Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 1er novembre 1881 à Oud-Vroenhove dans le diocèse de Roermond, Hollande membre de la SMA le 2 octobre 1900 prêtre le 12 juin 1904 évêque le 28 novembre 1932 décédé le 12 août 1966 |
1902-1905 Cork, professeur décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 12 août 1966, |
Bishop Hubert PAULISSEN (1881 - 1966)
Afkomst.
Hubertus Josephus Paulissen, zoon van Petrus Paulissen (1843 - 1912) en Agnes Bastiaens (1845 - 1919), werd geboren op 1 november 1881 te Wolder, gemeente Oud-Vroenho¬ven (voordat het geannexeerd werd door Maastricht). De familie werd aangeduid als 'eenvoudige boerenlui', met zeven kinderen, 3 jongens en 4 meisjes; doch één hiervan is jong gestorven. Hubert was de derde van de kinderen. Net, een van de meisjes, trouwde met Pierre Florack: zij werden de ouders van 2 S.M.A.-priesters.
Opleiding.
Na de lagere school ging Hubert op 27 september 1893 naar het juist voltooide missie-college in het nabij gelegen Cadier en Keer, samen met zijn plaatsgenoot en levenslange compagnon Joseph Mouren en enkele andere nederlandse jongens. Na drie jaar, in 1896, gingen zij naar Riche¬lieu bij Clermont-Ferrand voor de laatste 2 jaar van de toen¬tertijd vijfjarige middelba¬re opleiding. In 1898 begonnen zij hun hogere studies te Lyon, die toen bestonden uit 1 jaar phi¬losophie en 3 jaar theologie. Op 2 oktober 1900 legden zij de eed af en werden hierdoor lid van de Sociëteit. Na beëindi¬ging van hun studies waren ze nog te jong om gewijd te worden. Hubert werd naar Cork gestuurd om daar aan het kleinseminarie van de Sociëteit les te geven. Nog geen half jaar later kreeg de jonge leraar te Cork te horen dat zijn klasgenoot Joseph Hamers uit Cotisse bij Vijlen, die in juli 1902 gewijd was en enkele maanden erna vertrokken naar de missie in Nigeria, reeds op 24 december 1902 te Lagos overleden was.
Op 12 juni 1904 werden Hubert Paulissen en Joseph Mouren, ook uitgesteld vanwege zijn jonge leeftijd en overgekomen uit Lyon na het behalen van een theologische doctorstitel, te Cork tot priester gewijd door Mgr. O'Callaghan.
Missionaris.
Na zijn eerste plechtige heilige Mis te Wolder, en na nog een jaar les gegeven te hebben te Cork, vertrok Hubert Paulissen rond november 1905 naar Afrika. Hij was benoemd voor de missie van de Beninkust (Nigeria) en kwam als assistent bij de beken¬de pater/ dokter Jean Marie Coquard te Abeokuta. Pater W. Reckmann schreef in 'Missieaktie' (jan. 1967):
"Pater Coquard zag aanstonds de opvallende levensernst van zijn jonge confrater en liet hem zoveel mogelijk naar eigen inzicht werken. Er was weinig succes, maar pater Paulissen rekende ook niet op onmiddellijk succes. Alles was nog pril begin. De weg moest nog geëffend worden voor de resultaten die de latere generaties zouden oogsten. De oprichting van scholen en de opleiding van leerkrachten hadden de grote belangstelling van pater Paulissen".
Practisch zijn hele actieve leven verkeerde Hubert Paulissen in een stadium van 'pril begin' met wegen die 'nog geëffend' moesten worden. Hij assisteerde père Coquard bij de bouw van het 'Catholic Sacred Heart Hospital', dat in 1911 te Abeokuta geopend werd. Ook speelde hij te Abeokuta een bemiddelende rol in een op¬stand van een nabij wonende bevol-kingsgroep tegen de koloniale regering.
Onder de oorlog werd hij overgeplaatst naar de hoofdstad Lagos. Nigeria was een britse kolonie, gelegen tussen het duitse Kameroen en Togo. De benoeming van een missieoverste uit een neutraal land voor deze politiek gevoelige stad was wel op zijn plaats.
In 1919 ging pater Paulissen naar Europa. Slechts één keer was hij op vakantie geweest (1912?). Nu was hij gekozen als afge¬vaardigde van de missionarissen in Nigeria naar de algeme¬ne vergadering van de Sociëteit te Lyon.
