Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 13 août 1907 à Rotterdam dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 29 juillet 1928 prêtre le 29 décembre 1931 décédé le 21 mai 2003 |
1932-1947 missionnaire en Basse Volta (Ghana) décédé à Rotterdam, Hollande, le 21 mai 2003 |
Pater Theo VELDBOER (1907 - 2003)
Afkomst.
Theodorus Josephus Franciscus, zoon van Hilarius (Hylke) Petrus Veldboer en Carolina Gerardina Vrijdag, werd geboren op 13 augustus 1907 in de Nassaustraat in Rotterdam als tweede zoon in een gezin van uiteindelijk vijf zonen en een dochter, en dezelfde dag gedoopt in de parochiekerk van de HH. Martelaren van Gorkum (Feyenoord). Vader was machinist bij een havenbedrijf. Een jongere broer (Marinus 1913 – 1997) trouwde later met een zus van pater Jan van der Kooij.
Opleiding.
Na de lagere school (Leonardus van Veghel) en twee jaar ULO ging Theo naar het seminarie van de Afrikaanse Missiën te Cadier en Keer (1920 – 1926). Zijn philosophie deed hij in het Belgische Chanly, waar hij op 29 juli 1928 lid werd van de S.M.A. Hij begon zijn studie van de theologie in Bemelen, doch in 1929 werd deze verplaatst naar ‘Ore Place’ in Hastings, Engeland. Daar ontving hij op 19.12.1931 de priesterwijding uit handen van Mgr. P.Amigo, bisschop van Southwark.
Missionaris.
Aan het eind van zijn theologische opleiding in 1932, ontving Theo zijn benoeming voor de missie van de Beneden Volta, ofwel Brits Togo, sinds het eind van de eerste wereldoorlog een Brits mandaatgebied. Theo vertrok naar Afrika op 29 september 1932 en ontving zijn inleiding op het missionaire werk te Liati bij pater Jan Beckers totdat pater Verstegen, die hij verving, terugkwam van vakantie. In september 1933 ging Theo naar het seminarie te Dzelukope, doch een paar maanden later ontving hij zijn benoeming voor Kete Krachi bij Pierre Fischer om Toon Smetsers te vervangen, die in augustus overleden was. In augustus 1934 mocht hij overnemen van Pierre Fischer, die op vakantie ging, en kwam Jan Doeswijk naar Krachi als assistent. Daarna werkte hij nog in Liati en Jasikan voordat hij in april 1938 op vakantie naar Europa ging.
In januari 1939 was Theo terug in het Vicariaat van de Beneden Volta en werd benoemd tot overste van de centrale missiepost te Kpandu. Ruim zes jaar was hij in Kpandu als overste. Tevens was hij benoemd tot Sociëteitsoverste (Visitor) voor de Beneden Volta. Hij mocht in 1942 de priesterwijding van zijn vroegere studentjes in Dzelukope (Paul Yawo en Kilian Kpatakpa) meemaken.
Begin 1945 was de bisschop zeer vermoeid en voorbereidingen werden getroffen om hem zo spoedig mogelijk naar Europa te sturen. Meerdere confraters waren niet tevreden met de toenmalige pro-vicar. Door ingrijpen van het Algemeen raadslid pater Kennis werd Theo Veldboer op 19 maart 1945 door de zieke bisschop benoemd tot zijn nieuwe Pro-vicaris. Op 8 april 1945 overleed Mgr. A. Herman in het ziekenhuis te Lome in Togo. Theo was nu de eerst verantwoordelijke voor de gang van zaken in het Vicariaat, te beginnen met de organisatie van de begrafenis van de overleden Bisschop.
Het was een moeilijke tijd. Precies een maand na de dood van de bisschop kondigden de kerkklokken van Keta het einde van de oorlog in Europa aan.
