Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 18 juillet 1918 dans le diocèse de 's-Hertogenbosch (Hollande) membre de la SMA le 15 juillet 1942 prêtre le 28 mars 1943 décédé le 3 avril 2007 |
1943-1950 Herlaer, séminaire, professeur décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 3 avril 2007 |
Pater HERMAN VAN DE LAAR (1918 - 2007)
Afkomst.
Herman van de Laar, zoon van Johannes Wilhelmus van de Laar en Maria Elisabeth Smeets werd geboren te Echt op 18 juli 1918 en daags erna gedoopt in de parochiekerk van de H. Landricus met de namen Hermanus Petrus Hubertus. Bij de gemeente werd hij ingeschreven als Herman Pierre Hubert. Vader werkte als molenaar in een familiebedrijf. Zijn gezin bestond uit 4 jongens en twee meisjes: één ervan trad in bij de Kleine Zusters van St. Joseph te Heerlen.
Opleiding.
Na de lagere school in Echt (1924 – 1930), ging Herman naar de MULO. In 1933 ging hij, mede door bemiddeling van pater Jan Sevriens SMA uit Echt en samen met zijn neef Wim van de Laar, naar het kleinseminarie Nieuw Herlaer van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën te St. Michielsgestel. Het jaar erop gingen beiden naar de vierde klas van de middelbare opleiding te Cadier en Keer. Daar onderscheidde Herman zich niet alleen studerend, maar ook als hardwerkend bij het afgraven en gelijk maken van een voetbalveldje tussen de boerderij van het missiehuis en de Rijksweg.
Voor zijn hogere studie ging Herman naar Hastings in Engeland, waar hij op 1 september 1937 aan kwam. Tijdens de proefperiode van 2 jaar werd tevens philosophie gestudeerd. Herman sloot dit af in juli 1939 met een zeer goed eindrapport. Dit vermeldt voor verstand, geheugen en kennis juist één woord: “excellent”! Voor oordeel werd vermeld: “sound”, en voor karakter: “Determined: man of conviction, trustworthy and reliable, hardworking”. Over zijn gedrag werd de bemerking gemaakt: “good: a bit isolated, taciturn”.
Het grote probleem was Herman zelf. Hij vreesde gezondheidsproblemen, doch meerdere medische onderzoekingen vonden geen physieke afwijkingen. Toch was er een innerlijke onrust, een angstneurose. Uiteindelijk is hij op 15 juli 1939 toegelaten tot de aflegging van de tijdelijke eed als lid van de S.M.A. met het advies zich terug te trekken als de angsten weer erger zouden worden. Hij heeft zich niet teruggetrokken, doch die innerlijke spanning en angsten zijn nooit helemaal bij hem verdwenen. Ook de andere gesignaleerde eigenschappen zijn in Herman’s verdere leven terug te vinden.
Tijdens de zomervakantie in Nederland brak de tweede wereldoorlog uit. Dit maakte terugkeer naar Engeland onmogelijk. Te Aalbeek in de gemeente Hulsberg werd de studie van de theologie voortgezet vanaf 1 november 1939 in een voormalig klooster van de paters Jezuïeten. Vanaf mei 1940 was Nederland door de Duitsers bezet. Het waren onrustige tijden, ook in het seminarie. Toch ging alles zoveel mogelijk volgens het beproefde schema door. Examens en wijdingen volgden elkaar op. Ook hier was het oordeel van de staf over student Herman van de Laar zeer positief met nadruk op zijn scherp verstand en fabelachtige geheugen. Tijdens het vierde jaar theologie, op 28 maart 1943, werd hij samen met zijn klasgenoten in de parochiekerk van Hulsberg door Mgr. Lemmens tot priester gewijd.
Missionaris.
