Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 18 septembre 1900 à Amsterdam dans le diocèse de Haarlem, Hollande membre de la SMA le 14 décembre 1924 prêtre le 24 mars 1928 décédé le 26 février 1979 |
1928-1947 missionnaire en Basse Volta Ho, Denu, Keta, Dzodze décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 26 février 1979, |
Pater Jacques VERHEUGD (1900 - 1979)
Afkomst.
Jacobus Verheugd, zoon van C. Verheugd en J. van Lieshout, werd geboren te Amsterdam op 18 september 1900. Jacob had meerdere broers en zusters. Zijn broer Christiaan was missio¬naris van de H. Familie en, bij de uitvaart en begrafenis van zijn broer, als tachtig-plus¬ser nog werkzaam in Chili.
Opleiding.
Na de lagere school in Amsterdam ging Jacob in 1918 naar het missie-college te Cadier en Keer. Vandaar vertrok hij in 1922 naar Chanly in België voor zijn tweejarig noviciaat en studie van de philos¬ophie. Van 1924 tot 1928 studeerde hij theologie te Bemelen, waar hij op 19 december 1924 lid werd van de S.M.A. door aflegging van de eed. Op 24 maart 1928 werden hij en zijn klasgenoten in de kapel van het grootseminarie te Roermond door Mgr. Schrijnen priester gewijd.
Pater Jac Verheugd werd benoemd voor het missiegebied van Mgr. Herman: de Beneden-Volta, een gedeelte van het voormalige duitse Togo, dat na de wereldoorlog als mandaatgebied van de Verenigde Naties bij de Goudkust gevoegd werd.
Missionaris.
Op 13 oktober 1928 vertrokken pater Verheugd en drie van zijn klasgenoten per m.s. 'Floria' vanuit Marseille naar Afrika. Op 15 november kon de missionaris uit Amsterdam te Lomé, in het franse mandaatgebied van Togo, 's morgens aan wal gaan, waar Mgr. Herman hem en klasgenoot Roelofs opwachtte. Samen ver¬trokken ze in de namiddag naar Keta.
In november 1928 werd Father James, zoals hij voortaan zou genoemd worden, omdat 'Verheugd' voor de bewoners onuitspreek¬baar was, benoemd voor de missie van Ho, waar hij eerst Louis van Eerd als overste kreeg en het jaar erna Jacques Geurts. Op 15 juli 1930 werd pater Verheugd overgeplaatst naar Denu, waar hij opnieuw pater van Eerd als overste ontmoette. Op 1 juni 1931 mocht hij van hem overnemen als overste van Denu.
In 1935 zat het vicariaat van de Beneden Volta in serieuze financiële moeilijkheden. De missie had teveel dorpsschooltjes geopend, die niet door de regering erkend werden en waarvan de onderwijzerssalarissen daarom ook door de missie betaald moesten worden. Mede vanwege de wereldwijde economische crisis bleef de missie hierin in gebreke. Dit veroorzaakte onrust en zelfs een staking van de onderwijzers. In april 1935 vergader¬den de missionarissen in Dzelukope om de situatie te bespre¬ken. Pater Sloots werd benoemd tot 'Pro-vicar' en pater Ver¬heugd tot 'General Manager of schools'. Hij werd tevens belast met de financiën. De bisschop zelf ging eerst op vakantie naar Europa.
Pater Verheugd verhuisde toen, in april 1935, van Denu naar de resi¬dentie van de bisschop te Dzelukope. Ook na de terugkeer van de bisschop bleef hij daar werken.
In 1939 ging hij op vakantie naar Nederland en kwam in decem¬ber van dat jaar terug om zijn verantwoordelijk werk voort te zetten in een moeilijke periode: oorlog en dus geen aanvoer van nieuwe krachten en geen europese vakantie om weer op krachten te komen. In juli 1944 ging James Verheugd op vakan¬tie naar Zuid-Afri¬ka, waarvan hij, op 5 februari 1945, terug¬keerde naar Keta. Daar wachtte hij bijna een week op de bis¬schop, die op vormreis was. Mgr. Herman zag er vermoeid uit:
"Exuberant van hartelijkheid is hij nooit geweest, maar nu was het helemaal dun".
James vroeg de bisschop, wat er met hem ging gebeuren en wat zijn werk zou zijn, waarop de bisschop hem vertelde dat hij binnenkort een bijeenkomst zou hebben met zijn raad en voegde eraan toe: "Attendez, Père, vous serez content".
