Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 28 décembre 1918 à Hensbroek dans le diocèse de Haarlem (Hollande) membre de la SMA le 15 juillet 1941 prêtre le 24 mars 1946 décédé le 8 novembre 2004 |
1946-1963 travaille dans plusieurs paroisses décédé le 8 novembre 2004 à Saltpond (Ghana), |
Father Jaap OBDAM (1918 - 2004)
Afkomst.
Jacobus Obdam, zoon van Cornelis Obdam (1890 – 1974) en Cornelia Melten (+ 1971), is geboren te Hensbroek op 28 december 1918 en daags erna gedoopt in de parochiekerk van de H. Dionysius te Heerhugowaard. Jaap, zoals hij genoemd werd, had meerdere broers en zussen. Hij ging naar de lagere school in Heerhugowaard van 1925 tot 1928 en daarna in Obdam van 1928 tot 1932.
Hier volgt een overzicht van de familiebetrekkingen Obdam – Commandeur en hun relaties met de OLA Zusters en de SMA.
De grootouders van pater Jaap Obdam, J. Obdam en T. Commandeur, hadden vijf kinderen: Jan, Trijntje, Betje, Aafje en Cees. In 1894 kwamen er nog twee ‘zusjes’ bij, nl. Aagje Commandeur en Trien Commandeur, beiden kinderen van de broer en schoonzus van oma Obdam-Commandeur, die in de tijd van negen maanden gestorven waren.
In 1900 trad Trijntje in bij de Zusters van O.L. Vrouw van de Apostelen (OLA) als de eerste Nederlandse OLA Zuster. Zij werd Sr. Jean en stierf in Elmina, Ghana. (1879 -1905). Bij het eeuwfeest van de Kerk in Ghana in 1980, heeft pater Jaap Obdam een krans gelegd op het graf van zijn tante in ‘The Dutch cemetery’ te Elmina.
Reeds vóór 1900 werd door de familie de St. Michaels almanak gelezen. Deze almanak had veel adressen van missionaire congregaties en wordt beschouwd als één van de voorlopers van de huidige Piusalmanak.
Trien Obdam, de tante van Jaap, werd gevolgd door de volgende familieleden:
- in 1903 door Betje Obdam als Sr. Antonia (1884 – 1968);
- in 1908 door Trijntje Commandeur (1884 – 1956), die de naam overnam van de toen reeds overleden Trijntje Obdam en later werkte als Moeder Jean, o.a. in Lilbosch in 1954;
- in 1910 ging haar zus Aagje Commandeur (1887 – 1968) naar het klooster en werkte als Sr. Rosule in Algiers.
- Aafje Obdam trad in bij de Zusters Ursulinen.
De twee jongens, Jan en Cees zijn getrouwd. Jaap Obdam is een zoon van Cees.
(Zie Afrika Ontwaakt, April 1955, pag. 70).
Broeder Berchmans Commandeur was een neef van de vader van Jaap Obdam en de Zusters Obdam en Commandeur.
Na de intrede van de eerste 4 Zusters in de familie, besloot ook Cornelis Commandeur zich te melden voor de missies in Afrika. Catrien Commandeur (1902 – 1950) trad ook in bij de OLA Zusters en werd Sr. Innocentia.
Naast Jaap Obdam trad van de volgende generatie in 1937 ook in Zr. Margaretha Maria Commandeur (+ 1986).
Opleiding.
In de geest van de familietraditie, besloot ook Jaap Obdam om missionaris te worden. Na de lagere school begon hij zijn opleiding in Nieuw Herlaer te St. Michielsgestel (1933 – 1936) en Cadier en Keer (1936 – 1939). Hij stond klaar om naar Hastings in Engeland te gaan voor de studie van de filosophie en theologie, toen tijdens de zomervakantie de oorlog uitbrak.
In november 1939 kon hij zijn hogere studies beginnen in Aalbeek, gemeente Hulsberg.
Na een operatie aan zijn schildklier werd hij toch nog aangenomen als lid van de SMA op 15 juli 1941. Op 24 maart 1946 werd hij met 7 andere klasgenoten in de parochiekerk te Hulsberg door Mgr. Lemmens, bisschop van Roermond, priester gewijd. De twee klasgenoten uit Limburg waren eerder bevrijd en werden reeds in juli 1945 priester gewijd.
Missionaris.
Op 21 augustus 1946 is pater Jaap Obdam naar Afrika vertrokken. Hij was bestemd voor het vicariaat van Kumasi in de Goudkust, thans Ghana. Zijn eerste jaar verbleef hij in de stad Kumasi om daar onder leiding van Antoon Meeuwsen mee te helpen in de parochie, doch vooral om zich in te werken in de taal en de cultuur van het land.