Vanwege de oorlog kon niemand vertrekken naar Afrika en kregen sommigen een tijdelijke vervangende benoeming. Herman kreeg echter een definitieve benoeming als leraar aan het kleinseminarie Nieuw Herlaer te St. Michielsgestel, waar de jongens (behalve uit Limburg) hun eerste drie jaren van de gymnasiale opleiding ontvingen. Herman begon met de vakken Engels en wiskunde. Vooral wiskunde was een succes. Bij zijn voorganger brachten de meesten het niet verder dan een 2, 3 of 4 en bij Herman werd dat een 7, 8 of 9. Dat bracht weer zelfvertrouwen en interesse bij de studenten. Naast leraar, surveillant in klas, recreatie en op wandeling en één van de twee biechtvaders voor de studenten, had hij de opdracht om daarnaast nog voor een Acte Middel baar Onderwijs (M.O.) Engels te gaan studeren, waarvoor hij wekelijks naar Den Bosch moest.
Tijdens de zomervakantie in augustus 1946 werd in het seminarie te Aalbeek de Derde Provinciale Vergadering van de Nederlandse SMA Provincie gehouden. Er was onvrede in de achterban, omdat de topfuncties steeds onderling verwisseld schenen te worden. Er diende een nieuwe wind te gaan waaien! Zowel de leden in het Missiehuis te Cadier en Keer als die van Nieuw Herlaer kozen een van de jongste leden van hun communiteit om hen te vertegenwoordigen op de Provinciale Vergadering. Pater Wim Ruikes, 5 jaar priester, werd de vertegenwoordiger voor Keer en Herman van de Laar, 3 jaar priester, werd gekozen in Nieuw Herlaer.
In juli 1946 had Herman zijn Acte M.O. A Engels gehaald. Door het nieuwe Provinciale Bestuur werd hij, bij de opening van het schooljaar, tevens benoemd tot studieprefect.
In 1950 werd hij overgeplaatst en benoemd tot leraar Engels in het Missiehuis te Cadier en Keer. In deze tijd dat de studenten nog geen krant mochten lezen of naar de radio konden luisteren, was Herman, zowel in Herlaer als in Keer, elke zondag de studenten ten dienste met de sportuitslagen. Buiten de uitslagen van de hoofdklasse, kende hij ook de lokale clubs van de geïnteresseerde studenten en kon hen dikwijls een plezier doen met de uitslag van hun favoriete club. Ook hier kwam zijn fenomenaal geheugen fantastisch van pas!
De Vierde Provinciale Vergadering in juli 1952 nam de volgende resolutie aan:
“The Province is fully aware of the special needs affecting both major and minor seminaries at Amisano and will see to it that they be remedied in the shortest possible time”.
Kort hierna ontving Herman zijn benoeming voor het Aartsbisdom Cape Coast, als leraar voor het kleinseminarie te Amisano. Hij vertrok naar de Goudkust, thans Ghana, in december 1952, het begin van een 35 jarig verblijf in Amisano. Na 21 maanden ging de staf aan het eind van het schooljaar voor 3 maanden op vakantie naar Europa, eerst van november tot februari en na 1960, wegens wijziging van het schooljaar, van juni tot september.
In januari 1953 begon Herman les te geven in Engels en Frans.
Het jaar 1957 werd een belangrijk jaar. Op 6 maart 1957 werd de Britse kolonie Goudkust het onafhankelijke Ghana. In dezelfde week ontving de inlandse priester John Kodwo Amissah, leraar op het grootseminarie te Amisano bericht dat hij was benoemd als coadjutor van Aartsbisschop W.Th. Porter S.M.A. In april 1957 vertrok het grootseminarie, staf en seminaristen, uit Amisano naar een nieuw gebouw te Pedu bij Cape Coast, inclusief pater Kees Hulsen, die Rector was van zowel het groot- als kleinseminarie. Vanaf 1 januari 1957 was pater Herman van de Laar daarom al benoemd tot Rector van het kleinseminarie te Amisano. Hij bleef daarbij leraar en invallend leraar. Als er voor een vakgebied geen leraar beschikbaar was wegens, ziekte, vakantie of anderzins, dan nam Herman dit over. Hij scheen les te kunnen geven in elk vak op de lesrooster. Wel ergerden de studenten er zich aan, dat hij soms al na een paar maanden sombere geluiden liet horen, dat ze wel hard moesten werken, anders zouden ze aan het einde van het jaar niet slagen. Dat was tegen het vertrouwen in eigen kunnen, waar de meeste Ghanezen rijkelijk over beschikken. Ze waren vol lof en bewondering voor zijn kennis, zijn geheugen, zijn tomeloze inzet en ontzettende werklust.