Deze vergadering was op 12 februari en pater Verheugd ging weer terug naar Dzelukope als rechterhand van de bisschop: secretaris en procurator ('bursar'). Kort hierna, op 3 maart 1945, stierf Mgr. Cessou, de bisschop van Lomé in Togo. James vergezelde Mgr. Herman naar de begrafenis. Deze dood greep de bisschop ook per¬soonlijk diep aan: hij voelde ook zijn eigen krachten afnemen.
Op 15 maart kreeg Keta onverwachts bezoek van pater Emmanuel Kennis: de vertegen-woordiger ('plenipotentiary') van de alge¬meen overste. Hij kwam op de motor met pater Hombergen. Toen werd besloten dat Mgr. Herman met de eerstvolgen¬de gelegenheid naar Europa zou ver¬trekken en zijn ontslag zou gaan indienen. Diezelfde avond riep de bisschop James Verheugd bij zich en informeerde hem dat hij hem had aangesteld als Pro-vicar en om, sede vacante, het bestuur van het vicariaat over te nemen. De volgende dag zou hij dat op schrift vastleggen.
Inderdaad overhandigde de bisschop hem de volgende dag een brief, die hij uit zijn brandkast had gehaald en die gedateerd was 1 january 1940. Hierin stond:
"After the resignation of the former Pro-Vicar, I appoint to-day Rev. Fr. James Verheugd as Pro-Vicar to take in hand the administration of the Vicariate in case I should be unable to fulfill my charge. In accordance with canon 309. + A. Herman."
Later was hieraan toegevoegd:
"This document was taken out of the envelop on the 20th June 1940 and its decision was then approved again. + A. Herman."
Nu had de bisschop aan de achterkant van deze brief in zijn eigen karakteristiek handschrift geschreven:
"Keta, 16 March 1945.
As the bad state of my health does not allow me to conti¬nue the administration of the Vicariate, I give my resig¬nation to-day, and I appoint Rev. Fr. James Verheugd to be Pro-vicar with all powers attached to this title.
+ A. Herman".
Doch toen gebeurde het volgende, zoals James dat zelf be¬schreef:
"De vertegenwoordiger was intussen in het Vicariaat even op en neer gereisd om nog enige zaken te regelen met onze Visiteur. Hij had een van onze paters meegenomen en bij zijn terugkeer kwam hij niet meer hier maar liet door die pater een briefje naar Mgr. brengen. De inhoud bestaat niet meer want die brief is verscheurd, maar daar is in gezegd, dat hij onderweg vernomen had, dat verschillende confraters niet akkoord zouden gaan met de benoeming van P.V. tot Pro-vicaris. De vertegenwoordiger voegde eraan toe dat Mgr. vanzelfsprekend vrij was te nemen wien hij wenschte".
In het dagboek van Keta lezen we:
15.03: visit of Fr. Kennis. He comes with Fr. Hombergen on the motor;
16.03: departure of Frs. Kennis and Hombergen for Kpan¬du;
18.03: announcement, made in church, of the Bishop's reti¬rement;
19.03: Frs. A. Konings and G. Hombergen come to see His Lordship.
02.04: Easter Monday: farewell ceremony of the Bishop: he was very tired.
07.04: Bishop brought to Lomé hospital.
08.04: Mgr. Herman died at Lomé 7.15 p.m.
Op de 19de maart 1945 lagen de brieven met de bekendmaking van pater Verheugd's benoeming reeds klaar. Nu liet de bisschop hem weer roepen en deelde hem mee dat, gezien deze ontwikke¬ling, iemand anders benoemd zou worden. De brieven werden verscheurd en nieuwe geschreven met de bekendmaking van de benoeming van Theo Veldboer als Pro-vicar. James wist nog contact te krijgen met pater Kennis, die op het punt stond te vertrekken, 500 km. verder:
"Hij ontving me als een broer en zei: Jongen, neem dat kalm op. De omstandigheden zijn tegen je. Wat die paters tegen je hebben is niet duidelijk, maar kortom, voor hen ben je niet 'persona grata'."
Dit was een harde klap voor iemand die zich bewust was van functie en kwaliteiten en dit geenszins verwacht had. Het past wel in de competentiestrijd, die al enkele jaren in het vica¬riaat gaande was. Hiermee kwam een einde aan het invloedrijke 'driemanschap'..., een nieuw trio maakte opgang!
James dacht erover om ook te bedanken als procureur en te vertrekken uit het Vicariaat, doch pater Kennis adviseerde hem te blijven en zijn diensten aan te bieden aan de nieuwe Pro-vicar als herder van de zielen in een of andere statie.