"Ik kwam dan in 1919 vanuit Nigeria naar Lyon om daar op de algemene vergadering allereerst de missie van 'Benin' te vertegenwoordigen. Ik zeg 'allereerst', want er was nog een ander punt waarvoor mijn nederlandse collega's mij ge¬vraagd hadden te willen pleiten: de spoedige op¬richting van een nederlandse provincie".
Tijdens deze vergadering werd Hubert Paulissen gekozen als eerste nederlander in het algemeen S.M.A. - bestuur. Tevens werd hij benoemd tot tijdelijk profes¬sor in de H. Schrift aan het semi¬narie te Lyon.
Nederlandse Provincie - Provinciaal overste.
In 1920 kwam pater Paulissen naar Nederland als overste van het missiehuis te Cadier en Keer. Tevens moest hij de oprich¬ting van een zelfstandige nederlandse S.M.A.- provincie voor¬be¬rei¬den. In Keer werd met de opleiding van broeders begonnen en te Blitterswijck werd een oud kasteeltje gekocht van franse Trappistinnen, waar de opleiding van de broeders werd voortge¬zet. Later zou pater Paulissen schrijven:
"In het geheim, dat is voor de oningewijde, wordt op 15 januari 1923 te Rome door kardinaal van Rosssum en de hoogeerwaarde pater J.M. Chabert de oprichtingsacte (van de Nederlandse provincie) getekend".
We mogen aannemen dat pater Paulissen niet tot de oningewij¬den hoorde. Op 17 april 1923 kwam de algemeen overste per¬soon¬lijk naar Cadier en Keer om de oprichting van de provincie mee te delen en tevens, dat pater Paulissen benoemd was als eerste provinciaal overste.
Provinciaal Paulissen kocht een huis te Bemelen van de franse zusters van de Visitatie en bracht de theologie van Lyon naar dit huis. Te St. Michielsgestel werd huize 'Nieuw-Herlaer' gehuurd van de Weense zusters "Dochters van de Goddelijke Heiland" voor de eerste paar jaren van het kleinsemi¬narie (1926) en te Hastings in Engeland werd, na talrijke mislukte pogingen in Nederland, een groot land¬goed met gebouw van de Jezuïe¬ten gekocht en in gebruik genomen als grootseminarie (1929). De philosophie werd toen van Chanly overgebracht naar Bemelen.
Finan¬cieel waren het moeilijke jaren voor de jonge provin¬cie.
Dikwijls ging provinciaal Paulissen op stap om geldleningen op gunstige voorwaarden af te sluiten bij particulieren. Zakelijk gezien was de aankoop van Hastings eigenlijk boven de krachten van de jonge provincie. De algemeen overste schreef dan ook: "ik bewonder je moed!". Zaken doen was trouwens niet het sterkste punt van het eerste provinciale bestuur en dat heeft hen ook wel eens in moeilijkheden gebracht, extern en intern (kritiek van Harrie Rothoff: zie 11.11.1942). Onzakelijke beslissingen, ondoordacht en ondeskundig, hebben voor de pro¬vincie financiële gevolgen gehad, waardoor nogal wat middelen onnodig verloren zijn gegaan. Er was nauwelijks interne en externe controle en de gesloten bestuurscultuur van die tijd heeft heel wat verborgen gehouden.
In 1931 werd de eerste provinciale vergadering gehouden en provinciaal Paulissen werd herkozen voor een tweede termijn van zes jaar. Spoedig hierna, van november 1931 tot april 1932, maakte hij een visiatiereis naar west-Afrika, waar met name in de Goudkust serieuze moeilijkhe¬den waren tussen de missionarissen en de bisschop, Mgr. Hauger. Ook wilde Paulis¬sen beter geïnformeerd worden over Ashanti, want de oprichting van een zelfstandig vicariaat was in discussie. Provinciaal Paulissen was aanwezig bij de inze¬gening van de kerk te Kumasi op 14 februari 1932, nog niet wetend dat bijna twee weken tevoren, op 2 februari 1932, door Rome het vicariaat van Kumasi was opgericht. Een jaar later was dit zijn eigen kathe¬draal!