Hij was Rector, econoom van het college, leraar en vervangend leraar, en daarbij nog actief in de tuin en plantage van het seminarie. “Kofi, the little farmer” noemden de studenten hem.
Het zouden woelige en bewogen jaren worden met blijkbaar alles in beweging en ontwikkeling, zowel in de politiek als in het onderwijs, in de Kerk als in de missionaire wereld. Aan de opleiding in Amisano werd hard gewerkt aan staf en programma. Dit leidde tot erkenning door het Ministerie van Onderwijs (‘Department of Education’) als een officiële middelbare opleiding. Bijna alle correspondentie van Herman met het Provinciale Bestuur ging voor het grootste gedeelte over staf en studiezaken en behaalde examen resultaten van de studenten.
Ook in de Kerk was veel in beweging. Het Vaticaanse Concilie opende de weg voor vernieuwing, doch bracht ook de nodige onrust. Vooral de jonge priesters wilden verder gaan dan was toegestaan, terwijl meerdere oudere missionarissen het nu toegestane nog probeerden tegen te houden. Al deze stromingen waren binnen de staf van het seminarie vertegenwoordigd. Vooral de jonge Nederlandse priesters wilden vernieuwing en minder Latijn in les en liturgie. Herman was zeer traditioneel in zijn denken, mogelijk mede beïnvloed door de behoudende denken Joosten van Echt, voor wie hij een groot respect had.
In 1966 werd de Ghanese priester Gabriel Mensah benoemd om als Rector van pater van de Laar over te nemen. Herman bleef als econoom van het seminarie met daarbij altijd een overvol lesprogramma. Zijn vermaak was de wekelijkse kaartavond op vrijdag, eerst in Amisano en later op de pastorie in Elmina bij de pastoors Jan Meulepas en Ton Manshanden.
Het aantal Nederlandse SMA stafleden in het seminarie nam steeds meer af en andere Congregaties en inlandse priesters namen hun plaats in. Herman en Jan Bergervoet wilden echter graag in Amisano blijven. In 1972 volgde de Amerikaanse Br. Philip Armstrong van de Broeders van het Heilig Kruis Father Mensah op als Rector. Hij nam het aan voor vier jaar. Het schooljaar in 1975 begon met tien stafleden: 2 Nederlandse SMA leden (de paters Herman van de Laar en Jan Bergervoet), 3 Brothers of the Holy Cross (Philip, William en Edward), 2 Ghanese priesters (Charles Lejeune en de pas gewijde Peter Turkson) en 3 Zusters (H.Child). Voor het eerst was het aantal studenten boven de 200.
Onbewust begon de aanwezigheid van Herman een rem te worden op de ontwikkeling in het seminarie. Hij was Rector geweest en werkte als een paard: hij was nog steeds econoom, belast met de ‘farm’ en leraar met een overvolle agenda en overal invallend. Onder sommige zomervakanties was bijna iedereen weg en verblijf hij nagenoeg alleen een paar maanden op het college. Hij was niet luidruchtig, maar met zachte stem en weinig woorden en een indruk van bedeesdheid, was hij toch uitdrukkelijk aanwezig. De leden van de staf respecteerde hem om zijn kennis en inzet, maar voelden zich vaak geremd door zijn persoon en door zijn houding. Hij was bovendien zeer traditioneel in zijn denken en vasthoudend aan zijn opvattingen. Provinciaal Bles dacht eraan Herman in 1975 te benoemen in Nederland.
