Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 22 août 1922 à Wateringen diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1950 prêtre le 16 juillet 1954 décédé le 18 novembre 2005 |
1954-1958 Tilburg, études sociologiques décédé là Maastricht, le 18 novembre 2005 |
Father Han van VELZEN (1922 - 2005)
Afkomst.
Johannes Hendrikus van Velzen, zoon van Johannes Hendrikus van Velzen (1879 – 1965) en Petronella van de Akker, werd geboren te Wateringen op 22 augustus 1922 als tiende in een arbeidersgezin van elf kinderen, 8 jongens en 3 meisjes, waarvan er een intrad bij de Zusters van Amersfoort. De armoede in zijn jeugd en het grote klasseverschil tussen tuinders en arbeiders in het Westland heeft een diepe indruk op Jan nagelaten. Na de lagere school moest ook hij zijn kost verdienen als arbeider bij de tuinders. Hij speelde trompet in de plaatselijke harmonie. Op jonge leeftijd verloor hij zijn moeder en dit heeft mogelijk een enorme invloed gehad op zijn verdere leven.
Opleiding.
Op twintigjarige leeftijd werd Jan, die zich later Han zou laten noemen, als priesterstudent aangenomen bij de Duitse Congregatie van Marianhill, en vertrok hij in 1942 naar het kasteel te Blitterswijck, waar die Congregatie een opleiding was begonnen. In mei 1943 schreef de overste naar het missiehuis te Cadier en Keer:
“J. van Velzen kwam met September 1942 bij ons. Zijn vorderingen in de studie zijn zeer goed. De overige jongens konden de voorgeschreven punten niet halen en moesten dus met Pasen naar de voorbereidende klas terug. Het zijn allemaal jongens van 12 tot 15, 16 jaar. Voor hen is ’t dan ook niet zo erg. Jammer vond ik ’t voor J. van Velzen, want de eerste klas kon niet doorgaan. Indien we een tweede klas gehad zouden hebben, dan zouden wij hem zonder enig bezwaar door bijlessen voor de tweede klas voorbereid hebben. Maar dat is onmogelijk. Aangezien hij toch al wat ouder is, is het dubbel erg voor hem nog een jaar te moeten wachten. U zou me ten zeerste verplichten, indien u hem de kans gaf zijn studie voort te zetten. Jan kon gemakkelijk de ontbrekende vakken etc. inhalen. Daarover hoeft u helemaal geen zorg te hebben. Zijn gedrag en godsdienstzin zijn eveneens zeer goed. Wij verliezen hem niet graag”.
Ook Jacques van Veen kwam in September 1943 met Han mee van Marianhill naar het Missiehuis van de Afrikaanse Missiën in Cadier en Keer.
Het oordeel van de staf aan het eind van zijn gymnasiale opleiding over zijn godsvrucht, gedrag en studieaanleg was positief. Hij was buitengewoon intelligent en had een gezond, rijp en persoonlijk oordeel, een zeer eerlijk karakter, veel initiatief ook op intellectueel gebied, en een goede gezondheid. Wel werd er een tekort aan uiterlijke beschaving geconstateerd. Hij slaagde aan het einde van zijn middelbare opleiding met succes voor zijn Staatsexamen.
Hij studeerde philosophie en theologie in het seminarie te Aalbeek, waar hij op 15 juli 1950 werd aangenomen als tijdelijk lid van de Sociëteit. Drie jaar later legde hij zijn Eeuwige Eed af, daags voor de subdiakenaatswijding. Het oordeel van de staf luidde:
“This seminarian is highly gifted intellectually, but ext. rather clumsy. Dutiful, man of confidence, open-hearted, not very social. Is older than his fellow students and for that reason feels himself superior and looked upon as too wise. Excellent fellow for further studies”.
Niet vermeld werd het feit dat hij wel zeer gevoelig was, doch moeite had met het uiten van affectiviteit. Mogelijk is de ontwikkeling van zijn gevoelsleven beïnvloed door het vroege verlies van zijn moeder.
Op 16 juli 1954 werd hij met zijn klasgenoten in de parochiekerk van Hulsberg door de pas benoemde bisschop van Keta, Mgr. A. Konings SMA, tot priester gewijd.
Missionaris.
Het Provinciaal Bestuur nam de aanbeveling van de seminariestaf over en Han werd benoemd om sociologie te gaan studeren aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg.
Hard werkend en sober levend heeft hij daar zijn studies gedaan. Doch intussen hield hij zich ook bezig met heel wat andere vragen en problemen. In een ongedateerde brief in 1957 schreef hij aan Provinciaal H. Mondé:
“Hier komt Tilburg met een zeer interessante kwestie. Ik heb zowel eens nagedacht, wat ik alleen moet doen, als ik als socioloog in Afrika moet rondstappen. Het is zoiets als een jongen van de ambachtsschool alleen een kathedraal laten bouwen”.
In een ander schrijven van 1 juni 1958 schrijft hij:
“Verder zou ik wel graag weten wie er voor “ons” (de s.m.a. in-de-diaspora) naar Rome (= Algemene Vergadering JvB) gaat”.
