Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 19 juin 1899 à Zwolle dans le diocèse d'Utrecht, Hollande membre de la SMA le 29 juillet 1923 prêtre le 2 avril 1927 décédé le 11 janvier 1982 |
1927-1959 missionnaire en Côte de l’Or Axim, Eikwe, Half-Assini décédé à Arnhem, Hollande, le 11 janvier 1982, |
Pater Gradus POT (1899 - 1982)
Afkomst.
Gerardus Antonius Pot, zoon van Antonius Pot en Hermina Nij¬boer (+ 1950), werd geboren te Zwolle op 19 juni 1899. Gradus, zoals hij thuis genoemd werd, had meerdere broers en zusters. Bij zijn definitieve terugkeer uit Afrika woonden nog drie van hen, Marie, Grada en Jan, ongetrouwd samen te Zwolle. Zijn getrouwde broer Anton te Wijthmen is ruim een jaar voor hem op 78-jarige leeftijd gestorven. Ook zijn broer Albert uit Dalf¬sen was toen reeds overleden.
Opleiding.
Op 16-jarige leeftijd begon Gradus, in 1915, zijn studies in het missiehuis te Cadier en Keer. In 1921 ging hij naar Chanly in België voor de studie van de philosophie. Op 29 juli 1923 werd hij daar door eedaflegging lid van de Sociëteit. De staf noteerde:
"Observations: intelligence moyenne; bon jugement; série¬ux; bon caractère; un peu porté à l'inquiétude; il lais¬serait facilement mettre en avant par bonté du coeur; peut-être un peu naïve".
Hij behoorde tot de eerste groep, die de studie van de theolo¬gie begon te Bemelen in 1923 en van daaruit, op 2 april 1927, in de kapel van het bisschoppelijk grootseminarie te Roermond priester gewijd werd door Mgr. Schrijnen.
Missionaris.
Op 28 september van datzelfde jaar vertrok pater Pot, met 4 collega-missionarissen, naar de Goudkustmissie. Na een zeereis van 36 dagen kwamen ze aan te Sekondi, op 5 november 1927.
Pater Pot werd benoemd tot assistent van de Axim-missie bij overste A.J.J. Schoonen, die ook reeds zijn overste was ge¬weest in het seminarie te Bemelen. Deze twee waren personen met geheel verschillende - bijna tegenovergestelde - karak¬ters.
Een goed jaar later kon pater Pot Axim verlaten. Op 28 oktober 1928 werd de kerk te Eikwe ingezegend en op 22 december 1928 werd pater Pot benoemd als eerste overste van deze nieuw geopende missiepost. De bouw van de kerk was ruwweg klaar, doch de huisvesting van de priester was nog uiterst povertjes. Pater Pot had echter geen pretenties en geen grote behoeften. Dit is zijn hele leven lang zo gebleven.
Hij ging aan het werk. Er werd een kliniekje gebouwd en een huisje voor de zusters-kate-chisten van het H. Hart (van Men¬ton). Dit werd hun eerste vestiging in Afrika. Mgr. Hauger bracht hen, in decem¬ber 1931, persoonlijk naar Eikwe en bleef er tevens een maand om hen te helpen bij het installeren. In samenwerking met deze zusters heeft pater Pot zich ingezet voor de kansarme bulu- en emu kinderen (bulu = tiende kind; emu = kind, verwekt vóór 3de men¬strua¬tie na een bevalling), die volgens traditie niet gewenst waren in een familie.
In november 1932 werd pater Pot benoemd tot assistent te Half Assi¬ni. In 1933 ging hij voor de eerste keer op vakantie naar Nederland en werd, bij terugkeer in maart 1934, benoemd tot overste van Half Assini. In december van dat jaar werd hij, ter overbrugging, voor enkele maanden naar Asankrangwa ge¬stuurd. Eind januari 1935 volgde zijn benoeming voor de missie van Akim Swedru. Deze missie was, bijna twee jaar daarvoor, afgeschei¬den van de Saltpond-missie en door Harrie van de Ven geopend als een hoofdstatie. Tot 15 april 1948 is pater Pot overste geweest van deze missie. Toen is Akim Swedru, met het uitgestrekt bijhorend district, overgegaan naar het Accra bisdom van de Missionarissen van het Goddelijk Woord. Pater Theo van Eind¬thoven s.v.d. nam op 15 april 1948 over van pater Pot.
