Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 26 mai 1914 à Haarlemmermeer dans le diocèse de Harlem, Hollande membre de la SMA le 12 juillet 1936 prêtre le 25 février 1940 décédé le 27 mai 2003 |
1940-1945 Aalbeek et Nijmegen, professeur décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 27 mai 2003, |
Pater Cor SCHELTINGA (1914 - 2003)
Afkomst.
Cornelius Martinus Wilhelmus, zoon van Rudolphus Everardus Scheltinga en Maria van Leeuwen, werd geboren te Lisserdijk, gemeente Haarlemmermeer, op 26 mei 1914 in een gezin van twaalf kinderen, waarvan er twee jong overleden in 1913 en 1918. Cor groeide op te Lisse met vijf broers en vier zussen. Zijn vader was timmerman. Zijn moeder was een zus van de in 1934 overleden pater Bernard van Leeuwen S.M.A. en van de moeder van de gebroeders de Rooij.
Opleiding.
In 1928 ging Cor zijn neven de Rooij achterna en begon zijn opleiding als priester-missionaris in Huize Nieuw Herlaer te St. Michielsgestel (1928- 1930) en daarna in het missiehuis te Cadier en Keer (1930 – 1934). Hij begon zijn philosophie in Bemelen, doch in 1935 werd deze overgeplaatst naar Ore Place in Hastings, waar ook het grootseminarie voor de theologie was. Daar werd hij nog subdiaken gewijd in juni 1939. Doch tijdens de zomervakantie brak de wereldoorlog uit, het seminarie te Hastings werd door de regering gevorderd, en voor de seminaristen op vakantie in Nederland, werd een nieuw onderkomen gezocht en gevonden te Aalbeek, gemeente Hulsberg. Hier begon Kees, zoals hij door zijn medestudenten genoemd werd, aan zijn laatste studiejaar theologie in november 1939. Op 25 februari 1940 werd hij vanuit Aalbeek in de parochiekerk van Hulsberg door Mgr. Lemmens, de bisschop van Roermond, tot priester gewijd.
Missionaris.
Vertrek naar Afrika was wegens de oorlog onmogelijk. Na zijn priesterwijding bleef hij eerst nog een jaar in het seminarie te Aalbeek en ging in september 1941 naar Nijmegen, waar een missiecursus gegeven werd voor missionarissen, die niet konden vertrekken. Vanaf september 1942 was hij in het missiehuis te Cadier en Keer als assistent provisor om pater Bollen, de huiseconoom bij te staan. Vanwege de oorlog met voedseltekort en distributiesysteem waren dit moeilijke jaren om een internaat draaiende te houden. Regelmatig trok Cor erop uit om aardappelen, rogge, vlees en ander proviand clandestien binnen te smokkelen. Met paard en wagen trok hij erop uit en bracht hem zelfs in conflict met de Duitse bezettende macht. Tevens trok hij het land door voor werving van studenten. Meerdere studenten, door hem aangenomen, zijn later priester gewijd. Met sommige andere oud-studenten en vroegere zelatrices heeft hij steeds contact gehouden. Vanaf september 1945 was hij fulltime propagandist met officiële residentie in Bemelen. Na twee jaar volgde zijn benoeming voor Afrika.
Op 18 mei 1948 vertrok hij per boot naar de Goudkust, doch werd onderweg ziek en op de Canarische eilanden met een maagbloeding (?) opgenomen en verpleegd in Queen Victoria Hospital te Las Palmas, een ziekenhuis vooral voor zeelui. Daarna keerde hij terug naar Nederland.
In November 1948 vertrok hij opnieuw naar Afrika en kwam op 12 december aan te Keta, waar hij zijn introductiemaanden doorbracht. Op 8 februari 1949 werd hij benoemd voor de missie van Kpandu en belast met een van de buitenstatiedistricten. Doch na ruim anderhalf jaar moest hij opnieuw, in oktober 1950, wegens ziekte terug naar Europa.
Op 4 juli 1951 vertrok hij voor de derde keer naar de Beneden Volta, wat nu het bisdom Keta was. Na assistent in Keta en Hohoe werd Cor in 1955 waarnemend pastoor in Dzodze, voordat hij in februari 1956 op vakantie ging.
Na terugkeer was hij even werkzaam in Jasikan, Liati en Vakpo tot hij in maart 1958 werd benoemd tot pastoor te Kete Krachi. Met onderbreking van vakantie en een vervanging van de pastoor in Jasikan, is hij in Krachi gebleven tot 1970.
