Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 23 novembre 1895 à Joure dans le diocèse de Groningen, Hollande membre de la SMA le 31 juillet 1921 prêtre le 28 mars 1925 décédé le 25 avril 1969 |
1927-1936 missionnaire à la Côte de l’Or décédé à Joure, Hollande, le 25 avril 1969, |
Pater Rudolf ZIJLSTRA (1895 - 1969)
Afkomst.
Rudolf Zijlstra, zoon van Jacob Zijlstra en Theodora v.d. Heide, werd geboren te Joure op 23 november 1895. De vader van Ruurd, of Rudi voor de 'intimi', was kastenmaker te Joure. De familie had goede relaties met de firma Douwe Egberts; en deze hebben zeker invloed gehad op de levensloop van meer¬dere van zijn broers (directeuren van Edah te Heerlen en Geleen, meu¬belfabriek te Joure etc.). Eén van zijn zussen trad in bij de zusters van het H. Hart (toentertijd 'zusters van de Moer¬dijk'). Een zoon van zijn broer te Joure werd ook S.M.A.- missi¬onaris (een andere stierf tijdens zijn semina¬rie¬tijd).
Opleiding.
Na de lagere school te Joure volgde Rudolf van 1907 tot 1910 de MULO te Joure (was dit de ter plaatse bekende 'franse school'?). Hij was reeds bijna 19 jaar toen hij naar het missie-college te Cadier en Keer ging, waar hij de humaniora deed van 1914 tot 1919. Hij ging naar Chanly in België voor zijn noviciaat en philosophie. Daar ook werd hij door eedaf¬leg¬ging lid van de Sociëteit op 31 juli 1921. Hij deed twee jaar theologie te Lyon en de laatste twee jaar te Bemelen, waar de Sociëteit in 1923 een huis opende voor theologie-oplei¬ding. Vandaaruit werd hij op 28 maart 1925 in de kapel van het grootseminarie te Roermond door Mgr. Schrijnen pries¬ter gewijd.
Missionaris.
Na het einde van zijn opleiding vertrok pater Zijlstra naar de missie van de Goudkust en werd benoemd voor het onlangs opge¬richte vicariaat van de Beneden Volta. Op 16 oktober 1925 vertrok hij uit Marseille en werd, na aankomst, benoemd voor de missie van Denu, ofwel Threetown, zoals dat toen gewoonlijk genoemd werd. De naam zegt het: drie locaties waren samenge¬voegd tot één plaats. Zoals bijna overal in deze situaties, bracht dit zijn eigen moeilijkheden mee vanwege onderlinge rivaliteit. De zwitserse pater James Fischer was daar de overste en leidde hem in in het werk. Het vicariaat kampte met een tekort aan priesters. Door de oorlog waren alle duitse S.V.D.-missionarissen uit dit missiegebied verdreven. Geleide¬lijkaan werden deze posten weer bezet en nieuwe staties geo¬pend. In 1927 vertrok James Fischer naar een andere plaats en werd pater Zijlstra de verantwoordelijke voor Denu. Deze vurige missionaris bezat in zijn jeugdig enthousiasme echter niet altijd het geduld en de tact die hiervoor nodig waren. Als kind van zijn tijd had hij ook weinig begrip voor fetish¬verering en ging er trots op meerdere 'afgodentempeltjes' in elkaar getrapt te hebben.
In januari 1929 kwam hij in con¬flict met de leiding van de paro¬chie. Dit leidde ertoe, dat hij zijn fiets nam en vertrok naar Dzodze. Dit was niet volgens het plan van Mgr. Herman, maar zo werd pater Rudolf Zijlstra wel de oprichter van de Dzodze missie en zijn naam zal daar altijd mee verbonden blijven. Vol energie ging hij weer aan het werk. Er moest een kerk en een missiehuis gebouwd worden. Na een paar jaar hard werken ging hij, in april 1931, op vakantie naar Neder¬land. Daar zat hij evenmin stil: hij ging rond om de nodige fondsen bijeen te krijgen voor zijn werk in Dzodze. Na terug¬keer in januari 1932 ging hij met het werk onvermoeid door. Doch, helaas, kreeg hij in september van dat zelfde jaar een ernstig onge¬luk. Door een val van zijn motorfiets liep hij een gecom¬pli¬ceerde armbreuk op. Hij ging voor behande¬ling terug naar Nederland, doch deze was niet volledig succesvol. In maart 1933 kwam hij wel terug naar Dzodze doch vanwege deze armfrac¬tuur heeft hij zijn rechterarm nooit meer goed kunnen gebrui¬ken.
Door zijn toedoen werd te Dzodze een kliniek gebouwd, zodat de zusters van Menton daar hun missionaire arbeid konden begin¬nen. In latere jaren is deze kliniek uitgegroeid tot een ziekenhuisje. Intussen was hij in het vicariaat uitgegroeid tot iemand die meetelde! In 1936 werd hij eerst benoemd tot waarnemend overste te Keta, een gebruikelijke invalbeurt ter vervanging van een missionaris die vanwege ziekte of vakantie maar Europa gaat. Het vicariaat zat er, in die economische crisisjaren, finan¬cieel zeer slecht bij en was bank¬roet nabij. Met name het niet gesubsidieerd onderwij¬zend personeel van de dorps¬school¬tjes kostte handen vol geld. In augustus 1936 ging pater Zijlstra terug naar Nederland om te collecte¬ren voor zijn vicariaat.
