Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 11 mars 1915 à 's-Gravenhage dans le diocèse de Rotterdam (Hollande) membre de la SMA le 28 juin 1940 prêtre le 6 juillet 1941 décédé le 21 septembre 2007 |
1941-1942 Etudes à Nijmgen décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 21 septembre 2007, |
Pater JAMES VAN OUDHEUSDEN (1915 - 2007)
Afkomst.
Jacobus Henricus Josephus van Oudheusden, zoon van Henricus van Oudheusden en Wilhelmina Agnes Ernst, werd geboren te ’s Gravenhage op 11 maart 1915 en daags erna gedoopt in de parochiekerk van het H. Hart van Jezus. Thuis werd hij Henk genoemd. Zijn ouders zijn wettelijk getrouwd in 1911 en kerkelijk in maart 1913 met dispensatie ‘mixte religiosis’. Zijn vader is vanuit het Protestantisme op 23 december 1913 gedoopt in de Katholieke Kerk. Onnodig maakte men zich later voor de toelating tot de Sociëteit zorgen of Henk wel uit een wettelijk huwelijk geboren was.
Het gezin bestond uit 7 kinderen. Een van de meisjes, Gerarda genaamd, werd missiezuster van het H. Hart (Menton) en heeft ook in Ghana gewerkt (in Akim Swedru).
Opleiding.
Na de lagere school begon Henk zijn priester-missionaris opleiding bij de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën in 1929 te St. Michielsgestel in Huize Nieuw Herlaer. Na twee jaar ging hij naar het Missiehuis te Cadier en Keer. Hij begon zijn studie van de philosophie te Bemelen in september 1935, doch aan het eind van het jaar werd deze opleiding overgeplaatst naar Hastings in Engeland. Daar deed hij ook de eerste twee jaar van zijn theologische studies. Toen brak de oorlog uit, zodat hij in september 1939 niet kon terugkeren naar Engeland. In november kon de studie worden voortgezet in een voormalig Jezuïeten klooster te Aalbeek in de gemeente Hulsberg.
Henk was een redelijk goed student en in goede gezondheid. Het oordeel over hem voor toelating als lid van de SMA en de hogere wijdingen was dan ook positief. We lezen onder de rubriek ‘special aptitudes’: “pratique et débrouillard”: praktisch en zich er doorheen weten te slaan, zich weten te redden of helpen. Voor zijn priesterwijding werd genoteerd: “good character, devoted, optimistical, reliable, man of principles. Sound judgment, somewhat clinging to own ideas”. Tevens werd aangetekend, dat hij handig was in reparatie van uurwerken. In latere jaren zal blijken dat die handigheid zich uitstrekt naar vele andere gebieden.
Op 6 juli 1941 werd hij en zijn klasgenoten door Mgr. Lemmens, bisschop van Roermond, tot priester gewijd in de parochiekerk van Hulsberg.
Missionaris.
Henk van Oudheusden werd benoemd voor de missie van de Goudkust. Vanwege de oorlog was vertrek onmogelijk In Nijmegen werd een cursus georganiseerd voor missionarissen, die niet konden vertrekken. Ook een aantal S.M.A. missionarissen namen daaraan deel, waaronder de pas gewijde Henk van Oudheusden van september 1941 tot juli 1942. Voor hen werd een huis gehuurd aan de Oranjesingel in Nijmegen en Kees Breukel (een missionaris op vakantie, die vanwege de oorlog niet terug kon keren naar Afrika) werd de overste van dit huis.
Tijdens de zomervakantie handelde Henk onvoorzichtig met vergaande gevolgen voor hemzelf en anderen en waarvan hij later veel spijt had. Het heeft zijn verdere leven ook enorm beïnvloed. Hij gaf zijn priestertoog aan een ondergedoken Jood, die meende zich daardoor even ‘bovengronds’ te kunnen bewegen. Hij werd opgepakt door de Duitse bezetters. Er zijn tegenstrijdige verhalen over de ware toedracht van zaken: sommigen beweren, dat hij pater van Oudheusden heeft verraden door hem als schenker van de toog te noemen, andere beweren, dat de naam in de kraag van de toog stond. Het gevolg was een inval van de Duitsers in het SMA huis in Nijmegen. Zij vonden geen pater van Oudheusden maar wel anti-Duitse propaganda, evenals een verboden radio, die ingeleverd had moeten worden. De aanwezige bewoners werden opgepikt en opgesloten in de strafgevangenis te Scheveningen, bijgenaamd “het Oranje Hotel”. Drie van hen werden later veroordeeld tot werken in strafkampen in Duitsland, waarvan overste Kees Breukel voor anderhalf jaar en de paters Cor van de Plas en Johan Wagemakers voor meerdere maanden. Enkele anderen (Thijs van Velzen en Jan Koenders) waren afwezig en ontsnapten aan arrestatie. Zij doken onder. Ook Henk van Oudheusden dook onder, doch hierop werd door de Duitsers actief jacht gemaakt. Hij werd, naar eigen zeggen, door de Hollandse overheid (hij wilde geen namen noemen) voor het dilemma gesteld te kiezen tussen: vluchten of zich aan de Duitsers over te geven om Herlaer te redden. Wat de dreiging precies was is me niet duidelijk: in beslagname, sluiting of vernietiging. Henk vreesde dat overgave aan de Duitsers zijn dood zou betekenen en wist te vluchten naar Lyon in Frankrijk. Vanaf die tijd was het Père Jacques! Vanaf juni 1943 werd hij daar surveillant aan de “Ecôle d’Apprentisage” (vakschool ?)