Na een jaar, in september 1947, volgde zijn benoeming tot assistent van de parochie Bekwai, waar hij het eerste jaar Jan van den Hout als overste had en sinds september 1948 Jacques Visser. Jaap was belast met het toentertijd grote district van Bekwai met tientallen buitenstaties. Plichtsgetrouw deed Jaap zijn werk als pastor en manager van de katholieke scholen in het district. Heel serieus heeft hij zich in deze periode toegelegd op het aanleren van de inlandse spreektaal Twi. Voor een Europeaan heeft hij zich hierin een grote vaardigheid eigen gemaakt.
Na terugkeer van zijn eerste vakantie in september 1952, werd hij benoemd voor de parochie van Berekum, waar Frans Pas pastoor was. Toen deze in februari 1953 op vakantie ging, nam Jaap over als pastoor. Pierre Loozen was assistent voor de buitenstaties, totdat in 1955 Sunyani en district van Berekum werd afgescheiden en Loozen de eerste pastoor werd van Sunyani. Ook kreeg Jaap in successie twee jonge priesters om hen in te leiden in het missionair pastoraat, eerst Koos van Swieten en daarna Lambert Meurders, In april 1958 ging Jaap voor de tweede keer op vakantie naar Nederland.
In zijn derde tour van januari 1959 tot april 1963 was Jaap pastoraal in en rond Kumasi actief: eerst even in de kathedrale parochie van Kumasi, daarna van oktober 1959 tot september 1962 als pastoor van Donyina, en daarna als pastoor van Kumasi-Suntreso. Tevens werd hij in deze periode benoemd als administrateur en verantwoordelijke voor de katholieke ziekenhuizen en klinieken.
Tijdens zijn vakantie in 1963 benoemde het nieuwe provinciale SMA bestuur pater Frans Pas als Regionale Overste met Jaap als zijn assistent. Tevens was Jaap de overste van het tirocinium, waar de jonge missionarissen kennis maakten met Afrika en werden ingeleid in hun toekomstig werk. Daarbij was hij ook verantwoordelijk voor de parochie van Winneba, waarbij hij assistentie had van een jonge pater.
Aan het einde van zijn bestuursperiode in 1968, bleef Jaap in Winneba als pastoor van de parochie. Na de volgende bestuurswisseling en de installatie van het nieuwe team in Winneba in 1973, ging Jaap eerst op vakantie. Voor zijn vertrek, had hij al aan de Provinciaal geschreven:
“Als je het goed lijkt, dan was ik van plan om, voor ik wegga, mijn diensten aan te bieden aan de Aartsbisschop, als hij mij kan gebruiken bij terugkomst. Afgezien van het feit dat ik na tien jaar Fanti hier net zo goed thuis ben als vroeger in Ashanti, vind ik het ook nog dat het ergens éen teken’is. Ik bedoel dat terwijl de Aartsbisschop ergens bepaalde mensen van ons weigert, er mensen blijven die zich ondanks dat blijven aanbieden. Laat voor die tijd s.v.p. nog even weten of je dat goed lijkt”.
Na terugkeer van zijn vakantie in mei 1974, werd Jaap door Aartsbisschop Amissah van Cape Coast eerst even benoemd voor Breman-Asikuma om daar pastoor Geelen tijdens zijn vakantie te vervangen. Jaap had dit ook min of meer verwacht. Via de Regionaal had hij Mgr. Amissah laten weten, dat hij bereid was naar welke parochie ook te gaan, doch liever niet in Cape Coast. In Cape Coast parochie was echter de nood het grootst. In een gezagsconflict met de SMA vanwege een drie-jarige toer voor missionarissen, weigerde de Aartsbisschop Pater Bollen weer aan te nemen na terugkeer van zijn vakantie. De econoom van het bisdom, Father Francis Ocran, werd tevens belast met de kathedrale parochie. Jaap zag de pastorale nood. Hoewel zijn voorkeur bij pastorale activiteiten lag, bood hij aan om econoom (bursar) van het Aartsbisdom te worden, zodat Francis Ocran volledig vrij zou zijn voor de parochie. In november 1974 ontving hij deze benoeming. Tot mei 1989 heeft Jaap deze functie plichtsgetrouw vervuld. Hij deed dit nauwgezet en met toewijding. In al zijn beschikbare vrije tijd was hij ‘onder de mensen’, assistenties, Legion of Mary, etc. Rustig, vriendelijk, eenvoudig en belangstellend voor iedereen, ging Jaap door het leven. Op deze wijze droeg hij toch zijn overtuiging en zijn vroomheid uit. Hij liep altijd in witte toog, ook toen dit, behalve bij liturgische vieringen en officiële gelegenheden, practisch niet meer gedragen werd. Vele mensen raakten in bewondering voor zijn vriendelijk lachend gezicht, je aankijkend met die heldere lichtblauwe ogen.
