overste doch had moeite met het preken in het engels. In juni 1934 kon pater Hertsig teruggaan naar zijn oude dis¬trict van Likpe Mate, dat hij voorheen ook reeds vanuit Hohoe bediend had. Daar heeft hij gewerkt tot eind 1935. Hij kreeg een zware aanval van malaria en moest daarom naar Europa terugkeren. Op 20 februari 1936 was hij terug in Neder¬land, definitief!
Herstellend bij zijn broer in de Rips, kreeg hij van provinci¬aal Mouren een schrijven in oktober 1936, dat hij, tenmin¬ste voorlopig, af moest zien van terugkeer naar de Beneden Volta.
"De voornaamste reden, door Monseigneur aangegeven, is uw hardhorigheid, die u niet toelaat op passende en veilige wijze biecht te horen. Daarbij komt nog uw algemene gezondheid, die telkens spoedig na uw terugkeer uit Europa weer is ingezonken, hetgeen Monseigneur en zijn Raad doet vrezen dat dit wederom het geval zou zijn, temeer daar de leveraandoening, waaraan u geleden heeft, vrij ernstig is geweest en leverziekten een grote neiging hebben om te recidiveren onder een tropisch klimaat."
Er was nog een derde reden, misschien zelfs de belangrijkste: het verblijf in de tropen had niet slechts invloed gehad op de gezondheid van pater Hertsig, maar ook op zijn gemoed en humeur. Het werd steeds lastiger met Frans samen te werken en ook de communicatie met de mensen liet veel te wensen over en werkte nadelig voor de missie. De visitator Theo Sloots liet de provinciaal weten dat de bisschop en zijn raad op 20 okto¬ber besloten hadden, dat Frans voorlopig beter thuis kon blijven. Frans, die zijn vader reeds als eerstejaars student te Cadier en Keer moest missen en zijn moeder enkele jaren later, in 1922, tijdens zijn seminarietijd, verloor nu, in 1936 zijn broer te Moergestel. Deze overleed, vrouw en kinde¬ren achterla¬tend.
Frans ging, na deze droevige gebeurtenissen, eerst voor een ge¬zondheidskuur naar Vichy in Frank¬rijk. Daarna kon hij zich voor verdere rust melden te Bemelen. Op 24 augustus 1937, na de provinciale vergadering, werd hij benoemd tot surveillant in het missiehuis te Cadier en Keer. Daarbij was hij tevens rector van de zusters in Blankenberg. Van september 1946 tot 22 mei 1950 was hij assistent te Vor¬stenbosch. Hierna verleen¬de hij assistenties te Zeddam, Moer¬gestel en Aalst. In juli 1954 kwam hij naar Oosterbeek, van waaruit hij nog enkele jaren assistentie verleende te Door¬werth.
Wie goed naar zijn foto kijkt, vooral in jongere jaren toen zijn grijze baard en haren nog zwart waren, zal begrijpen waarom ze hem "het joodje" noemden, een aanduiding die hijzelf ook wel eens gebruikte. Een andere betekenis van het woord was hem ook niet vreemd. Ofschoon hijzelf niets nodig had en in grote eenvoud en zuinigheid leefde, kon hij zich druk maken over financieel bezit en het beheer ervan. Doch niet enkel uit hebberigheid of gierigheid. Toen de afwas in 'Huize Tafelberg' te Oosterbeek nog ouderwets handwerk was, gaf hij opdracht om, voor zijn rekening en zonder publiciteit, een vaatwasmachine te kopen.
Zijn doofheid werd een steeds grotere handicap en isoleerde hem meer en meer van de samenleving: normale communica¬tie werd steeds moeilijker. Frans heeft geen gemakkelijk leven gehad, doch maakte het anderen ook niet altijd gemakkelijk. Zijn heftig karak¬ter, scherpe tong en eigen manier van optreden waren voor anderen soms ludiek, doch dikwijls ook kwetsend. Hij ontwikkelde een geheel eigen stijl en levenspa¬troon, zoals hij trouwens zijn hele leven al min of meer gedaan had. Hij moest zijn assisten¬ties opgeven, waardoor zijn leven nog egocentrischer werd. Ook zijn bewegingsvrijheid werd beperkt. Hij moest, tenslotte, een heupope¬ratie ondergaan, doch de beperkingen bleven.
Gestorven.
Vanuit zijn klein en eenvoudig kamertje in Huize Tafelberg had hij zijn eigen leven een plaats gegeven in het geheel van het communiteitsgebeuren. Ook bleef hij contact onderhouden met zijn familie. Maar physiek ging hij achteruit. Op 28 augustus 1980 moest hij 's middags plotseling opgenomen worden in het St. Elisabeth Gasthuis te Arnhem wegens ademhalingsmoeilijk¬heden. Ze hebben hem de ziekenzalving toegediend en ijlings de familie gewaar¬schuwd. Diezelfde avond is hij rond 9 p.m. overleden, 78 jaar oud. Hij was voorbe¬reid en had zelf reeds de tekst voor zijn gedachte¬nisprentje samen¬gesteld.
Na een H. Eucharistieviering voor de overledene in de kapel van De Tafelberg te Oosterbeek op maandag 1 september om 17.45 uur, vond de plechtige uitvaartdienst plaats in de kapel van het missiehuis te Cadier en Keer op dinsdag 2 september 1980 om 14.00 uur. Zijn kamerbuur te Oosterbeek, Jacques Visser, ging voor in de concelebratie. Daarna is hij begraven bij zijn confraters op het kerk¬hof van het missiehuis. Provinciaal Bles verrichtte de absoute.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- 'Onze Krant' nr. 45, september 1980.
Recherchez .../ Search...