Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 12 octobre 1897 à Tilburg dans le diocèse de 's-Hertogenbosch, Hollande membre de la SMA le 28 octobre 1922 prêtre le 28 mars 1925 décédé le 8 juillet 1980 |
1925-1947 missionnaire à la Côte de l’Or, Accra, Jamasi, Obuasi décédé à Heerlen, Hollande, le 8 juillet 1980, |
Pater Jan van den HOUT (1897 - 1980)
Afkomst.
Johannes Cornelius Antonius Seraphinus van den Hout, zoon van Antonius Franciscus van den Hout (+ 20.07.1942) en Dorothea v.d. Woude, werd geboren te Tilburg op 12 oktober 1897. Zijn vader was aannemer. Jan had meerdere broers en zusters.
Opleiding.
Jan ging naar de lagere school te Korvel, Tilburg, tot 1908 en was daarna op kostschool "De Ruwenberg" te St. Michielsgestel. In 1910 ging hij naar het college van de paters Capucijnen te Langeweg, en vervolgens naar het noviciaat. Van 1918 tot 1920 studeerde hij philosophie te Helmond, waarna hij besloot van richting te veranderen. Hij keerde niet terug naar de Capucij¬nen, bleef een jaar bij zijn ouders in Tilburg, en vertrok in 1921 naar het seminarie van de Afrikaanse Missiën te Lyon.
Dit was in het begin een zware tijd voor hem, want hij had niet de franse opleiding gehad, die zijn klasgenoten hadden gekregen te Keer en Chanly. Op 28 oktober 1922 legde Jan in Lyon zijn eed af, doch deze bleek later ongeldig te zijn vol¬gens can. 632 van de oude Codex: hij had wel ontslag van de 'profe¬ssio simplex' bij de Capucijnen, maar geen 'aucto-ritas apostolicae sedis' om in te treden in de Sociëteit van Afri¬kaanse Missiën. Dus bezat hij geen 'titulus canonicus', vol¬gens can. 974, nodig om het subdi¬aconaat te ontvangen. Na verkregen dis¬pensatie werd hij op 15 september 1924 alsnog door eedafleg¬ging lid van de S.M.A. De theologische opleiding was intussen verplaatst van Lyon naar Bemelen. Van daaruit werd hij 30 september 1924 te Wittem door Mgr. Schrijnen tot subdiaken gewijd. Op 28 maart 1925 werden hij en zijn klasge¬noten in de kapel van het grootseminarie te Roermond door Mgr. L. Schrij¬nen tot pries¬ter gewijd.
Missionaris.
Nog datzelfde jaar, op 16 oktober, vertrok hij vanuit Marseil¬le, aan boord van de ss. 'Kouroussa' van de Compagnie Fabre, naar Afrika. Met dezelfde boot vertrokken ook de nieuw benoem¬de bisschop Mgr. Ernest Hauger en drie van vakantie terugke¬rende missionarissen: twee fransen en Toon Meeuwsen.
Op 20 november kwamen ze te Cape Coast aan. Daar bleef father John, zoals hij nu genoemd werd, enkele maanden om te acclima¬tiseren en de taal te leren. Op 26 febru¬a¬ri 1926 ging hij met de elzasser pater Joseph Stauffer naar de hoofdstad Accra, om daar de missiepost te heropenen, die reeds in 1892 was geopend doch, wegens de vele sterfgevallen tijdens de gele koortsepi¬demie in 1895, weer was gesloten. Als oudste priester van het vicariaat had pater Stauf¬fer, na de dood van Mgr. Hummel, bijna twee jaar lang leiding gegeven aan het vicariaat van de Goudkust, waar hij al een kwarteeuw als missionaris werkzaam was.
Hij had, in deze interim-perio¬de als leider van het vicariaat, een huis gekocht in Accra. Dank zij het reeds genomen initia¬tief van pater Stauf¬fer, heropende Mgr. Hauger deze missie¬post en benoemde père Stauf¬fer daar als pastoor met John van den Hout als zijn assistent. Samen hebben ze deze parochie aan de Derby Avenue, thans de 'Sacred Heart Parish', opge¬bouwd. In 1931 werd Jan gekozen om de nederlandse S.M.A.-leden van het vica¬riaat te vertegenwoordigen op de eerste pro¬vinciale verga¬dering. Na terugkeer van vergadering en vakantie, in febru¬ari 1932, werd hij benoemd tot pastoor te Konongo in Ashanti. Kort hierna werd Ashanti als een zelfstan¬dig vicariaat van Cape Coast afgeschei-den en kreeg Kumasi zijn eigen bisschop.
In april 1935 kreeg pater van den Hout opdracht een nieuwe missiepost te openen te Jamasi. In 1937 werd hij opnieuw gekozen als afgevaardigde van de nederlandse missionarissen in de Goudkust naar de algemene vergadering te Lyon, en om de missionarissen in Ashanti te vertegenwoordigen op de provin¬ciale vergadering te Cadier en Keer. Na terugkeer van verga¬de¬ringen en vakantie, in maart 1938, werd hij benoemd tot pas¬toor te Obuasi. In augus¬tus 1942 volgde overplaatsing naar Kumasi. In september 1943 werd hij benoemd tot overste van Konongo en in november 1945 volgde zijn overplaatsing naar Bekwai. In november 1947 ging deze hardwerkende, doch soms nogal heetgebakende, missionaris op vakantie. Hij had, mede vanwege de oorlog, toen bijna tien jaar lang onafgebro¬ken in Ashanti gewerkt. Boven¬dien had hij kanker aan zijn lippen, die dringend behan¬deld moesten worden.
