Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 19 avril 1905 à Neerpelt dans le diocèse de Luik, Belgique membre de la SMA le 29 juillet 1925 prêtre le 16 mars 1929 décédé le 22 septembre 1990 |
1929-1952 missionnaire en Gold Coast décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 22 septembre 1990, |
Pater Huub LEHAEN (1905 - 1990)
Afkomst.
Hubertus Franciscus Antonius Lehaen, zoon van Hubert Lehaen en Maria Knapen, werd geboren te Neerpelt, België, op 19 april 1905. Hubert was de oudste uit een gezin van elf kinderen, waar¬van 3 meisjes en acht jongens. Na hem zijn zijn broers Frans en Jozef eveneens priester gewijd. Zij hebben gekozen voor de Congregatie van de Salesianen van Don Bosco. Zijn broer Frans was van 1959 tot 1976 bisschop van Sakania in het aartsbisdom Lumumbashi, Zaïre.
Opleiding.
Hubert volgde de lagere school in Neerpelt en Nederweert. Van daaruit kwam hij in 1917, toen België nog in oorlog was, naar het missie-college te Cadier en Keer, waar in die jaren geen nieuwe studenten uit de Elzas toegelaten konden worden vanwege de oorlog. Hubert maakte zijn middelbare studies van 1917 tot 1923. Hij ging toen terug naar België, om in Chanly philosop¬hie te gaan studeren. Door eedafleging werd hij op 29 juli 1925 lid van de S.M.A. Met zijn klasgenoten kwam hij in 1925 naar Bemelen, waar de Sociëteit onlangs een huis van franse zusters overgenomen had. Hier zou de theologische opleiding van de studenten van de recent opgerichte nederlandse provin¬cie van de Sociëteit plaats vin¬den.
Op 16 maart 1929 werden Hubert Lehaen en zijn klasgenoten in de kapel van het bisschoppelijk seminarie te Roermond door Mgr. Schrijnen tot priester gewijd. Op 2 april deed hij te Neerpelt zijn eerste plechtige H. Mis.
Missionaris.
Pater Hubert Lehaen werd benoemd voor de missie van de Goud¬kust. Hij vertrok op 14 oktober 1929 en kreeg na aankomst, evenals pater Dodebier het jaar ervoor, de benoeming als tweede assistent te Saltpond bij de elzasser paters Acker en Koch. Na de gebruikelijke periode van inwerking en het leren van de taal, werd Huub, zoals hij gewoonlijk door zijn neder¬landse collega's werd genoemd, belast met het district van Akim Swedru. In 1934 werd hij benoemd tot waarnemend overste van Dunkwa om daarna, in 1935 zelf op vakantie te gaan naar europa.
Na terugkeer van vakantie, in 1936, ging hij eerst naar Kofo¬ridua, om daar overste Sjeng Lemmens, op vakantie naar Neder¬land, te vervan¬gen. Hierna werd hij, in juli 1937, benoemd voor zijn vroegere district van Akim Swedru, wat in 1933 van Saltpond was afgescheiden. Akim Swedru was nu een zelfstandige missiestatie, waar de zusters catechisten van het H. Hart (Menton) een kliniek geopend hadden en waar Pater Pot nu de overste was. Hij kende het district met de buitenstaties, die hij reeds vanuit Saltpond bezocht. Opnieuw nam hij in 1939, toen pater Pot op vakantie ging, tijdelijk over als waarne¬mend overste van Akim Swedru.
Na de terugkeer van pater Pot heeft Huub nog bijna anderhalf jaar de buitenstaties van Akim Swedru gedaan. Toen werd hij, in september 1941, overgeplaatst naar Asankrangwa, waar pater Alfons Tillie overste was, doch ernstig ziek. Voor behandeling vertrok hij naar de kust. Het heeft niet mogen baten; hij stierf op 13 december 1941 in het ziekenhuis in Accra.
In januari 1942 werd Huub benoemd tot overste van Asankrangwa. Zijn assistent, André Stoffels, werd verplaatst en vervangen door Toon van Hout, die van het seminarie te Amisano kwam en nog geen practische pastorale missie-ervaring had.
Het waren moeilijke tijden in het binnenland en de oor¬logssi¬tuatie had op allerlei wijze invloed en gevolgen. Er kwamen nauwelijks nieuwe missionarissen uit Europa, doch door ziekte en overlijden kwamen wel opengevallen posten, waardoor reorga¬nisatie noodzakelijk werd. In juli 1944 werd de reeds zieke¬lijke pastoor Jan Vaes van Prestea naar het seminarie te Amisano geroepen. De Asankrangwa missiepost werd tijdelijk gesloten en de paters Huub Lehaen en Toon van Hout overge¬plaatst naar Prestea, een mijnstadje, waar de missie ook kon profiteren van de voorzieningen, die hier voor het hogere (britse) personeel van de mijn, beschikbaar waren. Vanuit Prestea werden nu ook Asankrangwa en haar buitenstaties be¬diend. Na bijna elf jaar ging pater Huub Lehaen eind 1946 voor de tweede keer op vakantie naar Neerpelt. Na terugkeer in de missie ging Huub terug naar zijn oude statie in Prestea. Toon van Hout, die tijdens de vakantie overgenomen had, werd naar Cape Coast geroepen voor een andere functie, en Huub kreeg de pasgewijden afrikaanse priester Fr. Couston als assistent. Ruim twee jaar is deze bij hem geweest en werd toen overge¬plaatst. Omdat Asankrangwa intussen weer geopend was, kwam er geen nieuwe assistent en zat pater Lehaen de laatste paar jaar alleen op de missie van Prestea.