De missionarissen in de Goudkust waren moe en verlangden naar vakantie in Europa, waar jonge missionarissen klaar stonden om hun plaatsen in te nemen. Doch er was geen transport mogelijkheden. Veel schepen waren tijdens de oorlog verloren gegaan. Alle beschikbare transportmiddelen waren dringend noodzakelijk voor de opbouw van het verwoeste Europa. Intussen begon in het Vicariaat het proces voor de opvolging op gang te komen. Hierin speelde Theo ook een belangrijke rol. Onderwijs scheen het belangrijkste thema te zijn. Daarom moest Mgr. Herman’s opvolger hierin ook ter zake kundig zijn en bij voorkeur de Britse nationaliteit bezitten, zodat hij ten opzichte van de Britse regering recht van spreken had. Hiervoor werd campagne gevoerd en ook Theo was hierbij actief betrokken. Pater Kennis, raadslid van de Algemene Overste, organiseerde een consultatie in het Vicariaat en rapporteerde de volgende bevindingen aan Rome: J.G. Holland: 10 stemmen, E.Kennis 10 stemmen, A.v.d.Bronk 7 stemmen, J. Fischer en Th. Veldboer, elk 3 stemmen.
In juli 1946 kwam het bericht uit Rome, dat de Engelse pater J.G. Holland benoemd was als Bisschop van de Beneden Volta. Hij werd in oktober 1946 in Cork, Ierland, tot bisschop gewijd en kwam in zijn Vicariaat aan in januari 1947. Nu kon Theo Veldboer het Vicariaat aan hem overhandigen en de nieuwe Bisschop wat inwerken. In april 1947 ging Theo, na ruim acht jaar, weer op vakantie naar Nederland.
Op missiezondag 1947 ontving Theo met twaalf anderen in de kapel van het missiehuis te Cadier en Keer opnieuw het missiekruis om weer naar Afrika te vertrekken. Doch tijdens de Algemene Vergadering in Rome was de vice-provinciaal (en vroegere provinciaal overste) Jacques ten Have gekozen tot algemeen raadslid. Theo werd gevraagd zijn plaats in te nemen als bestuurslid en vice-provinciaal van de Nederlandse provincie. In december 1947 kwam hij naar Bemelen, doch enkele maanden hierna verhuisde het Provincialaat naar het aangekochte hotel de Tafelberg in Oosterbeek. Ruim vier jaar was hij de rechterhand van provinciaal Hein Mondé. Vanaf 1950 was hij tevens de overste van huize de Tafelberg.
Begin 1952 keerde hij terug naar de Lower Volta, dat intussen verheven was tot het bisdom Keta. Hij werd benoemd tot pastoor van de parochie Hohoe. Het bisdom Keta was nu echter zonder bisschop: Mgr. Holland was al sinds 1950 wegens gezondheid afwezig en had eindelijk zijn ontslag ingediend. Zijn vicaris, Pater Konings, die al sinds 1950 de taken in het bisdom behartigde, werd administrator. Opnieuw werden namen genoemd van mogelijke opvolgers voor de bisschopszetel van Keta en ook de naam van Theo was hierbij als een mogelijke kandidaat. In februari 1954 werd de vicaris-generaal en reeds administrator, pater Antoon Konings, benoemd tot opvolger van Mgr. Holland.
Mgr. Konings besloot zich op 1 mei te Posterholt te laten wijden. Hij benoemde Theo om hem tijdens zijn afwezigheid te vervangen Van maart tot november 1954 was Theo daarom opnieuw, zij het tijdelijk, vicaris-generaal van het bisdom.
Hij maakte nogmaals een tour van meer dan zes jaar als pastoor van Hohoe voordat hij opnieuw op vakantie ging in april 1958. Hierna begonnen zijn tours wat korter te worden. Achtereenvolgens was hij hierna pastoor te Keta (dec. 1958 – jan.1961), Lolobi (Jan. 61 – apr. 63), opnieuw Hohoe (nov. 63 – febr. 65), opnieuw Lolobi (febr. 65 – mei 66), Likpe Mate (mei 66 – Juni 67) en Kadjebi (febr. 68 – juni 1971 en opnieuw, na zijn vakantie in Nederland, van jan. 72 tot mei 74).