Herman reageerde:
“Heb gehoord van de boze plannen met mij. Probeer maar een ander te vinden. Voorlopig hoop ik het hier nog wat vol te houden. Soms is de hemel hier zwaar bewolkt maar dan schijnt de zon ook weer – en nogal stralend!”.
In juli 1976 ging Herman op vakantie. Hij had te hoge bloeddruk en maakte zich zorgen over zijn eigen gezondheid en die van de familieleden en de toestand van het seminarie. Wegens het vertrek van Broeder Philip als Rector scheen iedereen er van uit te gaan dat Herman wel weer zou overnemen. Herman wilde wel terug naar Amisano maar liefst niet als overste. Iedereen ging er zich mee bemoeien: Regionaal, Provinciaal, familie, seminarie staf . Correspondentie over en weer. De Aartsbisschop was echter niet te bereiken: hij was afwezig of beantwoordde de brieven niet.
Herman ging in september terug naar Ghana werd inderdaad door de Aartsbisschop opnieuw benoemd tot Rector van het seminarie te Amisano. Mgr. Amissah was kwaad en ergerde zich aan wat hij noemde inmenging in zijn benoemingsbeleid. Herman bleef weigeren, doch het alternatief dat de Aartsbisschop toen noemde, deed Herman, na consultatie met de Regionale Overste, besluiten het toch maar aan te nemen. Hij schreef naar de Provinciaal:
“Heb in geweten besloten de post te aanvaarden – argument – waar zou mijn gezondheid meer onder lijden: x als overste of ikzelf”.
Het ging niet goed met Herman. Hij bleef sukkelen met zijn gezondheid, verloor gewicht, en worstelde met reële (en imaginaire?) problemen. Op 4 april 1977 schreef hij zijn ontslagbrief aan de Aartsbisschop:
“After prayerful meditation and consultation with well-wishers I have decided to leave Amisano at the end of the present academic year. I shall wind up seminary matters, both financially and otherwise, and leave Ghana by July 16th.
I am sure with this to act in the best interests of the seminary, of the training of the future priests, and of the Church in Ghana as a whole”.
Ook zijn vertrek was pijnlijk! Het was vakantie en er was niemand om aan te kunnen overhandigen, de Aartsbisschop was afwezig en Herman zelf nagenoeg in paniek. Met Johan van Brakel, de ‘acting bursar’in Cape Coast, is hij toen naar de bungalow van de Vicar General (Gabriel Mensah) gereden. Daar heeft hij een doos met de belangrijkste bescheiden achtergelaten. Herman moet met pijn in het hart vertrokken zijn.
In Nederland werd Herman benoemd tot assistent op de Provinciale en Missieprokuur te Oosterbeek, waar hij de rechterhand werd van de Provinciale econoom pater Willie Huisman. Al vrij spoedig ging hij helemaal op in zijn werk Hij bleef een ‘workaholic’ en cijfermateriaal lag hem wel. Hij was hiervoor uitermate geschikt vanwege zijn betrouwbaarheid en accuratesse. Van 1977 tot juni 1986 heeft hij op de Prokuur gewerkt. De karaktertrekken, al gesignaleerd in het seminarie, bleven: zwijgzaam, wat eenzaam lijkend en op zichzelf, wat geïsoleerd en afzonderend in de communiteit. Altijd bescheiden en vriendelijk, maar ook altijd werkzaam. Hij was gewoonlijk de notulist van alle vergaderingen en werkbesprekingen in het huis en notuleerde op één velletje papier, waar anderen 2 of 3 velletjes voor gebruikten. Hij fietste noch chauffeerde, doch wist de weg in heel Nederland en kende het wegennet beter dan menig bezitter van het ‘Beste Boek van de Weg’. Het leven ging weer verder volgens vast patroon. Na een snelle maaltijd aan tafel begon hij altijd met het afruimen. Zoals in Amisano en later in Cadier en Keer zat hij tijdens de recreatie altijd als eerste aan de kaarttafel. Hij was een berekende speler en geen gokker: hij zou dan ook nooit meer dan een paar centen winnen of verliezen.