In 1948 kwam hij naar het missiehuis te Nieuw Her¬laer als lid van de staf. Van hieruit ging hij naar missieten¬toon¬stellingen en werkte mee met de admi¬nistratie van missiebusjes. Hier vierde hij ook zijn zilveren priesterfeest. In december 1951 werd hij kapelaan in de parochie van de H. Paulus te Rotter¬dam. Daar nam hij ontslag in juli 1953. Hij was van plan terug te gaan naar Ashanti, doch heeft, na cor¬respondentie met Mgr. van den Bronk, tenslotte toch maar besloten in Nederland te blijven. Op 22 oktober 1953 werd hij benoemd tot bibliotheca¬ris van het missiehuis te Cadier en Keer. Helaas zag hij, een half jaar later, 'zijn' kostbaar bezit in vlammen opgaan: in maart 1954 brandde het missiehuis af en ging ook de biblio¬theek verloren. Na de wederopbouw van het missiehuis mocht hij, met de biblio¬theekcommissie, bouwen aan een nieuwe bibli¬otheek. Toen Wim van Hout in 1963 over¬leed, dacht men bij de bestelcentrale van de V.S.K.B. (= Vereniging van Seminarie- en Klooster Biblio¬thecarissen o.l.v. pater Bakker s.s.s.), dat de overledene de bibliothe¬caris van Cadier en Keer was, en men informeerde reeds naar zijn opvolger.
Twee jaar ervoor was pater Jan Mays begraven op het nieuw aange¬legde kerkhof van het missiehuis bij de Calva¬rie¬berg. Jan Mays was bij Jan van den Hout kape¬laan ge¬weest te Obuasi. Jan Mays werd, als eerste op het nieuwe kerkhof, vooraan links in het middenvak begraven. Zijn oud-pas¬toor wees diagonaal over het kerkhof naar de plaats rechts achteraan: "daar wil ik begraven worden", zei hij. Wat er van zij, op de door hem aangeduide plaats, de laatste in het middenvak, werd hij, 'n kleine 20 jaar later, inderdaad begraven!
Naast zijn werk in de bibliotheek, bleef Jan van den Hout eveneens pasto¬raal actief met assis¬tenties te Margraten, Cadier en Keer en Maastricht, was godsdienstleraar VGLO, en verleende assistenties bij de broe¬ders van de Beyaard te Maastricht. Hij had goed contact met de jeugd en dat hield hem jong. Ook zijn vriendelijk gezicht en gulle lach droegen bij aan zijn goede contacten met de mensen rondom hem.
Het leven was voor Jan niet alleen zonneschijn. Hij heeft zijn moeilijke momenten gehad: zijn vertrek uit de missie, de zorg om zijn gezondheid. Hij kon ook moeilijk voor anderen zijn. Hij was een gevoelsmens en kon nogal dominerend grommen en brommen als hem iets dwars zat, doch meestal overheerste zijn vriende¬lijkheid en zijn lach.
Gestorven.
Toen op 27 februari 1975 het missiehuis te Cadier en Keer van Gedeputeerde Staten van Limburg 'de verklaring van geen be¬zwaar' ontving als erkend kloosterbejaardenoord, was Jan van den Hout bij de eerste groep inwoners van het bejaardenoord 'de Keerderberg'. Hij was intussen 77 jaar.
Op zijn 80ste verjaardag vroeg hij de overste om het H. Olie¬sel, het sacrament van de laatste levensfase. Ineens begon hij zich oud te voelen. Zijn krachten, lichamelijk en geeste¬lijk, begonnen hierna vrij snel af te nemen. We lezen in het dagboek van het missiehuis:
"Jan v.d. Hout gaat hard achteruit en begint de moed te verliezen".
Op 22 januari 1980 werd Jan ontslagen uit het ziekenhuis te Maastricht en op 17 maart werd hij, wegens vermeende dementie, opgenomen in het St. Joseph rustoord van de broe-ders in de Gasthuisstraat te Heer¬len. Daar is hij, verlangend naar het einde, op 8 juli 1980 overleden, 82 jaar oud.
Op vrijdag 11 juli 1980 werd de plechtige uit¬vaart¬dienst gehouden in de kapel van het missie¬huis te Cadier en Keer. Hierin werd de overledene als volgt door de predikant geschil¬derd:
"Toen ik een dezer dagen een adressenboekje van pater van den Hout opensloeg, las ik op de eerste bladzijde, ge¬schreven in zijn duidelijk handschrift, het volgende:
'A brave man is not ashamed of his tears. They are not signs of weakness - they mean a big heart'.
Toen pater van den Hout 5 jaar geleden, op de avond van zijn 50 jarig priesterfeest, nog even napraatte over de voorbije dag, kwamen hem de tranen in de ogen. En ieder¬een, die hem de laatste maanden in het ziekenhuis of het rusthuis heeft meegemaakt, kan dit beamen: het waren heus geen tranen om medelijden op te wekken. Het waren uitin¬gen van ontroering, van vreugde of van verdriet. En je vermoedde een gevoelig mens voor je, een mens, die zo echt menselijk kon zijn, medelevend met alles, wat men zoal aan hem kwijt wilde. Daarnaast kennen wij zijn vrien¬delijke gezicht, waarop vaak een glimlach verscheen, een lach, die gezelligheid en gemoedelijkheid maar ook echte diepe menselijkheid uitstraalde".
Hierna is hij bij zijn collega-missionarissen begra¬ven op het kerkhof van het missiehuis.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- 'Onze Krant', nr 45, sept. 1980.
Recherchez .../ Search...