Société des Missions Africaines –Province de hollande
![]() |
né le 20 mars 1920 à Honthem dans le diocèse de Roermond, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1940 prêtre le 12 mars 1944 décédé le 11 avril 1978 |
1945-1946 Beek, Maastricht, prêtre assistant décédé à Oosterbeek, Hollande, le 11 avril 1978, |
Pater Jan OOSTENBACH (1920 - 1978)
Afkomst.
Johannes Hubertus Oostenbach, zoon van Petrus (Pie) Johannes Oosten¬bach en Bertha Maria Huls, werd geboren in de Limburger¬straat te Honthem, gemeente Gronsveld en parochie Cadier en Keer, op 20 maart 1920 als oudste van 9 kinderen. Na Jan, of Sjeng zoals hij thuis genoemd werd, volgden nog Mathieu, Fien, Pierre (later wethouder te Cadier en Keer), Bertha, Michèl, Willy, Zef en Lène (Zr. Odilia).
Opleiding.
Na de lagere school ging Sjeng naar het nabijgelegen missie¬huis te Cadier en Keer in 1932. Sjeng was een goed student met een zeer goed geheugen. Hij was zenuwachtig van aard en stot¬terde. In 1938 ging hij naar Has¬tings in Enge¬land voor zijn philosophie, doch moest vanwe¬ge oorlog en in be¬slagname van het seminarie door het britse leger, in 1939 naar Neder¬land terugkeren. Vanaf november 1939 kon hij te Aalbeek zijn studie voort¬zetten. Op 15 juli 1940 werd hij, door eedaflegging, lid van de Sociëteit voor Afrikaanse Missi¬ën. Op 12 maart 1944 werden hij en zijn zeven klasgenoten door Mgr. van Roosmalen CssR priester gewijd in de parochiekerk van Hulsberg.
Missionaris.
Vanwege de oorlog kon pater Jan Oostenbach niet meteen naar de missie vertrekken. Hij werd assistent in de parochie te Beek en Maasbracht. Toen het transport weer enigszins op gang kwam, kon hij, op 22 april 1946, inschepen, op weg naar Afrika. Hij werd benoemd voor Ashanti in de Goudkust. In het vicariaat Kumasi werd hij benoemd als assistent bij pater Mouren te Obuasi. In 1949 volgde zijn benoeming tot pastoor van Donyina.
In het voorjaar van 1951 ging hij op vakantie naar Nederland.
Na terugkeer in december 1951 werd hij benoemd tot pastoor te Obuasi. Twaalf jaar is Sjeng, zoals hij zijn nederlandse correspondentie ondertekende, in deze mijnstad pastoor ge¬weest. Hier heeft hij een goede tijd gehad. Het was een drukke paro¬chie met veel buitenstaties, doch als pastoor lag zijn werk in de stad zelf. Daar had hij de normale parochiewerk¬zaamheden en schooladministratie. Vooral voor het 'Legioen van Maria', heeft hij zich ingezet. Zijn meest opvallende werk¬zaamheid was de bouw van een nieuwe kerk. Zijn goede contacten met de top-functionarissen van de bekende "Ashanti Gold Mines" werden hierbij aangewend om de nodige technische en finan¬ciële steun te krijgen, en vooral ook practische hulp bij de uitvoe¬ring van werkzaamheden. Pater Oostenbach was een charmeur: hoewel hij een spraakgebrek had, was hij een geziene gast in de 'European club' voor het hoger personeel van de mijn en speelde hij bridge met de algemeen directeur van de mijn en zijn vrouw. Het nadeel van pastoor zijn in zo'n rijke parochie en met zulke belangrijke contacten, is dat je gewoon raakt aan een levensstijl, die later soms moeilijk te handha¬ven is, doch, waarbij een stap terug te moeten doen. niet minder zwaar kan zijn.
Na zijn vakantie, in augustus 1963, werd hij benoemd voor de parochie Kumasi en met name voor het Suntreso district met een zeven¬tigtal buiten¬staties. Dit kon Jan op dat moment physiek en psychisch niet aan. Hij werd ziek en verzocht de bisschop, Mgr. Essuah, om een over¬plaatsing. Doch de bisschop vond het beter dat hij terugging naar Nederland voor een goede behande¬ling.
Na terugkeer in maart 1964 werd pater Oostenbach benoemd tot pastoor van Berekum. Vier jaar is hij daar geweest. Berekum was geen Obuasi en daarom kwam Sjeng, zowel wat le¬vensstijl als financiële administratie betrof, in moeilijkheden. Hij was in Obuasi niet gewend geweest zuinig te leven en bovendien was hij geen financier noch administrateur. Dit bracht hem in aanvaring met het kerkbestuur. Op 3 maart 1968 keerde hij definitief terug naar Nederland.
Na zijn vakantie volgde hij eerst een kursus aan het Europa-seminarie te Meerssen. Achtereenvolgens was hij hierna assis¬tent te Stolberg in Duitsland (1969-1970) en Vlaardingen (1970-1971), rector van 'Insula Dei' te Arnhem (1971-1974) en pastoor te Dieren (1974-1976). Waar hij ook werkte, pater Oostenbach wist altijd vrienden te maken, mensen voor zich in te nemen. Hij bezielde mensen en wist hen warm te maken voor goede doelen, sociale projecten. De practische uitvoering liet echter veel te wensen over.
In Dieren werd spoedig duidelijk dat hij leed aan een onge¬neselijke ziekte. Hij onderging een keeloperatie, waardoor hij het gebruik van zijn stembanden verloor. Hij vocht terug, leerde zelfs weer praten met technische hulpmiddelen. De parochie had hij inmiddels moeten opgeven en hij nam zijn intrek in huize Tafelberg te Oosterbeek. Wel ging hij nog op bezoek naar Ghana.
Gestorven.
Bewust bereidde pater Jan Oostenbach zich op de dood voor. Zijn levenshouding in deze was voorbeeldig. Zelf stelde hij het gedachtenisprent¬je samen, waarin hij persoonlijk afscheid nam van het leven en van zijn vrienden, familie en confraters. Openhartig bekende hij dat het priesterleven hem soms zwaar gevallen was en dat hij moeite had met het institutionele karakter van de kerk en zich soms machteloos voelde, soms zelfs ook in moeilijkheden geraakte.
Hij stierf in huize Tafelberg te Oosterbeek op 11 april 1978. Hij werd 58 jaar oud. Op vrijdagavond 14 april werd in de kapel van het St. Elisa¬beth's Gasthuis te Arnhem een H. Mis opgedragen, waarna er gelegenheid was tot bezoek aan de Cha¬pelle ardente waar de overledene was opge¬baard.
De volgende morgen vond in de parochiekerk te Cadier en Keer, waar hij ook gedoopt was, een drukbezochte Eucharistieviering plaats. Daarna is hij begraven op het kerkhof van de missiona¬rissen bij het missiehuis.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- Onze Krant nr. 36, juni 1978.
- Wiel Becker in Keerder Kroniek Jrg. 2, 1998-99 nr. 2.
Recherchez .../ Search...