Société des Missions Africaines - Province de Hollande
Le Père Antoon HARING né le 25 novembre 1899 à Schipluiden dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 30 juillet 1922 prêtre le 24 mars 1928 décédé le 29 décembre 1956 |
1928-1940 Nieuw Herlaer, professeur 1940-1946 Bemelen, Hollande 1946-1948 Aalbeek, responsable des Frères 1948-1950 Bemelen, responsable des Frères 1950-1951 Aalbeek, responsable des rères 1951-1956 Cadier en Keer, collège décédé à Nijmegen, Hollande, le 29 décembre 1956 à l’âge de 57 ans |
(biographie en hollandais à la suite)
Le père Antoon HARING (1899 - 1956)
A Nimègue (Hollande), à l'hôpital, le 29 décembre 1956, retour à Dieu du père Antoon Haring, à l'âge de 57 ans.
Antoon Haring naquit à Schipluiden, dans le diocèse de Rotterdam, en Hollande, en 1899. Il fit ses études à Keer, Chanly, Lyon et Bemelen. Il fit le serment en 1966 et fut ordonné "ad consolationem" en 1928.
Malade, poitrinaire, il était en effet condamné. Mais une opération lui donna assez de santé pour rendre service dans nos maisons d'éducation. Professeur à Nieuw-Herlaer de 1928 à 1940, maître des novices frères de 1940 à 1946, il sera ensuite professeur à Aalbeek, Bemelen et Keer.
Il laisse le souvenir d'un charmant confrère, qui a supporté sa très mauvaise santé avec beaucoup de courage et de bonne humeur. Il n'a pas pu survivre à une pneumonie, malgré tous les excellents soins reçus à la clinique universitaire de Nimègue.
Pater Antoon HARING (1899 - 1956)
Afkomst.
Antonius Johannes Ferdinandus Haring, zoon van Ferdinandus Haring en Elisabeth Kuikhoven, werd geboren te Schipluiden op 25 november 1899. Hij had, naar mijn weten, drie broers, waarvan er één vóór hem is overleden.
Opleiding.
Na de lagere school en het klein seminarie te Cadier en Keer, ging Antoon in 1920 voor noviciaat en philosophie naar Chanly in België. Op 30 juli 1922 werd hij aangenomen als lid van de Sociëteit. Daarna ging hij naar Lyon om de theologie te begin¬nen. Toen in 1923 de nederlandse provincie van de Sociëteit werd opgericht, deden vanaf dat jaar de theologanten hun studies in het groot-seminarie te Bemelen. Ook An¬toon Haring vervolgde hier zijn theologi¬sche studies. Tot zover leek alles vrij normaal te gaan. Doch in oktober 1924, na het ontvangen van de lagere wijdingen op 30 september 1924 in Wittem door Mgr. Schrijnen toegediend, werd Antoon, wegens ziekte (lon¬gen), overgeplaatst naar het broe¬derhuis in Blitterswijck om daar te kuren. In mei 1926 volgde zijn benoeming voor 'Nieuw-Herlaer' te St. Michielsgestel, waar hij als 'monsieur Haring' wat lichte surveillance deed.
Op 24 maart 1928 is hij toch, twee jaar na zijn oorspronkelij¬ke klasgenoten, te Roermond door Mgr. Schrijnen priester gewijd "ad consolationem". Zijn longen waren zo aangetast dat niemand een lang leven voor hem voorzag.
Missionaris.
Het was duidelijk dat pater Antoon Haring zijn missie-idealen in Nederland moest verwezenlijken. Afrika zat er voor hem niet in. Na zijn priesterwijding bleef hij in Nieuw Herlaer als leraar tot de zomer 1938. Op 30 augustus 1938 werd hij opgeno¬men in het sanatorium te Son waar hij werd verpleegd tot 15 febru¬ari 1940. Na zijn ontslag vestigde pater Haring zich in Bemelen. In 1946 werd hij benoemd tot Magister van de broeders in Aalbeek, daarna weer Bemelen en terug naar Aalbeek. In 1951 kwam hij naar het missiehuis te Cadier en Keer, waar hij als surveil¬lant aan de staf werd toegevoegd.
Gestorven.
In augustus 1956 kreeg hij een longontsteking en hij is die niet meer te boven gekomen. Hij is behandeld in het St. Anna zie¬kenhuis te Maastricht en tenslotte in het academisch Rad¬boud¬ziekenhuis te Nijmegen, doch het mocht niet baten. Na langdurig lijden is hij in de nacht van 29 december 1956, om 23.45 uur, overleden, op de leeftijd van 57 jaar.
Op 2 januari 1957 is hij te Cadier en Keer, na een plechtige uitvaartdienst, bijgezet in de grafkelder van de S.M.A. onder de kapel naast de Lourdesgrot.
Ieder sociëteitslid wordt verondersteld duidelijk zijn laatste wilsbeschikking geregeld te hebben.
Pater Haring schreef, onder andere, in zijn privé testament:
"Ik dank allen die mij gedurende mijn leven goed hebben gedaan, broers en zusters en verdere familie, weldoeners en vrienden.
In bijzonder: dank aan de Sociëteit die mij tot het priesterschap heeft gebracht en voor mij een thuis is geweest met mijn confraters van de Nederl. Provincie, die ik speciaal dank toezeg.
Ik vraag allen vergiffenis die ik enig kwaad mocht hebben gedaan, in woord en daad en gedachte. Ook vergeef ik edelmoedig aan hen die menen mij enig onrecht te hebben aangedaan.
Het geld op mijn Spaarbankboekje is voor de Provincie S.M.A. Ik hoop dat mijn familie dit welwillend zal aanne¬men, daar de Sociëteit zoveel voor me gedaan heeft gedu¬rende mijn ziekte. Haar weldaden zijn ook niet te beta¬len.
Boeken en kleren voor de Sociëteit. Van de meubels mogen, indien ze dat willen (dat is m'n familie George Haring, Adr. Haring, de wed. Haring-Aben) iets nemen. Dit geldt ook voor de schilderijen en kruisbeeld.
Dat mijn familie bedenke dat ik veel gekregen heb van de Sociëteit en er zo weinig voor heb kunnen teruggeven.
Ik vraag alleen voor het geld enkele H. Missen te lezen voor mijn zielenrust en enkele voor de meest verlaten zielen in het vagevuur.
Ant. Haring, S.M.A.
N.B. Als erfgenamen beschouw ik, na de Sociëteit, alleen mijn broers en schoonzusters, dus niet de neven en nichten.
Execut. Test.: Pater Provinciaal of Vice Pr¬ov."
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- N. Douau: Biographies Missions Africaines 29.12.1956.
- J. van der Kooij in Afrika Ontwaakt 1957, pg. 22.
Recherchez .../ Search...