Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 14 juin 1904 à Delft dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 2 février 1926 serment perpétuel le 2 février 1932 décédé le 21 octobre 1975 |
1928-1961 missionnaire au Ghana décédé à Oosterbeek; Hollande, le 21 octobre 1975, |
Pater Frans PAS (1904 - 1975)
Afkomst.
Franciscus Pas, zoon van Franciscus Pas en Maria Ruijling, werd geboren te Nijmegen op 9 juli 1914 en gedoopt in de parochie van de H. Antonius en Anna in de Groenestraat. Vader was gemeentelijk tramconducteur. Van de acht kinderen stierven er twee aan kinder-ziektes (mazelen en long¬ontste¬king). Drie jongens en drie meisjes groeiden op. Gerda trad in bij de Zusters onder de Bogen en nam de naam aan van Zr. Exsuperantia (1913 - 1986). Zijn familie zou, in zijn latere, moeilijke jaren, veel voor hem betekenen.
Ook een neef van hem, Wijnand Ruijling, werd missionaris van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën.
Opleiding.
Na de lagere school van 1920 tot 1926 in, achtereenvolgens, de Schoolstraat, Groenestraat en Verlengde Groenestraat, ging Frans in april 1926 naar het S.M.A. seminarie Nieuw Herlaer, dat toen te St. Michielsgestel geopend werd. Hij slaagde erin reeds in septem¬ber 1927 naar Cadier en Keer te mogen voor de verdere vier jaar van de humaniora. Van 1931 tot 1933 maakte hij zijn noviciaat en studeerde philosophie te Bemelen. Op 15 juli 1933 werd hij door eedaflegging lid van de Sociëteit en ging daarna naar het seminarie Ore Place te Hastings in Enge¬land voor de studie van de theologie. Omdat de wijdingen daar plaats vonden in de laatste adventsweek van het vierde jaar, had Frans nog lang niet de canonieke leeftijd bereikt om met zijn klasgenoten gewijd te kunnen wor¬den. Hij kreeg tenslotte van de Propaganda Fide in Rome 14 maanden dispensatie. Op 22 mei 1937 is Frans in Engeland priester gewijd in het seminarie van het bisdom te Wonersh door Mgr. Amigo.
Missionaris.
Reeds op 30 oktober 1937 vertrok pater Frans Pas naar Afrika. Hij werd benoemd voor het onlangs opgerichte vicariaat van Kumasi en ging naar Obuasi voor zijn taalstudie. Pater Cup was daar pastoor en van de paters mogelijk de beste in het spreken van de inlandse taal. In februari 1938 werd Frans benoemd tot assistent bij pater Joseph Mulders te Bechem. Tot november 1944 heeft hij rondgetrokken naar de buitenstaties van het Bechem district met de zorg voor de katholieke gemeenschappen in die dorpen en de zorg en het beheer van de katholieke schooltjes die er waren, of die hij probeerde te openen. Toen werd hij overgeplaatst naar Berekum bij overste Hein Mondé. Van hem nam hij over in 1946, toen Mondé na 12 jaar op vakan¬tie ging en, als afgevaardigde van de S.M.A.- missionarissen in Ashanti, naar de S.M.A.- provinciale vergadering. In febru¬ari 1947 was het de beurt aan Frans zelf, intussen reeds in zijn tiende jaar in Afrika, om op vakantie te gaan.
Na terugkeer van vakantie in december 1947, kreeg hij eerst wat tijdelijke benoemingen voor invalbeur¬ten te Kumasi, Jamasi en Obuasi, waar ook missionarissen op vakantie moesten, totdat hij, in februari 1949, opnieuw benoemd werd voor Bere¬kum.
Na zijn vakantie in 1953, kreeg Frans wat moeilijkheden om kleinigheden met de bisschop: iets te laat terug van vakantie, waarop Frans, wat lichtgeraakt, nogal fel reageerde. Dit ziekte enige tijd voort, wat zich weerspiegelde in het benoe¬mingsbeleid: eerst enkele maanden assistent te Donyina en daarna assistent te Kumasi. In januari 1957 kreeg hij opnieuw een meer verantwoordelijke functie en werd belast met het beheer van de katholieke ziekenhuizen van het bisdom ("dioce¬san hospital administrator").