Waar hij ook was, Cor was altijd gehaast en zenuwachtig druk. Hij was bewogen en bevlogen, ook onder zijn vakanties in Europa. Er wordt gezegd, dat hij ongeveer huilend op de preekstoel stond om geld bijeen te krijgen voor een door een tornado afgerukt dak van een kerk of school. Ook kwam hij dikwijls voor dag en dauw aan in de buitenstaties, luidde de kerkbel en mopperde dat niemand aanwezig was. Soms was hij al weer vertrokken, voordat de mensen ter plaatse waren. In 1970 werd hij benoemd tot pastoor in Vakpo. Als hij boodschappen moest doen in Accra, stond hij vanuit Vakpo, na een uur of drie rijden, ’s morgens al om zes uur aan de deur van de Osu missie in Accra. Hij verving de pastoor van Dzelukope tijdens diens vakantie en later ook de pastoor van Nkwanta.
Zijn gedrevenheid, zijn gehaastheid en onrust bracht hem wel eens in conflict met de mensen. Een Ghanese uitdrukking zegt: “God’s time is the best, so why worry?”. Maar dat was juist wat Cor wel deed. Hij had ook een goed geheugen en daarbij de gewoonte de doopboeken en registers na te pluizen, te corrigeren of van aantekeningen te voorzien, als hij de ‘status animarum’ en de daarbij horende familierelaties had uitgeplozen. Dit leidde wel eens tot de bemerking: ”Father knows too much!”. Zijn gedrevenheid en voortdurend ongeduld, dat met de jaren steeds erger scheen te worden, was niet alleen een probleem voor de diverse kerkbesturen, onderwijzers en de parochianen, die direct met hem te maken hadden, doch ook voor zijn Bisschop, die dit natuurlijk ook te horen kreeg. Ook het tropische klimaat zal geen goed gedaan hebben aan zijn gemoedstoestand.
In 1973 heeft de Regionaal Overste hem nog gepolst om opnieuw propagandist in Nederland te worden. Zijn antwoord was:
“Ik wil niet terug nar Nederland; ik ben al ziek als ik aan een Nederlandse winter denk en het geestelijk klimaat kan ik helemaal niet begrijpen. Ik kan onder de vakanties zelfs niet eens met mijn jonge neven en nichten praten, want zij hebben een mentaliteit die ik niet begrijp. Ik was vroeger al ouderwets. Ik heb vroeger met plezier propagandawerk gedaan. Deze nieuwe aanpak vind ik helemaal niets…., ik zou het dan liever op de oude manier doen”.
De Regionaal overste stelde hem voor om er een rustig over na te denken. Hij vond dat niet nodig, want zijn antwoord was en bleef NEEN! Later zei hij echter nog:
“Als ik bevolen word om dit werk te gaan doen, zal ik echter wel gehoorzamen”.
Pater Scheltinga voelde best aan, dat de bisschop zich ook zorgen over hem begon te maken omdat hij het werk psychisch niet meer naar tevredenheid aan kon. Doch de bisschop sprak zich niet duidelijk uit. Cor schreef daarover uitvoerig aan het bestuur in Juni 1974:
“Wat gezondheid betreft, kan ik nog wel een plaatsje vullen, dacht ik. Een grote plaats kan ik echt niet aan. Ik ben veel te zenuwachtig, als daar drommen mensen op je af komen: dan ben ik direct af! Ik geef ’s avonds altijd zogenaamd cinema show (dia’s en catechismus rolletjes) en dan heb je bijna de hele stad of dorp: dan ben ik al over mijn zenuwen heen. Een stelletje doopsels, dan kan ik geen ticket meer schrijven: ik ben altijd al een slechte schrijver geweest en nu zeker. De bisschop kan een idee hebben dat ik niet meer gelukkig ben, doch dat is maar betrekkelijk. Oneerlijkheid heb ik altijd slecht kunnen verdragen, dus ketter ik nog wel eens. Maar buitenstaties doe ik toch altijd nog graag, hoewel het me ook hier wel eens tegenvalt, wat er van geworden is. We verwachten natuurlijk altijd te veel; zeker in een district als hier kan je niet te veel verwachten, want het christendom is nog zo nieuw. In Vakpo ben ik nog bezig met wat kerkjes en dat is ook nog een ideaal wat ik verwezenlijken wil. In oktober ben ik due, maar het is niet mijn bedoeling dan op vakantie te gaan, mij veel te koud, ik wacht toch tot mei of zo en dan kunnen jullie mij ompraten, maar zoals ik nu denk, wil ik toch nog wel weer hier terug komen. De kerk in Nederland ligt me niet, de welvaart daar kan ik ook niet tegen en het materialisme is me ook te veel”.
