Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 30 janvier 1908 à Scheveningen dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 28 juillet 1929 prêtre le 17 décembre 1932 décédé le 21 janvier 1978 |
1933-1942 missionnaire en Gold Coast décédé à Nijmegen, Hollande, le 21 janvier 1978, |
Pater Arie de KOK (1908 - 1978)
Afkomst.
Adrianus Johannes Gerardus de Kok, zoon van Martinus de Kok en Maria Starrenburg, werd - volgens eigen verklaring zoals vastge¬legd in zijn notariële testamentaire acte - geboren te Scheve¬ningen op 30 januari 1908. Zijn 'Extractum e Libro Baptizatorum ecclesiae' van de St. Antonius Abt kerk te Sche¬venin¬gen vermeldt als doopdatum 29 januari 1908.
Arie, zoals hij thuis genoemd werd, had, bij mijn weten, een broer en een drietal zusters, die later te Scheveningen, Noordwijk en Amersfoort woonden. Hij verloor zijn vader op jeugdige leeftijd. Moeder moest toen in de kost voorzien van het gezin en deed dit als mutsenwasser en -naaister van de toentertijd nog veel gebruik¬te traditionele Scheveningse mut¬sen.
Opleiding.
Na de lagere school te Scheveningen, ging Arie in 1921, op dertienjarige leeftijd, naar het missie-college te Cadier en Keer. Na zijn gymnasia¬le studies ging hij naar het noviciaat te Chanly in België, waar hij tevens philosophie studeerde. Aan het eind van deze twee jaar werd hij aangenomen als lid van de Sociëteit en legde de eed af op 28 juli 1929. Zijn magister oordeelde:
"Mr. de Kok paraît léger. Mais au fond il est sé¬rieux et je le croix sincèrement pieux. Il a un caractère gai et facile.
Il est intelligent mais manque d'application constante."
Hij was een goed student met een scherp ver¬stand, een bewon¬derswaardige opmerkingsgave en .... origineel.
Voor de studie van de theologie ging hij in 1929 naar Hastings in Enge¬land, waar in dat jaar het voormalig Jezuïetenklooster door de S.M.A. in gebruik werd genomen. Tijdens het vierde jaar theologie werd Arie de Kok op 17 december 1932 door Mgr. Amigo priester gewijd.
Missionaris.
Pater Arie de Kok werd benoemd voor de missie en vertrok op 29 september 1933 met de m.s. 'Amstelkerk' naar de Goudkust. Daar werd hij, na aankomst te Takoradi op 15 oktober 1933, benoemd voor de missie van Half Assini. Hij trof het niet, want zijn pastoor was een individu¬ele globetrotter, die het liefst zijn eigen leven leidde en nooit goed met ande¬ren heeft kunnen samenwonen of werken. Ook nu nam hij meteen na aankomst van zijn assistent de benen, en vertrok voor enkele weken naar de nabij¬gelegen Ivoorkust, de jonge missionaris alleen op de missie in een afgelegen hoek van het vicariaat achterlatend. Ook in het werk heeft Arie zijn eigen weg moeten vinden.
Mogelijk ligt hier reeds de oorzaak van de verdere ontwikke¬lingen. Want Arie heeft een bewogen missionair leven geleid, wat zijn neerslag heeft gehad op zijn hele verde¬re leven. Een eerste benoeming in de missie is zeer bepalend, omdat de jonge missionaris van alles moet leren: taal, gewoontes en gebruiken van de mensen, doch ook discipline in eigen verzor¬ging, le¬vensritme en levensstijl. Dat is hem blijkbaar niet voldoende bijgebracht. Men vraagt zich af hoe hij, in de gege¬ven omstan¬dighe¬den, voor deze missiepost benoemd kon worden, ook al zat het vicariaat op dat moment zonder aanwe¬zi¬ge bis¬schop. Arie was heetgeba¬kend en had een scherpe tong. Op momenten van vermoeidheid en in situaties van mindere zelf-controle kon hij, met zijn temperament, gemakkelijk in moeilijkheden raken en soms ongecontroleerd en bele¬digend naar mensen uit¬vallen. Dit heeft hem meerdere keren in moei¬lijkhe¬den gebracht met collega's, paro¬chianen en anderen. Dan ontstond er irritatie en erger¬nis, niet alleen bij de collega's waar hij mee samen¬werkte en samenwoonde, doch ook bij de onderwijzers en paro¬chianen die hem op zo'n ongunstig moment ontmoetten. Om verde¬re moeilijkheden of schandalen te vermijden, volgde dan dik¬wijls een over¬plaatsing.
