Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
Le Père Theo PRINCÉE né le 2 novembre 1910 à Helmond dans le diocèse de 's-Hertogenbosch, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1935 prêtre le 28 mars 1943 décédé le 31 décembre 1981 |
1943-1945 Bemelen, soins médicaux décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 31 décembre 1981 |
Pater Theo PRINCEE (1910 - 1981)
Afkomst.
Theodorus Josephus Johannes Princée, zoon van Theodorus Josep¬hus Johannes Pr¬incée en Maria Petronella Smits, werd geboren te Helmond op 2 november 1910. Theo, genoemd naar zijn vader, had twee broers en vier zusters, terwijl 2 broertjes (een tweeling) en een zusje reeds gestorven waren in resp. 1913, 1914 en 1919. Vader was slager. Zijn één jaar oudere broer Gerard, die jarenlang les heeft gegeven aan de tekenacademie te Tilburg, was een verdienstelijke Helmondse kunstenaar, die expositie heeft gehouden van zijn gouaches en tekeningen. Hij was een fervent paardenliefhebber, hetgeen tot uiting kwam in zijn werken.
Opleiding.
Na de lagere school, te Kerkdriel van 1915-21 en Helmond (Lambertus) van 1921-23, moest Theo aan het werk om mee in het levensonderhoud van het gezin te voorzien. Hij bezocht de handelsavondschool. Hij was bijna 17 jaar, toen hij zijn pries¬ter-missionarisopleiding begon in huize Nieuw Herlaer te St. Michielsgestel. Voor de familie was dit een behoorlijke financiële opoffering, omdat vader ook al geruime tijd werke¬loos was: "Theo verdient nu al een tamelijk mooi weekgeld".
Theo begon zijn studie in september 1927 en ging in 1929 door naar het missiehuis te Cadier en Keer. In 1933 begon hij zijn philosophie te Bemelen en sloot deze studie, tevens noviciaat, af met de eedaflegging aldaar op 15 juli 1935. Daarna ging hij naar Hastings in Engeland voor zijn studie van de theolo¬gie en hernieuwde daar voor de 1ste maal zijn eed in juli 1936. Sinds enige tijd voelde Theo zich niet goed: moe, slape¬rig, hoesten, slechte eetlust. Medestudent, tevens arts, Dr. Koen Evers heeft, in overleg met overste Monkel, hem een briefje meegege¬ven voor een nader onderzoek, tijdens de vakan¬tie, op een con-sultatiebureau. Daar werd tuberculose geconsta¬teerd. Een jaar lang, tot 30 augustus 1937 heeft hij ziek thuis gelegen en daar ook, in juli 1937, zijn eed hernieuwd. Toen is hij opge-nomen in het sanatorium te Son. Daar heeft hij, op 15 juli 1938, ten overstaan van provinciaal ten Have zijn eeuwige eed afgelegd. Op 12 januari 1940 werd hij uit het sanatorium te Son ontslagen.
Intussen was de theologieopleiding verhuisd van Hastings naar Aalbeek. Daar hervatte Theo zijn studie, te beginnen in het tweede jaar theologie, op 19 januari 1940. Met moeite naderde hij het eind van zijn opleiding. De inspanningen van de laat¬ste tijd bleken voor hem toch te veel te zijn geweest. Theo moest opnieuw gaan rusten. Hij werd hier¬voor naar het nabij gelegen missiehuis te Bemelen gestuurd. Op 13 maart kreeg hij van de arts van het consulta¬tiebureau van het Lim¬burgse Groene Kruis te Maastricht te horen:
"Ik heb geen bezwaar als u de normale dagindeling volgt van de gehelen dag ligstoelrust met 2 x ½ uur wandelen. Daarbuiten heb ik geen bezwaar dat u elke morgen de H. Mis leest en de noodzakelijk voorbereidingen voor uw priesterwijding mee maakt. Ook tegen een plechtige H. Mis met Pasen heb ik geen bezwaar. Over 6 weken gaarne heron¬derzoek."
Met zijn klas werd hij in de parochiekerk te Hulsberg op 28 maart 1943 door Mgr. Lemmens priester gewijd. Op zondag 25 april, 1ste Paasdag, deed hij in Hel¬mond zijn eerste plechtige H. Mis.
Missionaris.
Daarna moest pater Theo Princée voorlopig in Bemelen blijven om daar de voorge-schreven rustkuur te ondergaan en ook nog de laatste theologieexam¬ens af te leg¬gen. Twee jaar verbleef hij te Bemelen. Toen kreeg hij, met ingang van 1 september 1945, zijn eerste benoeming als leraar neder¬lands aan het kleinsemi¬narie Nieuw Herlaer te St. Michielsge¬stel. Na twee jaar open¬baarde de ziekte zich opnieuw. Overste Jan Sevriens zat er voortvarend achteraan dat Theo zo snel mogelijk in een sana¬torium opgenomen zou worden. Hij zocht contact met de sanato¬riums van 'Dekkerswald' bij Nijmegen en 'de Klokkenberg', toen nog te Tilburg.