In mei 1975 ging pater Scheltinga op vakantie naar Nederland. Tijdens deze vakantie werd wel met het bestuur gepraat over andere mogelijkheden, doch Cor had de toezegging van de Bisschop, dat hij terug kon komen. Hij had daar voor zijn vertrek met Mgr. Konings over gepraat en schreef aan het bestuur dat het vroeger allemaal veel gemakkelijker was. Ze zeiden je wat je moest doen en nu moet je zelf besluiten. Mgr. Konings hoopte dat het SMA bestuur hem thuis zou kunnen houden. Het bestuur was van mening dat de beslissing in Ghana genomen moest worden en dat Mgr. Konings duidelijker had moeten zijn. Ze adviseerden Cor terug te gaan naar Ghana om daar afscheid te nemen.
Hij kwam in november 1975 terug naar Ghana en ging weer naar de missiestatie van Vakpo. Maar een half jaar later werd toch de knoop doorgehakt en in mei 1976 ging hij definitief terug naar Europa.
Na een goede vakantie opteerde Cor voor Duitsland waar hij tijdens de vakanties al wat assistenties verricht had. Hij nam contact op met pater Harrie Smits, die evenals pater Kees Potters, werkzaam waren in het bisdom Hildesheim. In februari 1977 werd hij benoemd tot pastoor in Seeburg. Hier heeft hij nog bijna tien jaar gewerkt. Hier heeft hij ook zijn broer, die met zijn familie bij hem op vakantie was doch vrij plotseling kwam te overlijden, begraven. Op zijn grafsteen lezen we “Ver van huis, dicht bij God”. Het politiek en geestelijk klimaat in Duitsland lag hem beter dan die in Nederland. De kerk was meer behoudend en alles was meer gedisciplineerd. Devoties begonnen een steeds grotere plaats in te nemen in zijn leven en bezoeken aan bedevaartsplaatsen begonnen veelvuldiger te worden. De gehaastheid en de onrust bleef. Maar ook zijn bezorgdheid: zijn bezorgdheid voor zijn mensen, maar ook voor de missie, voor de missionarissen op bezoek. Hij had goede contacten in zijn parochie en omgeving en wist contacten te leggen tussen de mensen daar en zijn vroeger missiegebied in Ghana. Hij had contacten met Ghanezen in Duitsland, en wist mensen te inspireren voor zijn missie: een koortje ging zelfs uit Duitsland op bezoek in Ghana.
Overleden.
In Augustus 1986 kwam hij terug naar Nederland en trok zich terug in Huize Tafelberg te Oosterbeek en, bij het sluiten van de bejaardenafdeling daar, verhuisde hij in oktober 1993 naar het missiehuis te Cadier en Keer. Zijn Maria-devotie groeide tot haast abnormale proportie. Zolang zijn gezondheid het nog toeliet reisde hij naar Medjugorje of ging naar Maria, de Vrouwe van alle Volkeren te Amsterdam. Hij steunde Zuster Alessandrina en de Familie van Maria Medeverlosseres en meerdere, soms dubieuze religieuze devoties.
Zijn gezondheid begon hem de laatste jaren steeds meer in de steek te laten, zodat Cor steeds vaker een beroep deed op de confraters en de zusters van de verzorging. Van rollater kwam hij in een rolstoel. Maar hij had nog steeds haast en geen geduld. Zijn bloedsomloop liet mogelijk wel wat te wensen over, want hij klaagde steeds over koude benen en voeten.
Hij verlangde naar het einde en zuchtte bij ieder sterfgeval in huis, dat O.L. Heer hem maar niet wilde roepen. Hij bleef intussen helder van geest, met een goed geheugen en volgde, belangstellend en/of nieuwsgierig, de gebeurtenissen in en om het huis.
Op zondag 26 mei 2003 vierde hij zijn 89ste verjaardag. Hij voelde zich al een paar dagen niet lekker en bleef op zijn kamer. Kort na middernacht na zijn verjaardag, in de vroege nacht van 27 mei 2003, stierf hij. Eindelijk rust! Op zaterdag na Hemelvaart, 31 mei 2003 en feest van O.L. Vrouw van de Apostelen, vond de uitvaartdienst plaats.
Het werd een vrij drukke begrafenis. Zijn enige nog in leven zijnde zus kon niet aanwezig zijn. Een behoorlijk aantal neven en nichten waren aanwezig, waaronder een stuk of vier oud-studenten van Keer, en verder nogal wat vrienden en kennissen, oud-zelatrices etc., want Cor hield contact met zijn kennissen. Bestuurslid Harrie Hoeben ging voor in de Eucharistieviering met assistentie van Denis van de Laak (Duitsland) en Toon Hulshof (missionaris in Keta bisdom.) Daarna hebben we hem te rusten gelegd bij zijn confraters.
Bronnen:
Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant nr. 130, augustus 2003.
Recherchez .../ Search...