In 1937 was er een provincia¬le vergade¬ring van de neder¬landse S.M.A. Pater Ruurd Zijlstra werd door zijn collega's in de Beneden Volta gekozen om de missionarissen in dat vicariaat te vertegenwoordigen. Hij was reeds in Nederland en dat scheelde weer een bootreis heen en terug. Tijdens deze vergadering werd hij in het provinciaal bestuur gekozen en daarin tevens tot vice-provinciaal. Hiernaast werd hij propagandist en de eerst verantwoordelijke voor propaganda, fonds¬werving en administra¬tie. Hoewel het provincia-laat en de administratie te Beme¬len gevestigd waren, opereerde pater Zijlstra voornamelijk vanuit Joure. Daar was hij reeds inwonend op de pastorie en terzelfde tijd part-time assistent in de parochie. Hij was daarbij dikwijls 'onderweg'.
Het zou geen gemakkelijke bestuursperiode worden en alles liep anders als verwacht had mogen worden. Na twee jaar brak de wereldoorlog uit, ons seminarie te Hastings werd gevorderd door het leger, Aalbeek werd ons tijdelijk theologicum en leverde een overschot aan jonge missionarissen zonder werkge¬bied. Heel Nederland liep vol met jonge missionarissen die niet konden vertrekken! Pater Zijlstra bleef zich bezield inzetten voor missionaire zaken, zover dat mogelijk was. Hij maakte zich onpopulair door aan het begin van de oorlog, bij ontstente¬nis van de provinciaal, de maandelijkse allocatie van de leden te verlagen. In 1943 werd dat gecorrigeerd.
Pater Zijlstra bleef Fries met, naar zijn mening, eigen speci¬fie¬ke ver¬antwoorde¬lijkheid voor de friese leden en stu¬denten. Hij zou, bij zijn periodieke bezoeken aan de opleidingen te Her¬laer en Keer, de friese studenten om zich verzamelen en hen aan¬moedigen of beris¬pen, naar gelang hij dat nodig achtte. Vurig en door¬drin¬gend kon hij dan de jongens aankijken. Sommi¬gen zagen zijn bezoeken dan ook met vrees tegemoet.
Na de provinciale vergadering van 1946 vertrok hij nog dat¬zelfde jaar snel terug naar zijn missiegebied. Na wat acclima¬tisatie te Keta, ging hij terug naar zijn vertrouwde Dzodze tot mei 1950. Toen wachtte hem een tweede taak: Wurupong. Het bisdom zag in hem, met zijn financiële achterban, de persoon om een nieuwe missiepost te openen in het Nkonya district. Tot 1956 is hij daarmee belast geweest, zij het met een tussen¬tijdse vakantie en een inval¬beurt te Liati.
Na zijn vakantie in Nederland in 1957 en een kort verblijf te Keta, kon hij beginnen aan zijn derde pio¬niers¬taak: de opening van een tweede parochie, de "Holy Rosary Parish", te Hohoe. In juni 1958 werd pater Zijlstra hiervoor benoemd als eerste residerend priester.
Hij begon echter te sukkelen met zijn gezondheid en besloot definitief naar Nederland terug te keren. Hij nam de boot en kwam op 28 november 1959 met de 'Togokust' in Amsterdam aan. Tij¬dens zijn eerste week bij zijn familie in zijn geboor¬te¬plaats Joure stierf zijn oudste broer. Hij vond in deze plaats spoe¬dig onderdak en een functie op vrijwillige basis als rector in het Theresia-pension voor bejaarden.
Zijn belangstelling voor de missie bleef zoals 'de welbekende weldoeners van de missie in zijn geboorteplaats' en elders ondervonden. In 1965 vierde hij zijn 40-jarig priesterjubi¬leum. Van de fa. Douwe Egberts te Joure, die steeds tot zijn beste weldoeners behoorde, kreeg hij als jubileumcadeau een reis naar Ghana aangeboden. Gezien de gezondheid van pater Zijlstra en de econo¬mische toestand van het land, was provin¬ciaal Florack hiervan geen voorstander. Hij wilde het niet direct verbieden doch insisteerde op een medische verklaring van de dokter. Dit bleek voor deze missionaris geen probleem. Hij vertrok in juli 1965 voor twee maanden naar Ghana. Dit bezoek werd geen sukses. Eind oktober schreef hij naar de provinciaal:
"Sinds 28 september ben ik weer terug uit Ghana. Daar ik mij niet erg fit gevoelde, ben ik wat laat met mijn correspondentie.
Ik ben blij, dat ik de missie nog eens bezocht heb, maar ook blij weer hier in Joure thuis te zijn. Nu weet ik dat ik het missiewerk niet meer aan kan. De laatste 14 dagen ben ik in Winneba geweest".
Gestorven.
Nog een paar jaar heeft hij kunnen werken. In januari 1969 stuurde hij nog f 1000 naar de missieprokuur voor de paters Beckers en Brouwers (te Dzodze: zijn geliefde statie!).
Hij voegde eraan toe:
"Ik zit te tobben met mijn gezondheid. De krachten willen niet vlot terugkomen. Het schrijven zelf valt mij moei¬lijk".
Door een slopende ziekte ging hij geleidelijkaan steeds verder achteruit. Op 25 april 1969 is pater Ruurd Zijlstra in het Theresiahuis te Joure gestorven. Hij werd 73 jaar oud.
In tegenwoordigheid van familie, vrienden en collega's, is hij, na een gezongen uitvaartdienst in de parochiekerk van Joure, ook in zijn geboorteplaats naast collega en plaatsge¬noot Anno Reekers begraven op 29 april 1969. Een zoon van zijn broer (interieurarchitect) heeft de grafsteen ontworpen. Terecht was hierin Afrika gebeiteld, waarvoor Ruurd zich zijn hele leven lang voor ingezet heeft. Zeer toepasselijk was hierin een kruis aangebracht op de locatie van 'Ghana'.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J. ter Linden in 'Onze Krant' juni 1969.
Recherchez .../ Search...