Wat hij toen mogelijkerwijs stilletjes vermoed had, werd hem na terugkeer in Europa vrij spoedig duidelijk: hijzelf zou de eerste bis¬schop van Kumasi zijn. Een brief van 2 juli 1932 is veel-zeggend: pater Paulissen probeerde nog een hangende financiële zaak te regelen en schreef:
"De mogelijkheid bestaat ook dat ik binnen drie of vier maanden niet meer aan het hoofd der Provincie zal staan".
De geruchten werden steeds sterker, doch de benoeming kwam niet af. Kardinaal-Prefect van Rossum van de Propaganda kwam te sterven en alles lag even stil in Rome. Provinciaal Paulis¬sen ging op reis naar Egypte, mogelijk om even weg te zijn uit deze wereld van geruchten.
Bisschop van Kumasi.
Daar vernam hij het bericht dat Rome hem op 29 november 1932 benoemd had tot eerste apostolisch vicaris van Kumasi (episc. tit. Pomariensis). Begin december drong dit nieuws door in onze huizen. Op het feest van O.L. Vrouw van Lourdes, 11 februari 1933, is pater Hubert Paulissen, als eerste neder¬land¬se S.M.A.-lid, in de St. Servaaskerk door Mgr. Lemmens tot bisschop gewijd. Als devies koos hij "Venator animarum" (Jager van zielen).
In mei 1933 kwam Mgr. Paulissen met de s.s. 'Maaskerk' in de Goudkust aan. Een katholiek advocaat had zijn auto beschikbaar gesteld waarmee de bisschop naar de dichtbijzijnde missiepost van Sekondi werd gebracht. Daar heeft hij aan de eerste twee pries¬terkan¬didaten van het Goudkust vicariaat, George Ansah en Francis Menyah, de kruinschering toege¬diend. Enkele dagen erna vertrok hij met de trein naar zijn bisschopsplaats Kumasi.
Achttien jaar heeft Mgr. Paulissen aan het hoofd van deze kerkelijke jurisdictie gestaan. Eerst moest er een bisschops¬huis gebouwd worden. De kathedrale kerk, wel in gebruik, doch nog lang niet afgewerkt, werd voltooid, zelfs met klokken en twee prachtige torens. Nieuwe staties werden geopend.
Moeilijke tijden braken aan: wereldwijde economische malaise met een enorme invloed op de cacaoprijzen, een belangrije bron van bestaan in grote gedeelten van het vicariaat, en daarna de tweede wereldoorlog. Vijf jaar lang kwamen geen nieuwe missio¬narissen vanuit Europa en de aanwezigen werden vermoeid en ziek. Enkele jonge krachten stierven (Cup, Rei¬mert).
Na de oorlog bracht Mgr. Paulissen de engelstalige zusters van St. Louis binnen voor het onderwijs (kweekschool en middelbare school) en de Medische Missiezus¬ters (vanuit Imstenrade) voor de ziekenzorg. Een ziekenhuis werd geopend te Berekum.
Doch Afrika was snel aan het veranderen. Er ontstond politieke onrust door opkomend nationalisme en drang naar zelfstandig¬heid. Er kwamen stakingen, politieke partijen en strijd tussen nationale en regionale aspiraties, strijdend voor eigen trots en identiteit. Kwame Nkrumah werd regeringsleider.
Ook de katholieke kerk stond midden in deze ontwikkelingen. Op 18 april 1950 werd de hierarchie ingesteld in Ghana. Als senior van de bisschoppen mocht Mgr. Paulissen op 29.04.1951 Mgr. W.Th. Porter installeren als metropolitaan van de Goud¬kust kerkpro-vincie en aartsbisschop van Cape Coast en hem het pallium omhangen. Het vica¬riaat van Kumasi werd verheven tot bisdom en op 6 mei 1951 werd Mgr. Paulis¬sen op zijn beurt door aartsbis¬schop Porter te Kumasi geïnstalleerd. Om dit plechtig te vieren en het uit dankbaarheid groots en sacraal naar buiten uit te dragen, organi¬seerde de Kerk in de Goudkust een groot natio¬naal Eucha¬ris¬tisch Congres, dat te Kumasi gehou¬den werd en waardoor Mgr. Paulissen de ontvangende gastheer werd.
Het werd een groots gebeuren, waar alle katholieken en zeker die van het bisdom Kumasi, erg trots op waren.