Arie heeft in meerdere parochies en districten gewerkt: Elmi¬na, Assin Foso, Winneba, Eikwe, Dunkwa. Hij was begaafd en sprak behoorlijk de inlandse taal. Hij bezocht de buitensta¬ties in de uitgestrekte gebieden en districten, zoals die in die jaren nog bestonden. Daarbij kwam de zorg voor het openen van schooltjes in de districten en de daarmee gepaard gaande rivaliteit tussen de verschillende christelijke kerkgemeen¬schappen. Na de opening kwam de zorg voor het 'management':
(voldoende) leerlingen, (gekwalificeerde) staf, gebouwen, meubilair en lesmateriaal, waarvan vele zaken afhankelijk waren van financiën. Ook Arie de Kok is jarenlang bij deze ontwikkelingen betrokken geweest. Twee keer is hij tijdelijk leraar geweest te Amisa¬no. Onder de oorlog, in 1942, ging hij naar Hohoe in het vicariaat van de Beneden Volta, waar hij on¬der leiding van pater Bernts werkte.
Na de oorlog kwam hij in februari 1946 naar Nederland en werd tijdens zijn vakantie benoemd tot propa¬gandist te Bemelen. Daarna diende hij vanaf eind december 1946 als aalmoeze¬nier in het leger en ging met de uitgestuurde troepen in maart 1949 mee naar Neder¬lands-Indië. Daar had hij goede relaties met de man¬schappen en heeft er zelfs enkele blijvende contacten aan overge¬houden. Na zijn ontslag in mei 1950 vertrok hij vrij spoedig hierna naar Togo, waar hij door Mgr. Strebler benoemd werd tot leraar engels aan het 'Collège St. Joseph' te Lomé. Tijdens zijn vakantie in 1956 werd pater de Kok uitvoerig behandeld in het St. Franciscus Gasthuis te Rotterdam. Dr. J.A.G. ten Berg rapporteerde:
"Hij voelt zich moe, futloos, heeft weinig energie en is depressief".
Hij gaat dan verder in op mogelijke physieke en psychische oorzaken.
Nog eenmaal ging pater de Kok terug naar Togo. Mgr. Strebler was bijna altijd bereid iedere priester een tweede kans te geven. Zijn laatste functie in Afrika was leraar aan het kleinseminarie 'St. Pierre Claver' te Tokoin in Togo. Vandaar kwam hij in juni 1959 definitief terug naar Nederland.
Hij is nog even assistent-rector geweest in huize 'Berg en Bos' te Bilthoven en conrector van de 'St. Joseph stichting' te Apeldoorn. Doch het ging echt niet meer. Hij kwam naar huize Tafelberg te Oosterbeek, waar hij jarenlang het proces van lichamelijke en psychische neergang heeft moeten ervaren. Dit maakte hem depressief en onzeker, later eenzaam. Hij werd steeds meer, en tenslotte totaal, afhanke¬lijk. Gela¬ten aan¬vaardde hij zijn laatste levensjaren. Huize Tafelberg had tot 1975 nog geen erkenning als bejaardenhuis en ook geen ver¬pleegkun¬dig personeel. De toenmalige oversten, paters Pot en Rijpkema, hebben veel zorgen om hem, en werk met hem, gehad. Ze hebben veel voor Arie betekend.
Gestorven.
Pater de Kok werd steeds meer zorgbehoeftig. Zijn geestelijke vermogens namen ook af. Hij kon op één dag tien¬tallen keren bij de overste aankloppen, niet meer wetend waar¬om. Opname in een verpleeghuis werd noodzakelijk. Hij werd liefderijk opge¬nomen in huize 'Berchma¬nianum' van de paters Jezuïeten te Nijmegen. Daar is hij op 21 januari 1978 overle¬den. Hij heeft zijn 70ste verjaardag net niet gehaald. De plechtige uitvaart¬dienst vond plaats op 25 januari 1978 in de kapel van het missiehuis te Cadier en Keer. Daar is hij ook op het kerkhof naast het missiehuis begraven bij zijn overle¬den collega's.
Bronnen:
- Archief Nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer,
- J. van Brakel: S.M.A. Missionary presence in the Gold Coast (Ghana), vol. IV, pg. 47
- 'Onze Krant' nr. 35, dd. maart 1978.
Recherchez .../ Search...