"Indien hij hier in huis blijft en er zou zich een geval voor doen bij één of ander student (wat misschien wel eens normaal zou kunnen voorkomen), dan wordt toch de schuld geschoven op ons: een patiënt met T.B. in huis te laten".
Theo werd in oktober 1947 opgenomen in 'de Klokkenberg'. Begin juni 1948 informeerde hij de provinciaal, dat hij op 16 juni geopereerd zou worden:
"Mag ik bij deze gelegenheid om een extra gebed verzoe¬ken? Als de Heer van hierboven niet helpt, dan werkt de dokter vergeefs".
In september 1949 werd Theo uit het sanatorium ontslagen. Hij kreeg van het bestuur 'vrij-af' tot het eind van het jaar.
In januari 1950 werd hij door de provinciaal benoemd tot geestelijke leider van de studenten te St. Michielsgestel. In mei 1954 werd hij benoemd voor de studenten te Lilbosch bij Echt, en ging daarna met hen naar het herrezen missiehuis te Cadier en Keer. Hier bleef hij geestelijke leider voor de studenten tot 1958 en daarna voor de aspirant-broeders. Bij gebrek aan kandidaten kwam ook spoedig een einde aan deze functie van Theo. Officieel ging hij op rust, doch bleef assistentie verlenen aan de zusters van Carolus Borromeus te Rijckholt en hield zich verder wat bezig met de afwikkeling van de studenten-postzegel-actie.
Chronologisch is dit leven in te delen en via data te determi¬neren, doch de grote stempel, die ziekte op het leven van pater Princée gedrukt heeft, valt moeilijk te omschrijven en de zingeving hieraan door studie, gebed en meditatie, nog moeilijker te bevatten voor velen. Zijn overtuiging en diep-religieuze mentaliteit worden verwoord in zijn artikel over het beschouwend gebed in het Tijdschrift voor Geestelijk Leven..
Gestorven.
In 1981 begon hij steeds vaker te klagen over zijn maag. Hij kreeg een speciaal dieet. Niettegenstaande dit, maakte hij op 30 december 'tijdens de koffie' nog zijn beklag bij de overste over het eten, dat zijn maag niet verdragen kon. De volgende dag zou hij naar het ziekenhuis gaan voor maagfo¬to's.
Op donderdag 31 december 1981 was hij 's morgens om 8 uur hiervoor klaar, doch hij voelde zich moe en ellendig. Jan van Frankenhuijsen stelde voor, om maar thuis te blijven. Theo, echter, insisteerde om toch maar te gaan. In de lift van de 2de verdieping naar beneden, zakte hij in elkaar. Bene¬den gekomen, kon Jan hem uit de lift trekken en nog gauw het H. Oliesel toedienen. Vol¬gens verklaring van overlijden is pater Theo Princée gestorven om 8.10 uur op 71 jarige leeftijd.
De geroepen huisarts kon geen doodsoorzaak vaststellen en liet het lichaam overbrengen naar het ziekenhuis voor onderzoek. Resultaat: 3 maagzweren, waarvan één acuut, en zware galont¬steking. Het hart scheen goed geweest te zijn, evenals de halve long, waarmee hij jarenlang geleefd had. De doodsoorzaak was een aderbeklemming in de hersenen.
De dood van Theo was tevens het laatste sterfgeval in de gemeente Cadier en Keer. Te middernacht werd de gemeente opgeheven en ingelijfd bij de gemeente Margraten. Op verzoek, heeft de gemeente Cadier en Keer, als één van haar laatste daden, instemmend beschikt over:
"het verzoek om uitstel van begraven tot een tijdstip later dan de vijfde dag na overlijden en wel op de zesde dag 6.01.1982.
Redenen van het verzoek: i.v.m. postbestelling jaarwisse¬ling".
Op 6 januari 1982 werd de uitvaartdienst gehouden in de kapel van het missiehuis. Veel paters, meer dan verwacht, waren gekomen om Theo de laatste eer te bewijzen. Zijn klasgenoten gingen voor in concelebratie. Pater Jacobi verrichtte de absoute en ging voor bij de begrafenis. Het was zeer koud op het kerkhof.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- Th. Princée: 'het beschouwend gebed' in Tijdschrift voor Geestelijk Leven, 1974, pg. 258 - 272.
- Helmonds Dagblad 8 oktober 1977.
- 'Onze Krant' nr. 51, maart 1982.
Recherchez .../ Search...