Op 24 maart, zijn wijdingsdag, schreef hij een brief aan de nieuwe Pro-vicaris en de week erna was hij overste van de missiepost Dzodze. Van daaruit ging hij, in april 1947, op vakantie naar Nederland.
Onder de vakantie ontving hij een uitnodiging van provinciaal Mondé voor een gesprek. Deze stelde hem voor S.M.A.-propagan¬dist te worden in Holland. Na enige bedenktijd nam hij dat aan, doch moest binnen een jaar ervaren, dat dit werk hem geen voldoening gaf. Reeds in 1948 vroeg hij om terug te mogen gaan naar de missie. Begin 1949 kreeg hij deze toezegging zodra er een opvolger gevonden was. Doch het werd 1950 voordat Leo Brouwer van hem overnam en hij in mei kon vertrekken naar het inmiddels tot bisdom Keta verheven missiegebied van de Beneden Volta. Daar werd hij weer benoemd voor Dzodze waar hij, tot aan zijn vakantie in 1955, pas¬toor was.
In 1954 werd pater Antoon Konings benoemd tot bisschop van Keta. Samen hadden ze gewoond en gewerkt te Dzelukope. Beiden waren belast geweest met de scholen. Bij James riep dit herin¬neringen op aan een pijnlijke periode in zijn missieleven. Hij dacht erover om over te stappen naar de nabijgelegen en hem welbekende missie van Togo. Het waren daar ook Ewe-mensen en met de franse taal kon hij zich misschien beter redden als met het engels. Onder de vakantie sprak hij daarover met de pro¬vinci¬aal en nam contact op met Mgr. Strebler, opvolger van Mgr. Cessou in Lomé. Na terugkeer van vakantie in oktober 1955 wilde Mgr. Konings hem wel benoemen tot zijn secretaris en econoom van het bisdom, doch pater James beriep zich op de dokter, dat hij niet mocht werken in zulke muskieten-plaatsen als Dzelukope. Hij ging tijdelijk naar Denu totdat Mgr. Stre¬bler zijn verzoek 'ad tranquilitatem animae' inwil¬ligde en akkoord ging met zijn overgang naar het aarts¬bisdom Lomé in januari 1956.
Daar werd hij benoemd tot pastoor van de parochie Assahoun. Tot april 1964 heeft hij in die parochie gewerkt. Doch de laatste tijd ging het niet zo goed met zijn gezondheid. Daarom nam hij nou definitief afscheid van Afrika. In juli 1964 ging hij naar Friesland en werd kapelaan te Blauwhuis bij pastoor Vlaskamp. Twee jaar heeft hij daar gewerkt. Hij voelde zich helemaal hersteld en, ondanks het definitief afscheid, begon hij weer aan Afrika te denken. In december 1966 vertrok hij op¬nieuw naar Lomé, waar Mgr Dosseh bereid was hem aan te nemen als ziekenhuispastor. Pater Ver¬heugd was intussen 65 jaar geweest en, dank zij zijn ouder¬domspensioen AOW, kon hij financieel rond¬komen, zelfstandig leven en zelfs regelmatig op vakantie gaan naar Europa. Om de twee jaar kwam hij enkele maanden op vakan¬tie.
In 1973 viel hem de eer te beurt om op Koninginnedag benoemd te worden tot Officier in de orde van Oranje Nassau. Op 28 juni 1977 kwam hij opnieuw definitief terug naar Neder-land. Op 31 augus¬tus 1977 ging hij wonen in het missie¬huis te Cadier en Keer, dat op 28 februari 1975 door de regering was erkend als een kloos¬terbe¬jaardenoord.
Gestorven.
Vrij spoedig hierna bleek dat hij een ernstige ziekte onder de leden had. Nog eenmaal, in 1978, ging hij terug naar Afrika om af¬scheid te nemen van zijn vrienden en bekenden. Daarna ging het snel achteruit met hem. Op 26 februari 1979 is hij gestor¬ven in het missiehuis te Cadier en Keer, 78 jaar oud. Op 2 maart ging Mgr. Konings voor in een geconcelebreerde uitvaart¬dienst, waarna pater Verheugd begraven werd naast zijn colle¬ga-missio¬narissen.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J. van Brakel: S.M.A. Missionary Presence in the Gold Coast (Ghana), vol. IV, pg. 78.
- Onze Krant nr. 39, maart 1979.
- Een eigenhandig geschreven 'curriculum vitae': "l'Alpha¬bet complet du "vieux cheval", Jac. Verheugd".
Recherchez .../ Search...