Na de provinciale vergadering van 1958 werd Frans benoemd tot assistent regionaal overste en tevens pastoor van Winneba. Tevens werd hij overste van het tyrocinium en verantwoor¬delijk voor de jonge priesters, die te Winneba hun inleiding kregen in het missionair apostolaat. Vijf jaar lang heeft Frans deze func¬ties te Winneba vervuld. In augustus 1962 werd hij door aarts¬bis¬schop J.K. Amissah tevens benoemd tot deken van het deke¬naat Agona Swedru. Aan het eind van de benoe¬mings¬periode in 1963 werd Frans zelf, na consultatie van de confra¬ters, door het provinciaal bestuur benoemd tot regionaal overste van Ghana.
Op de 1ste september 1964 raakte Frans betrokken bij een tragisch ongeval. Hij reed met zijn auto, een Mercedes Benz 180D, op de Winneba-Accra weg een onverwacht overstekende vrouw aan, die deze aanrijding niet overleefde. Dit ongeval heeft een enorme invloed gehad op zijn verdere leven. Frans zat niet alleen met deze traumatische ervaring, doch ook nog met de lange juridische nasleep en de schade-claims. Op 8 maart 1965 kwam de rechterlijke uitspraak van de 'Magistrate's Court' in Accra:
"Acquitted of both charges of careless driving and negli¬gently and unlawfully doing harm".
Frans is nooit meer de oude geworden. Psychische en physieke problemen werden steeds groter en erger. In augustus 1966 kwam hij ziek terug naar Nederland en werd direct opgenomen in Rotterdam wegens een grote angst voor hartaanval of beroerte. Hij maakte bij onderzoek een zeer nerveuze indruk. Physiek viel het allemaal mee; in maart 1967 werd hij door Dr. ten Berg van de Memisa weer goedgekeurd en een maand erna ging Frans terug naar Winneba. Doch slechts voor korte tijd, want in februari 1968 was hij opnieuw terug in Neder¬land. Dit werd het begin van een lange lijdensweg. Behandelin¬gen volgden door neuroloog en psychiater. Tijdens betere perioden probeerde Frans de schijn op te houden, want hij schaamde zich voor zijn labiele toestand. Het provinciaal bestuur deed al het mogelij¬ke om adequate behandeling en verzorging voor hem te krijgen, en waar mogelijk, aangepast werk: administratief op de pro¬kuur, pastoraal te Bochenem nabij Potters in Duitsland. Het ging niet en telkens opnieuw was behandeling noodzakelijk en moest weer aangepaste opvang gevonden worden. Dit proces duurde enkele jaren en het werd steeds erger. Op 16 januari 1974 kreeg Frans, die sinds enkele maanden in het missiehuis te Cadier en Keer verbleef, een lichte be¬roerte. Hij werd eerst in het ziekenhuis opgenomen. Na ontslag zou hij eigen¬lijk naar een verzorgings- of ver¬pleeghuis moeten, doch er was op dat moment geen plaats in '¬Berchmanianum' en 'Dekkerswald' en 'Kalorama' te Nijmegen, en ook enkele andere pogin¬gen mis¬luk¬ten. Zijn zus Zr. Exsupe-rantia heeft ervoor gezorgd, dat Frans tijdelijk opgenomen en verzorgd werd in 'de Twaalf Aposte¬len' te Maas¬tricht. Einde¬lijk kon hij op 8 mei 1974 opgenomen worden in de Hamboskli¬niek te Kerkrade.
Gestorven.
Op 11 augustus 1975 is pater Frans Pas daar plotseling gestor¬ven. Hij was toen pas 61 jaar.
Op donderdag 14 augustus 1975 is in de kapel van het missie¬huis te Cadier en Keer afscheid genomen van deze missionaris: meer dan dertig jaar lang 'een vitale, levenslustige, vrolijke Frans', volgens de treffende woorden van Provinciaal Bles in zijn homi¬lie, en daarna eigenlijk 'een gevecht met zichzelf om op de been te blijven ... om zijn gezondheid overeind te houden.' Broer Jan Pas, functionaris bij 'de Gelderlander' heeft deze homilie, gedrukt, als dankbetuiging voor meeleven rondgestuurd.
Na de plechtige Eucharistieviering vond de begrafenis plaats op het kerkhof van het missiehuis.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J. ter Linden in 'Onze Krant', september 1975.
Recherchez .../ Search...