In opdracht van de Algemene Overste vertrok pater Henk van Oudheusden op 20 november 1945 vanuit Lyon naar Lomé in Frans Togo. Mogelijk vanwege zijn ervaringen, opgedaan in Lyon, werd hij daar benoemd tot directeur van de “Ecôle Professionelle” (de bekende ambachtschool voor vakopleidingen). Meerdere Nederlandse SMA Broeders hadden daar voordien ook al gewerkt. Bij de komst van Jacques werkten daar nog Broeder Benedict van Lieshout en twee Franse SMA Broeders.
Toch was Jacques nog niet klaar met zijn verleden en voelde zich ietwat buitengesloten door zijn SMA Provincie. Ook hunkerde hij naar pastorale activiteiten, maar voegde in zijn correspondentie met het bestuur er meteen aan toe, dat hij het werk in de vakschool wel graag deed. Hij zou er zich wel doorheen slaan!
Van juni tot oktober 1950 ging hij op vakantie naar Nederland. Bij zijn terugkeer op 17.10.1950 werd hij benoemd tot pastoor van Togoville. Ook na zijn vakantie van mei tot oktober 1956 ging hij weer terug naar zijn parochie in Togoville. Begin 1959 werd Père Jacques opnieuw benoemd tot directeur van de “Ecôle Professionelle” te Lomé.
De situatie in Afrika was volop in beweging, zowel politiek als kerkelijk. Afrikanisering overal! Togo werd een onafhankelijke zelfstandige Republiek en in 1961 werd het ontslag van Mgr. Jos. Strebler S.M.A. als aartsbisschop van Lomé door Rome aanvaard. Ook hier werd een Afrikaanse opvolger benoemd in de persoon van Mgr. Robert Dosseh-Anyron.
Het jaar 1962 werd een cruciaal jaar voor pater van Oudheusden. In november kwam hij terug van vakantie. Hij kon zich echter niet verenigen met de doorgevoerde veranderingen tijdens zijn afwezigheid en het nu gevoerde beleid van de school. Met de nieuwe bisschop, Mgr. Dosseh, viel hierover niet te praten. Hij nam een definitief besluit om Togo te verlaten. De SMA Regionale Overste bood hem een functie aan in een technische school in de Ivoorkust, maar pater van Oudheusden koos voor pastoraal werk bij een andere Afrikaanse aartsbisschop, mgr. John Kodwo Amissah van Cape Coast in Ghana. Hij wilde hiermee tevens duidelijk maken, dat zijn vertrek uit Lomé niets met de Afrikanisering te maken had. Père Jacques kon nu als Father James missionaris zijn temidden van zijn Nederlandse confraters. In mei 1963 kwam hij in Ghana aan en na enkele maanden taalstudie bij pater Piet Giebels in Assin Foso werd hij benoemd tot pastoor in het mijnstadje Aboso in de Western Region van Ghana. In april 1970 werd hij benoemd tot waarnemend pastoor in Tarkwa. Dit werd geen gelukkige periode voor hem en hij kwam in conflict met zijn Afrikaanse assistent. Ze hadden een totaal verschillende levensstijl en verweten dit elkaar in onverstandige brievenschrijverij over pietleuterige zaken. In mei 1971 ging Father James op vakantie en werd na terugkeer benoemd tot pastoor in Apam. Elf jaar is hij daar geweest.
Hij leidde een zeer eenvoudig leven en had voor zichzelf niets nodig. Hij was pretentieloos en gemakkelijk toegankelijk voor zijn parochianen. In de parochie was hij vooral sacramenteel bezig. Ook aan huisbezoek en ziekenbezoek schonk hij de nodige aandacht. Hij had geld nodig om dingen te kunnen weggeven, om mensen gelukkig te kunnen maken: voetballen en shirts voor de jeugd, foto’s van en voor jong en oud, door hemzelf gemaakt en ontwikkeld. Het was een teleurstelling voor hem, dat hij hier niet zijn gehele AOW uitkering voor mocht gebruiken.
In 1982 besloot James naar Nederland terug te keren. Bij zijn afscheid in Apam werden al zijn ‘bouwactiviteiten’ opgesomd: een schoolblok van tien leslokalen, kantoor en bergruimte voor een dubbele ‘Primary and Middle school B’, meubilair hiervoor, publieke toiletten, kerktoren, tegels in de kerk, sportuitrustingen, ombouw van de oude kerk in een sociaal centrum, gereedschap, naaimachines, projector voor catechismus, nieuwe kerkbanken, drainage systeem rond het kerkgebouw en nog vele individuele hulp.