Theo heeft altijd mogen genieten van een goede gezondheid. Hij was een charmante confrater en een goede kok en gastheer. Hij hield er van mensen te ontvangen ‘in stijl’. De laatste maanden voelde hij zich niet lekker, had pijn op de borst en dacht aan een hartinfarct. Doch een Memisa-keuring in Rotterdam wees uit dat het allemaal erg mee viel en dat hij eventueel wel weer terug kon naar Afrika. Doch van daar werd aangedrongen dat hij thuis zou blijven, doch voor heel andere redenen. Hij was het laatste jaar betrokken bij een dodelijk ongeval. In SantreKofi had hij met zijn auto een jongen geschept, die van achter de lorrie de weg op rende. Dit werd een rechtszaak en de familie wilde natuurlijk geld zien. Mgr. Konings schreef hem: ’Return not advisable’.
Theo besloot tenslotte thuis te blijven en werd assistent in de St. Bavo parochie te Rotterdam. Na drie jaar vroeg hij ontslag aan en kreeg dat met ingang van 1 november 1977. De bisschop van Rotterdam, Dr. A.J. Simonis schreef:
“In alle eerlijkheid schrijf ik u dat ik u dit ontslag met grote spijt geef. Na vele zware missiejaren wist u zich immers nog zo geplaatst in het bisdom Rotterdam, dat het was alsof u er altijd had bijgehoord. En dat betekent wat in onze tijd! Ik had en heb dan ook de grootste bewondering voor uw moed, uw soepelheid van optreden enuw collegialiteit inde nieuwe verhoudingen, waarin u kwam te staan”.
In feite maakte Theo gebruik van zijn zeventigjarige leeftijd om ontslag aan te vragen. De sfeer op de pastorie beviel hem niet zo en bovendien had hij zijn oog laten vallen op het bejaardenhuis ‘Joachim en Anna’ om daar te gaan werken, waartoe hij zich nog wel in staat voelde. Hij betrok een aanleunwoning bij dit bejaardenoord en werd liefdadig verzorgd door een aantal bejaarde, lieftallige dames en Theo liet zich dat ook met plezier welgevallen. Hij verzorgde de liturgische diensten in het bejaardenoord, bezocht de bewoners en ging als geestelijke begeleider met de reizen van de Bond zonder Naam naar Spanje en België, en van de Nederlandse Bedevaart naar Lourdes.
Hij vierde in Rotterdam zijn vijftig-, zestig- en zeventigjarig priesterjubileum met veel genoegen. Dit laatste jubileum werd door zijn broer met zijn familie georganiseerd.
Gestorven.
Theo was toen midden negentig en aan het eind van zijn krachten. Reeds enkele jaren maakte de familie zich zorgen om hem en zijn verzorging. Theo voelde zich echter goed door verzorgende dames omringd en wilde niet naar het missiehuis te Cadier en Keer. Tenslotte werd hijzelf als verpleegpatiënt in huize ‘Joachim en Anna’ opgenomen. Daar is hij vredig overleden op 21 mei 2003, 95 jaar oud. Op maandag 26 mei 2003 vond de plechtige uitvaartdienst plaats in de kerk van O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen aan de Slinge te Rotterdam. Collega Joop Visser S.M.A., teamleader van de parochie H. Kruisvinding te Rotterdam, ging voor in de dienst. De volgende dag werd afscheid van Theo genomen in de kapel van het missiehuis te Cadier en Keer. Vice-Provinciaal Ambro Bakker was de hoofdcelebrant met assistentie van Joop Visser en andere collega’s. Meegekomen dragers uit Rotterdam droegen Theo in een eikenhouten kist op hun schouders naar zijn laatste rustplaats op het missionarissenkerkhof nabij het missiehuis.
Bronnen:
Archief Nederlandse Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant, nr. 130 Augustus 2003.
Recherchez .../ Search...