Ook in Akim Swedru ontmoette pater Pot zusters van dezelfde (Men¬ton) Congregatie als die te Eikwe. Om een bijdrage te leveren aan het openbaar vervoer, schafte hij zich een lorrie aan, waarmee zaken voor de missie aangevoerd of vervoerd konden worden. Daarnaast kon zijn chauffeur de wagen inzetten voor het vervoer van mensen. In januari 1939 werd op grootse wijze gevierd hoe in een uithoek van de Akim Swedru missie in 1913 vanuit Kumasi de missiepost van Ntronang werd geopend. Mgr. Porter en priesters vanuit Cape Coast, Assin Foso, Salt¬pond en Winneba gingen naar deze verafgelegen buitensta¬tie om, met overste Pot en de verantwoordelijke buiten¬statie¬pa¬ter Huub Lehaen, dit zilveren jubileum van Ntronang groots te vieren.
Datzelfde jaar nog ging pater Pot op vakantie naar Neder¬land. In april 1940, juist voordat Nederland in de wereld¬oor¬log verwikkeld raakte, was hij terug in Afrika. Na opnieuw vijf jaar werken, waarin hij niet schuwde zelfde buitenstaties te bezoe¬ken, was het eigenlijk weer tijd om op vakantie te gaan. De oorlog was toen net geëindigd, doch vanwege transportge¬brek, was er geen kijk op wanneer weer missionarissen op vakantie konden gaan. Wel wist hij, dat hij één van de laat¬sten zou zijn, omdat hij ook als één van de laatsten juist vóór de oorlog het land was binnengekomen. Dus besloot hij van de moge¬lijkheid gebruik te maken om vakantie te gaan houden in Zuid-Afrika.
Na terugkeer, aan het eind van 1945, werd zijn assistent en vervanger verplaatst en heeft hij een half jaar alleen deze parochie met district moeten bewerken, totdat in juni 1946 de juist gearriveerde pater Theo Görtz bij hem te Akim Swedru benoemd werd. Vol bewondering en waardering vertelt deze nog, dat pater Pot in het begin met hem meeging naar een buitensta¬tie om biecht te horen omdat Theo, vanwege de taal, nog geen jurisdictie had en insisteerde dan, dat Theo gebruik zou maken van het éne campbed dat ze hadden.
Na overdracht van de Akim-Swedru missie aan de S.V.D. paters in 1948, ging pater Pot op vakantie naar Nederland.
Meerdere assistenten hebben in die tijd van zijn ongecompli¬ceerde wijsheid en levensstijl kunnen leren. Achtereen¬volgens had hij te Akim Swedru, voor kortere of langere tijd, samen¬gewoond en gewerkt met de paters H. Naus, H. Lehaen, H. So¬mers, J. ter Linden, Th. Görtz en de afrikaan¬se priester Paul Louis.
In Nederland werd het een verlengde vakantie, want hij raakte behoorlijk aan de sukkel, kreeg een ernstige kaakontsteking, en moest geope¬reerd worden.
In december 1950 kwam hij terug naar de missie en werd benoemd tot assistent-regionaaloverste. In januari 1951 ging hij met pater Gootzen naar Winneba. Ze namen hun intrek in het door J.G. de Rooij gebouwde missiehuis. Pater Pot was tevens de verantwoordelijke voor de parochie. Persoonlijk had pater Pot het regionaal huis / tyrocinium / rust- en vakantiehuis liever gezien in de buurt van Sekondi-Takoradi: ook bij de zee, maar dichter bij de stad, zelfs de tweelingstad Sekondi-Takoradi, en dus meer mogelijkheden voor zaken en vermaak, en ook voor praktijkplaatsen voor jonge missionarissen. Al spoe¬dig bleek, dat pater Pot zich in Winneba niet gelukkig voelde. Hij voelde zich niet thuis bij de 'sophisticated literates', bij de mensen met een 'europese lange broek aan en een bril op hun neus'. Hij was dan ook blij, dat hij in mei 1953 een kans kreeg terug te gaan naar zijn oude liefde: de Nzema.
De Nzema was niet geliefd bij veel missionarissen. De taal week aanzienlijk af van het Fanti. Er waren nauwelijks begaan¬bare wegen. Bij laag water kon men met een lorrie over het strand van Axim, via Eikwe, naar Half Assini. De meeste bui¬tenstaties kon men slechts te voet bereiken. Ook was er nauwe¬lijks vooruitgang en economisch perspectief. Behalve cocosno¬ten had deze streek weinig te bieden. Actieve jongelui trokken weg naar andere delen van het land. Overal in het land kwam je mensen uit de Nzema tegen, vooral in het onderwijs, bij leger en politie, en in de mijnen. De missionaris-op-trek trof in de dorpen vooral oude mensen en veel kinderen aan, die door de grootmoeders werden opgevoed. Dikwijls werden de woorden uit Dante's 'Divi¬na Come¬dia' geciteerd, als je voorbij Axim met een ferry of roeiboot de Ancobrarivier overstak om het Nzema, het achter¬land van de Goudkust/Ghana in te trekken:
"Laat alle hoop varen, die hier binnengaat!".