Doch het ging niet goed met Mgr. Paulissen! Hij had moeite met de tijd en kon de ontwikkelingen niet aan. Nogal tempera¬ment¬vol van karakter en dikwijls heetgebakend, vooral bij tegen¬werkingen, droeg dit ertoe bij dat niet alleen zijn gezicht rood aanliep, doch ook dat de bloeddruk ging stijgen. Dit alles kwam zijn gezondheid niet ten goede.
Ook binnenkerkelijk kwam er roep om verandering en afrikanise¬ring. De apostolisch delegaat Mgr. David Mathew zag Mgr. Paulissen, niet bepaald zijn man, graag vervangen door Mgr. van den Bronk en hij liet niet na dit bij kerkelijke en Socie¬teitsoverheden aan te kaarten. Reeds in maart 1947 schreef hij naar provinciaal Mondé:
"I am rather concerned about Mgr. Paulissen's health; the state of his blood pressure seems to me rather disturb¬ing. The appointment at Kumasi is in some respects the most crucial in the Gold Coast. As you can well imagine, the Ashantehene and some Kumasi Catholics as I met, pressed strongly that Mgr. Pau-lissen should eventually be succeeded by an English Bishop. This is a suggestion which I am disposed to resist. At the same time, I feel that the next Bishop should be a man of unusual adapt¬ability, experience and culture, in order to deal suc¬cess-fully with a rather difficult situation. It is the post which, from all accounts of him, would seem to be best fitted for Mgr. van den Bronk. He has a position as a scholar which no other missionary in the Gold Coast approaches".
Na het geslaagd Eucharistisch Congres ging Mgr. Paulissen op vakantie. In Nederland is hij onderzocht door Dr. Bo¬ekel¬mans van het St. Antonius ziekenhuis te Utrecht. Deze con¬sta¬teerde dat verscheidene afwijkingen, als verhoogde bloed¬druk, vermin¬derde nierfunctie en andere afwijkingen, hun grond¬oorzaak vonden in een aandoening van het gehele bloedvatenstel¬sel en wel in een algemene vaatverkalking. Veel was daar niet tegen te doen. Zijn advies was dan ook: niet terugkeren naar Afrika en bedanken voor zijn verantwoordelijke functie. Mgr. Paulis¬sen kreeg deze uitslag op 29 september 1951 en die kwam hard aan. Op verzoek had Dr. Boekelmans het medisch rapport ook naar Rome gestuurd.
Na wikken en wegen ging Mgr. Paulissen naar Rome, waar hij op 10 november 1951 zijn ontslagbrief schreef en indiende bij de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs, zoals deze in die tijd heette. Op 19 november aanvaardde Rome zijn ont¬slag, benoemde hem tot titulair bisschop van Jonopolitanus, aposto¬lisch administrateur van Kumasi tot aan de benoeming van een nieuwe bisschop, en tot assistent-bisschop bij de Pauselijke Troon. Per brief nam Mgr. Paulissen afscheid van zijn bisdom.
Na terugkeer vestigde Mgr. Paulissen zich in 1952, na vakantie bij zijn familie, in het missiehuis te Cadier en Keer. Daar maakte hij in maart 1954 de brand mee en tijdelijke huisves¬ting bij de Trappisten te 'Lilbosch' bij Echt.
In het herbouwde missiehuis was voor hem een eigen 'self-contained' apartement gereserveerd.
Mgr. Paulissen vierde zijn gouden priesterfeest, werd benoemd tot Offi¬cier in de orde van Oranje Nassau, werd erelid van de 'Mast¬reechter Staar' en ereburger van de stad Maastricht, ze-gende de nieuwbouw van het missiehuis in, stond in de s¬chijn¬werpers bij het eeuwfeest van de Soci¬teit, vierde zijn eigen zilveren bis¬schopsjubileum, en was een veelgevraag¬de 'ere¬gast' bij repre¬sentatieve functies in Maastricht en omge¬ving. Hij glorieerde daarin.
Daarnaast smaaakte hij het genoegen jaarlijks de wijdingen te kunnen verrichten in het seminarie te Aalbeek, doch werd ook gevraagd voor bisschoppelijke functies (wijdingen, vormen en pontificeren) of kerkelijke vieringen in de omgeving (ter' opluistering') door paro¬chies, kloostercommuniteiten, verenin¬gingen en fami¬lie.