Het kerkbestuur, in hun afscheidsadres bij monde van ‘J.B. Esselfie, secretary and Choirmaster’, vervolgde:
“Besides his great industry, Rev. Fr. James, - a man of many parts, is someone whose profundity of love, kindness and generosity to all and sundry especially children, is immeasurable. He is very simple, approachable, very jovial, fairly humerous, very sympathetic and highly religious. In fact, I nickname him Rev. ‘Ever-ready”. Such are rare healthy virtues which compose the personality of Rev. Fr. James”.
Ook werd hij geprezen voor zijn zorg en aandacht voor de 31 buitenstaties, die hij geregeld met zijn Datsun pick-up bezocht. Met deze auto vervoerde hij ook gratis mensen als dat noodzakelijk was.
Op 7 augustus 1982, na 17 jaar Togo en 20 jaar Ghana, keerde Father James definitief terug naar Nederland.
Met ingang van 1 januari 1983 kreeg pater van Oudheusden een aanstelling voor de pastorale verzorging voor de bewoners van het verzorgingstehuis ‘Paus Johannes Hove’ (Aldenhorst) te Mill, tegen een kleine vergoeding en gebruik van een nabijgelegen bejaardenwoning.
Ook hier was hij vanaf het begin actief . Hij zag de passiviteit van de mannen en adviseerde hen om te gaan wandelen. Hij gaf het voorbeeld en liet zich inschrijven voor de Nijmeegse Vierdaagse, “maar” 30 km per dag omdat hij boven de 65 was. Vijftien keer heeft hij dat gedaan, ofschoon hij zich de laatste paar keer met wilskracht en doorzettingsvermogen naar het einde heeft moeten slepen. Hij moest en zou zijn 15de medaille in ontvangst nemen! Ook hiervan was hij niet af te brengen.
In Mill had hij contacten met de bewoners en hield zich verder bezig met veel activiteiten en knutselarijtjes, vooral met het maken van gipsen beeldjes (tot grote ergernis van de directie als er weer eens een afvoer verstopt was!) Er begonnen zich ook andere moeilijke situaties voor te doen. In november 1996 schreef hij naar een collega:
“Over twee maanden heb ik 15 jaar in Mill gewerkt. Omdat ze met de pastorale werkgroep mij de moderne kant uit willen sturen, waar ik niet mee akkoord ga, heb ik het besluit genomen mijn taak in Mill langzaam af te bouwen”.
Op 82 jarige leeftijd kwam hij naar het missiehuis te Cadier en Keer, doch nog niet om te rusten. Hij bleef actief, zoals hij zijn hele leven lang bezig is geweest. Hij was een rusteloze zwoeger voor de Heer, bezig met van alles, bezig met handen en voeten, met geest en hart, met bijbel en wijwaterkwast, doch ook met hamer en verfkwast.
Hij repareerde uurwerken op het seminarie, hij bouwde en schilderde in Afrika, hij sleutelde en schroefde, fotografeerde en filmde, hij knutselde, naaide en breide, maakte beelden en
kaarten.
Spoedig had hij in de kelder van het Missiehuis een atelier ingericht waar hij voortging met het maken van gipsen beeldjes, kerststallen, doch vooral van engeltjes. Ook andere vormen van handenarbeid bleef hij verrichten en verkocht de producten ten kosten van liefdadigheid. Ook zijn maandelijks zakgeld ging naar tientallen goede doelen.
Overal en bovenal wilde hij behulpzaam zijn, in de missie en in Nederland, mensen gelukkig maken, cadeautjes geven, liefdadigheid steunen, boodschappen doen voor de hulpbehoeftige huisgenoten.
Zelfs rustend bleef hij nog lange tijd behulpzaam in het verlenen van pastorale assistenties, doch wel traditioneel en vasthoudend aan eigen opvatting en ideeën. Hij reisde naar de Maria oorden in Europa: Banneux, Beauring, Lourdes, Medjugorje. Hij was altijd bezig en daarbij bleef hij maar wandelen, of beter gezegd lopen met gezwinde pas…. Lopen, lopen, lopen, op voorschrift van de dokter, volgens zijn eigen zeggen.
Gestorven.
Maar zijn krachten namen af. Steeds vaker zakte hij door zijn knieën. Met veel moeite kreeg de verzorging hem aan het gebruik van een rollator of rolstoel. Hij wilde zelfstandig blijven en wees alle verzorgende hulp af. Op wilskracht zette hij door tot het bittere einde. Enkele dagen voor zijn dood maakte hij op zijn kamer nog een flinke val, waarbij hij pijnlijke kneuzingen opliep. Hij moest zijn strijd staken, de regie uit handen geven. De provinciaal en overste van het huis hebben hem de ziekenzalving toegediend. Op 21 september 2007 is hij in het missiehuis te Cadier en Keer overleden, 92 jaar oud.
Op 26 september hebben we hem daar, na een plechtige Eucharistieviering, begraven op het missionarissenkerkhof naast zijn collega-missionarissen.
Bronnen:
Archief Nederlandse Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant, december 2007
Recherchez .../ Search...