In februari 1947 werd pater Lehaen door het S.M.A.-bestuur naar Europa teruggeroepen. De Sociëteit had een missiegebied aangenomen in het missiebied Kikwit in Zaire. De franse pro¬vincie had ook enkele belgische, vooral franssprekende, leden en binnen Sociëteitsver¬band werd reeds gedroomd van een eigen belgische provincie. Daarom werd Huub Lehaen, belg van natio¬naliteit, benoemd tot coördinator van de S.M.A. belangen ('promotion work') in België, waar de franse provincie reeds een prokuur had in Brussel. Gewetensvol en getrouw begon hij aan zijn taak, doch was hiervoor misschien ook niet de meest ge¬schikte type. Bovendien begon ook de tijdgeest in een snel tempo te veranderen. Het oprichten van een belgische afdeling van de Sociëteit is er niet van gekomen.
In 1964 werd Huub in Leuven belast met de leiding van een "Hostel for foreign students at the University". Ook enkele nederlandse S.M.A.-leden, die in Leuven studeerden, woonden
tijdens hun studie bij hem in Leuven. Na overleg met provinci¬aal Bles, besloot het frans S.M.A.-be¬stuur, ver¬antwoorde¬lijk voor de S.M.A. in België, in 1975, om het huis in Leuven te verkopen. Na het nodig overleg over alternatieve mogelijkhe¬den, kwam Huub Lehaen in februari 1976 naar het missiehuis te Cadier en Keer, om daar zijn oude dag door te brengen.
In 1979 vierde hij daar zijn gouden priesterjubileum. Vijf Lehaens stonden aan het altaar: met de jubilaris celebreerden zijn twee heerboers, een neef en een oomzegger. Zijn broer Frans, emeritus-bisschop van Sakania, Zaïre, hield de preek.
In 1980 vierde de kerk in Ghana haar 100-jarig bestaan. Ook in het bisdom Accra werd dit eeuwfeest groots gevierd en het S.M.A.-bestuur ¬werd uitgenodigd om op kosten van het bisdom één van de pionier-S.M.A.-missiona¬rissen te sturen om bij de officiële viering aanwezig te zijn. De meesten van nog in leven zijnde oud-Accra-missionarissen, zoals Geurts, Derickx, Pot, voelden zich te oud en/of zwak om daaraan gehoor te geven. Huub Lehaen wilde wel gaan. Dit bezoek werd inderdaad een succes: Huub was een rustig type. Hij was geen man van veel woorden, doch werd door de Afrikanen gewaardeerd en gerespecteerd: "he was kind and approachable". Je kon hem gemakkelijk benaderen! Van de andere kant kwam hijzelf laaiend enthousiast terug. Wat een geweldige indruk op hem gemaakt heeft, en waarover hij nauwelijks uitgepraat raakte, was de officiële pontificale viering in Accra: 9 bisschoppen, alleen Ghanezen en ook de meerderheid van priesters en religieuzen waren zwart! De blanken waren verreweg in de minderheid. Op dat moment had Ghana buiten de 9 bisschoppen 204 inheemse priesters, 226 zusters en 22 broeders. Bij zijn aankomst in 1929 waren er 4 bisschoppen, allen blank. De eerste twee inlandse priesters in zijn bisdom zijn pas in 1935 gewijd.
In de communiteit te Cadier en Keer was Huub Lehaen een pret¬tige aanwinst: een rustig en tevreden mens, die weinig uit zichzelf sprak, maar die, wanneer men zich tot hem richtte, zich geheel gaf met vriendelijkheid en een tikje heel eigen humor. De laatste jaren reisde hij nauwelijks en verbleef vooral op zijn kamer, maar bleef geïnformeerd over familie en Sociëteit. Meerdere jaren ging hij voor het eten, in toer¬beurt met Kennis en Knops, een borreltje nemen voor het eten en deelden zij hun visies over verleden en heden.
Overleden.
Met zijn gezondheid ging het echter steeds slechter. Meerdere keren vanaf 1986 moest hij naar het ziekenhuis te Maastricht voor vaaton¬derzoek. Zijn bloedcirculatie, vooral in het rech¬terbeen, was niet in orde. Ook leed hij aan suikerziekte. Op 7 augustus 1990 werd hij opnieuw opgenomen in het ziekenhuis want zijn suikerspiegel was weer totaal in de war. Toen werd ook een kwaadaardig gezwel in de darmen ontdekt. Huub wilde niet geopereerd worden en ging de 25ste augustus terug naar het missiehuis. Met de nuchterheid, hem eigen, zei hij:
"Ik heb een mooi leven gehad en ze kunnen deze oude darmen toch niet weer jong maken".
Op 30 augustus heeft Wiel van Eijk hem op zijn kamer, in het bijzijn van enkele collega's, de ziekenzalving toegediend.
Op 22 septem¬ber 1990 is hij in de late avond om 22.20 uur gestorven in het bijzijn van pater Wim Reckmann en de bejaar¬denverzorgster Martha Prevoo. Hij werd 85 jaar oud.
Op 27 september ging Wiel van Eijk, in concelebratie, voor in de plechtige eucharistieviering ten afscheid. Er was pontifi¬cale assistentie van zijn broer Frans, em. bisschop van Saka¬nia. Zijn oud-kapelaan te Prestea, Toon van Hout, verrichtte de absoute.
Bronnen:
- Archief nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- KDC: missieverhalen, deel II Afrika
Recherchez .../ Search...