Mgr. Paulissen was trots op zijn familie, met name ook op zijn neven Denis Florack, die een prachtige kerk, gewijd aan de 'Sterre de zee' gebouwd had te Takoradi, en diens broer Jeu, die provinciaal overste werd van de nederlandse S.M.A. provin¬cie, en hun zus, de naar hem genoemde Zr. Huberta, eveneens als missiezuster werkzaam in Ghana.
Ge¬storven.
Geleidelijk aan ging de gezondheidstoestand van Mgr. Paulissen achteruit. Zijn krachten namen af. Op 11 februari 1961 heeft hij, voor de laatste keer, nog 6 seminaristen van het semina¬rie te Aalbeek tot pries¬ter gewijd in de kapel te Cadier en Keer. Hij kon het niet meer aan. Zijn optreden naar buiten werd steeds sporadischer, zijn hulpbehoe¬vendheid steeds gro¬ter. Het zestigjarig priesterfeest werd samen gevierd met zijn vriend, stad- en klasgenoot Dr. Joseph Mouren, die een maand tevoren definitief uit Afrika was teruggekeerd, en die voor zijn leeftijd nog zeer vitaal was. Pater Mouren ging dan ook voor in de plechtige Eucharis¬tieviering met pontificale assis¬tentie van Mgr. Paulissen.
De krachten van Mgr.Paulissen bleven afnemen. Daar het missie¬huis te Keer in die jaren nog geen bejaardenaf¬deling had, werden voor de verzor¬ging en verpleging van Mgr. Paulis-sen verpleegkundige krachten inge¬huurd. Gezeten in een rolstoel, kwam Mgr. Paulissen op zekere dag ook op het nieuwe kerkhof, dat in 1961 in gebruik was genomen. Hij zag twee studenten (het Koek-en-Bakker team) op het kerkhof aan het metselen en hij vroeg naar het waarom? Vol¬gens plan zou vooraan op het kerk¬hof, onder het kruis 'op de Calva-rieberg', een grafkelder¬tje gebouwd worden voor de neder¬landse S.M.A. bisschoppen. In een halve cirkel daar om heen zouden de oud-provinciaal over¬sten begra¬ven worden (doch toen de eerste oud-provinciaal stierf heeft niemand hieraan ge¬dacht: hij en anderen zijn gewoon 'in de rij' begraven).
Gezien de physieke toestand van de bisschop vond men voorbe¬reidingsmaatregelen op zijn plaats. Men had niet op dit onver¬wacht 'bezoek' tijdens de werkzaamheden gerekend. Met tegen¬woordigheid van geest werd geantwoord dat Père Desri¬bes, de stichter van het missiehuis, overgebracht zou worden naar het nieuwe kerkhof (Ook dát is inderdaad gebeurd!).
Het einde kwam op 12 augustus 1966, vredig, in zijn slaap, om 6.a.m. Mgr. Paulissen werd opgebaard in de chapelle ardente van het ziekenhuis Annadal te Maastricht. De plechtige uit¬vaartdienst vond plaats in de St. Ser¬vaas¬kerk te Maastricht op 16 augustus 1966. Mgr. Moors van Roermond ging voor in de dienst met als conce¬le¬brerende assistenten: de S.M.A. algemene overste Mondé, deken Hoogers van Gronsveld, oud-deken Jenne¬skens, de pastoor van Wolder en klasgenoot pater J. Mouren. Pater H.Mon¬dé, vroeger pastoor van Berekum in het bisdom Kumasi doch intussen algemeen overste van de Soci¬eteit, was overge¬komen uit Rome om in een toespraak zijn vroegere bis¬schop te herdenken. Na afloop vond in de schemering van de avond de ter aarde bestelling plaats in het eregraf op het kerk¬hof van het missiehuis. Onder de zeer vele belang¬stellen¬den waren ook de Elzasser bisschop¬pen Mgr. Strebler S.M.A., aarts¬bisschop van Lomé (Togo), en Mgr.¬ Lin-gen¬heim S.M.A., bisschop van Sokodé (Togo).
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J. van Brakel: 'In de voetsporen van Sint Servaas Mgr. H. Paulissen s.m.a. een Maastrichtse missiebisschop' (1997).
- J. v.d. Kooij in 'Afrika Ontwaakt', 1964 pg. 130 ff.
- J. ter Linden in 'Onze Krant' juni 1964,
- J. van Brakel: the S.M.A. missionary presence in the Gold Coast, vol. IV, met name pg. 217, 286, 293.
Recherchez .../ Search...