Herman bleef zich zorgen maken over zijn gezondheid, vooral toen hij vanwege een keelaandoening onder behandeling kwam van de KNO arts Dr. Hans Manni, voorheen arts in Ghana, en waarin hij groot vertrouwen had.
Het werk en de verantwoordelijkheid begonnen steeds meer op hem te drukken . Daarbij kwam de invoering van de computer en de automatisering van de boekhouding. In juni 1986 trok hij zich terug uit zijn functie. Hij bleef beschikbaar als medewerking van de afdeling fondswerving voor het klaarmaken en afwerken van de postale mei en kerstacties.
Hij was intussen geïndiceerd voor de bejaardenafdeling De Tafelberg. Bij zijn gouden priesterjubileum in 1993 schreef de Algemene Overste Patrick Harrington:
“Many SMA and Ghanaian priests have been inspired by your gentle character, modest and humble personality. Known also for your enormous interest in people, penetrating intellect and prodigious memory, you have given yourself unsparingly as Rector, Teacher and, in Amisano, Manager of the Seminary farm”.
Op 1 oktober 1993 werd de behuizing van de Tafelberg wegens brandgevaar door het ministerie afgekeurd en werd de verzorgingsafdeling van Oosterbeek overgebracht naar het Kloosterverzorgingshuis ‘De Keerderberg’ te Cadier en Keer. Ook Herman verhuisde met 12 andere collega’s naar het zuiden.
Overleden.
Ook hier was Herman’s leven weer gauw geprogrammeerd. Regelmaat in alles. Hij kreeg vaste dagelijkse assistentie te Rijckholt in het Kloosterbejaardenoord van de Zusters onder de Bogen. Hij bereidde zijn dagelijks toespraakje zeer goed voor. Hij leefde rustig en ietwat teruggetrokken in de communiteit, loste elke morgen het cryptogram in de krant op, zat altijd klaar als er gekaart kon worden, deed veel vertaalwerk voor de overheden, corrigeerde de Engelse tekst en drukproeven van de boekjes van Johan van Brakel en hielp anderen met vertalingen van brieven en proefschriften. Hij bleef de vraagbaak van iedereen over van alles en nog wat. Ook hield hij nauwgezet de sportuitzendingen bij en informeerde anderen daarover. Hij bleef nauw betrokken bij zijn familie en zou geen verjaardag of jubileum overslaan. Jarenlang heeft hij dat zo gedaan.
Met pijn moest hij in 2002 stoppen met de dagelijkse assistentie in Rijckholt. Het praten werd zachter en ongearticuleerder, het lopen steeds moeilijker, zodat hij gebruik moest gaan maken van een rollator. Maar de dagelijkse routine in het Missiehuis ging door.
Op dinsdag 3 april 2007 verraste hij iedereen. Hij was zoals gewoonlijk om 10.00 uur nog in de koffiekamer maar viel op de terugweg naar zijn kamer dood neer op de gang. De dokter constateerde een hartstilstand.
Vanwege de Goede Week werd hij pas op 10 april begraven. De plechtige uitvaartdienst werd verricht door Arjen Rijpkema en de absoute door overste Wim van Frankenhuijsen. Deze twee confraters brachten beurtelings Herman steeds naar Echt voor familieaangelegenheden. Nu begeleidden ze hem naar zijn laatste rustplaats op het missionarissenkerkhof van Cadier en Keer.
Bronnen:
Archief Nederlandse Provincie S.M.A., Cadier en Keer
Onze Krant, nr. 141, april 2007.
Recherchez .../ Search...