Op Koninginnedag 1988 werden alle Nederlanders in Ghana, volgens gewoonte, uitgenodigd door de Nederlandse Ambassadeur in Accra. Enkele missionarissen in en rond Accra, of uit hoofde van hun functie, gingen er dikwijls heen, doch de meeste missionarissen lieten dit aan zich voorbijgaan. Zo ook Jaap. Doch deze keer hadden collega’s hem, met een of andere smoes, meegelokt naar Accra. Daar kreeg Jaap van ambassadeur Landman te horen dat H.M. de Koningin hem benoemd had tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
“Father Obdam has contributed in no minor way towards greater mutual understanding between the two nationalities. By doing so he has generated a lot of goodwill for his own country, while Dutch Development Corporation with Ghana in the medical field gained in effectiveness”.
Ook zijn rol op het gebied van onderwijs werd geprezen, doch eerst en vooral zijn verhouding met de mensen:
“In 1946 he arrived in Ghana where he quickly mastered the Ashanti as well as the Fanti languages, which enable him to win many a friend among the Ghanaian people.
Father Obdam worked very hard to convince the people in the rural areas of the importance of education. Many village schools owe their existence to his initiatives”.
In september 1989 trok Jaap zich terug uit het actieve pastoraat in het Aartsbisdom. Hij was intussen de 70 jaar gepasseerd. Hij was altijd een zeer vroom iemand geweest en besloot dan ook zijn laatste jaren als kluizenaar in Ghana door te brengen. Hij kreeg hiervoor de gelegenheid bij de Minderbroeders Franciscanen te Saltpond. Sinds jaren was Jaap goed bevriend met pater Dominic Slemba OFM Conv., en heeft ook veel met hem samengewerkt op meerdere terreinen.
Jaap leefde in Saltpond, teruggetrokken in een eenvoudige ‘kluis’, dicht bij het Franciscaans Convent. Hij sloot zich echter niet af voor andere mensen. Hij ontwikkelde een pelgrimsoord met kruisweg en een religieuze beeldentuin en ontving dagelijks grote groepen mensen die hij voorging in gebed en pastoraal begeleidde. Vooral de kapel van de Eucharistieviering en aanbidding van het H. Sacrament, de kruisweg langs de prachtige staties en een groot H. Hartbeeld spelen daarbij een belangrijke rol, evenals de kerststal met de mooie kerstgroep. Ook was pater Obdam de geestelijke leidsman voor vele priesters en religieuzen, Ghanezen en buitenlanders. Hij heeft in die jaren, in al zijn eenvoud, heel veel betekend voor veel mensen.
Overleden.
Zijn gezondheidstoestand begon echter steeds problematischer te worden. In september 2003 Father Giles OFM rapporteerde:
“Fr. Obdam experienced some medical problems. The Doctors at Foso called it a celebral accident – a kind of stroke. By God’s grace, he has been managing to stay at his hermitage but our vigilance has increased”.
Zijn toestand werd echter steeds zorgwekkender, zodat het niet meer verantwoordelijk was hem alleen te laten. De Franciscanen hebben hem toen, enkele maanden voor zijn dood, opgenomen in hun eigen klooster.
Daar is hij vredig gestorven op 8 november 2004, op 85 jarige leeftijd, waarvan 58 jaar in Ghana.
Onder enorme belangstelling vond de uitvaartdienst plaats te Saltpond. Daar is pater Jaap Obdam begraven op zijn eigen Calvarieberg. Ook vier familieleden waren hierbij aanwezig.
Regionaal Overste Hope Klutsey SMA schreef:
“I could not believe the number of Priests present. We planned for 200 Priests and Religious, but we had 240 plus, not counting the Franciscans. For the lay faithful we planned cooking for 500 – 600 but that also went to 700 plus.
The Franciscan Superior presided over the mass, concelebrated by Koos (= Koos Janssen, the vice - Regional) and me”.
Tezelfdertijd vonden herdenkingsdiensten plaats in het Missiehuis te Cadier en Keer en in zijn geboorteplaat Obdam, waar provinciaal Jos Pijpers, in concelebratie met zes collega-priesters, voorging in de herdenkingsviering.
Bronnen:
Archief Nederl.Provincie SMA, Cadier en Keer.
Onze Krant, nr. 120: april 2000.
Onze Krant, nr. 134: december 2004.
The Standard, Novemner 28, 2004.
SERMON FR. OBDAM’S FUNERAL (by Rev. Rob Clobus sma)
Readings: Wisdom 7: 25-30 and Matthew 25: 31-40.
Recherchez .../ Search...