Pater Pot, echter, hield van de Nzema. Hij werd opnieuw pas¬toor te Eikwe in mei 1953. Te-vens werd hij benoemd tot deken van het dekenaat Axim. Op het platte¬land, zowel in de Nzema als in de Akim, bij het gewone volk zonder pretenties, voelde hij zich thuis. In Eikwe kende hij de mensen en de families, letter¬lijk "tot in het derde en vierde geslacht". Niemand weet wat hij voor individu¬ele perso¬nen heeft gedaan en betekend, hoeveel kinderen hij heeft geholpen met hun oplei¬ding en een baan. Pater Pot kon luisteren en mede daarom was hij geliefd bij de men¬sen, inclusief zijn collega's.
Door omstandigheden kunnen situaties in Afrika snel verande¬ren. Onverwachts kwam er een vacature in de parochie-in-opbouw te Tako¬radi. De pastoor van Half Assini, Denis Florack, werd voor deze uitdaging benoemd en pater Pot, niet onbekend met Half Assini, werd in januari 1954 benoemd om van Denis over te nemen. In deze uithoek van het bisdom heeft hij de laatste jaren van zijn verblijf in Ghana gewerkt.
In 1959 besloot hij een punt te zetten achter zijn missionaire loopbaan in Afrika. Eind november vertrok hij uit Half Assini naar Nederland. Thuis vond hij, in zijn geliefde geboorte¬plaats Zwolle, onderdak bij zusters, die een bejaardenhuis beheerden, en waar hij aangenomen werd als rector.
In april 1966 werd hij benoemd tot overste van huize Tafel¬berg te Oosterbeek. Hij had het vertrouwen van de bewoners en werd daarbij geassisteerd door een kollega voor de financiële administratie. Ook nam hij deel aan een wekelijks kransje van enige, bij Zwolle betrokken, emeriti-pastores, waar hij zicht¬baar van genoot.
Begin 1970, toen hij intussen de 70 jaar gepasseerd was, werd hij vervangen door een jongere overste. Hem werd gevraagd aan te blijven als onder-overste. Dat heeft hij nog een jaar gedaan. Toen bedankte hij en ging rusten.
Toch braken er voor hem nog moeilijke jaren aan. De ontwikke¬lingen en verwarring in kerk en samenleving, dat ook zijn weerslag had in de Sociëteit en communiteit, waren voor hem moeilijk te volgen. Progressief en conserva¬tief, vóór en tegen, dat waren de kwalificaties, die men regelmatig hoorde. De zwijgende meer¬derheid kwam niet meer aan het woord en daar mocht je, volgens beiderzijde extremen, eigenlijk niet toe behoren.
Over Gradus Pot observeerde men te Chanly: "un peu porté à l'in¬quiétude". Wat betekende die onrust, die ongerust¬heid? Zat hierbij ook niet een tikkeltje onzekerheid met een beetje achterdocht? Wat er van zij: pater Pot werd kritisch ten opzichte van overheid en be¬stuur in maatschappij, kerk en Sociëteit. Hij kon zich moeilijk verenigen met een progressie¬vere aanpak die soms werd voorgestaan, en bovendien mis¬schien niet altijd voor hem op de meest tactische manier werd ge¬brach¬t. Hij werd voor deze zaken zeer gevoelig. Daarbij kon hij zich moeilijk uiten. Verbaal was hij nooit sterk geweest.
Gestorven.
Regelmatig ging hij op bezoek bij zijn familieleden te Zwolle, waar ze elkaar tot steun waren, en hij onderhield zijn weke¬lijks contac¬t met de emeriti-pastores.
Intussen bereidde hij zich voor op het naderende einde. Dik¬wijls hoorde je hem platen met gregoriaanse muziek afdraaien en bij voorkeur Requiemmissen. Hij had specifieke wensen voor uitvaart en begrafenis, en deze waren merendeels, zoals ver¬wacht, in twee woorden samen te vatten: Zwolle en eenvou¬dig.
Hij begon er steeds slechter uit te zien. Op 3 januari 1982 werd hij, op advies van zijn huisarts, opgenomen in het St. Elisabethzie¬kenhuis te Arnhem. Daar is hij op 11 januari 1982 overleden, 82 jaar oud. Op 15 januari is hij te Zwolle, na een requiemhoogmis in de O.L. Vrouwekerk op de Ossenmarkt, begra¬ven in het familiegraf. Ook de Menton-zusters, waar hij jaren¬lang mee samengewerkt had te Eikwe en Akim Swedru, waren op de begrafenis vertegenwoordigd.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J. van Brakel: S.M.A. Missionary presence in the Gold Coast, vol. IV, pg. 126.
- 'Onze Krant' nr. 51, maart 1982.
Recherchez .../ Search...