Hij had ook nog wat anders te melden. Dit kon in één brief, want dat spaarde een postzegel uit (“Ik studeer ten slotte niet voor niets aan de ECONOMISCHE Hogeschool” ).
“Ik hoop voordat we ons weer verzamelen voor het heilig kerstgebeuren, de stof van Tilburg van mijn voeten te kunnen schudden. Ik hoop namelijk voor die tijd mijn doctoraal examen te kunnen doen. Op de vraag van de hoogleraren, wanneer ik een proefschrift ga schrijven, heb ik geantwoord: als ik van Drees trek.”
Han had de datum van zijn examen geheim willen houden. Maar dat is hem niet gelukt. Daarom schreef hij aan zijn Provinciaal:
“Dit examen kan natuurlijk mislukken. Het is een klein experimentje. Ik wil namelijk eens proberen of deze studie werkelijk in ruim vier jaar gemaakt kan worden. Als troost (bij voorbaat) heb ik de wetenschap dat mijn jaargenoten minstens een jaar of anderhalf jaar later komen. Maar ik moet u alvast wel waarschuwen, dat de wetenschap dan nog louter theorie is en ik zelfstandig, na een paar jaar boekjes lezen, natuurlijk geen praktisch werk kan doen”.
Han slaagde voor zijn doctoraal examen met vlag en wimpel in Tilburg op 27 november 1958:
“examen subiit doctorale atque veniam obtinuit summos petendi honores in Facultate Disciplinarum Oeconomicarum”.
Van januari tot juli 1959 was Han in Engeland om als assistent in een parochie in Lewisham (bisdom Southwark) wat praktijk-ervaring op te doen. Daarna werd hij benoemd voor de missie in Ghana. Hij ging naar het pas geopende groot seminarie te Pedu om daar wat philosophie te gaan doceren en daarnaast te proberen een plan voor sociologisch onderzoek op te zetten. Dit werd geen sukses. Han had andere verwachtingen, mikte te hoog, verwachtte een team voor sociologisch onderzoek en was te kritisch naar het oordeel van zijn collega’s.
Al in mei 1960 werd hij overgeplaatst naar Sekondi als assistent in deze parochie, waar Huub Somers pastoor was. Hij assisteerde in de parochie en intussen schreef hij “An Analytical Religiography of the Archdiocese of Cape Coast, Ghana”. Goed bedoeld, doch slecht overgekomen bij zijn collega’s, was het motto, dat hij aan dit werkstuk meegaf: “NEVERTHELESS……They Worked Hard.” Hij kon zijn draai niet vinden, voelde zich niet begrepen en blameerde hemzelf voor deze mislukking zoals hij dat noemde, een verkeerde keuze, en schreef daar openhartig over naar Regionaal en Provinciaal. Op 16 december 1961 keerde hij terug naar Nederland.
Via kennissen had hij intussen contact met het Pius XII University College in Roma, Basutoland, dat onder leiding stond van de O.M.I. Fathers, en werd daarj aangenomen als lecturer. Hij vertrok begin maart 1962 naar Roma (non in Italia), zoals Han dat boven elke brief eraan toevoegde.
Provinciaal Florack schreef als antwoord aan Han op zijn eerste brief:
“Ik zie graag dat je geregeld in correspondentie blijft; je kunt erop aan, dat iedere brief beantwoord zal worden. Wat je uitgaven betreft: al wat redelijk is, kun je aanschaffen en ook op tijd je “Vertier“ hebben – dit hoort ook tot de necessaria vitae”.
Dat zal Han goed gedaan hebben, want hij was gevoelig voor aandacht en attenties. Hij leek het hier behoorlijk naar zijn zin te hebben en had goede contacten met een aantal studenten. Hij maakte een uitgebreid rapport over: “Mortality Trends in the Republic of South Africa”.
Maar het geluk leek niet met hem te zijn. Het ging financieel niet goed met deze instelling en in de zomer van 1963 heeft de O.M.I. Congregatie de Pius XII College overgedaan aan de staat. Bezuinigingen werden doorgevoerd en Han kreeg bericht dat zijn contract op 31.12.1963 af liep en dat hij niet herbenoemd zou worden. Met de boot keerde hij in december 1963 terug naar Nederland.
In maart 1964 had hij twee uitnodigingen om te doceren, een van de School of Social Service van de paters Jezuïeten in Salisbury, Southern Rhodesia, en een van de Duquesne Universiteit in Pittsburg, USA. Han koos voor de laatste. Zoals gewonlijk, duurde het meerdere maanden voordat hij zijn visum had voor de USA. Hij werd benoemd ‘as associate professor of Sociology at Duquesne University, Pittsburg. U.S.A.’ met ingang van 1 september 1964. Hij kreeg onderdak op een van de pastorieën in Pittsburg. Van hem werd verwacht dat hij daarvoor wat assistentie in de parochie zou verlenen.
Provinciaal Florack schreef hem nog een briefje in aug. 1964, kort voor zijn vertrek van Wateringen naar de U.S.A., waarin o.a.: “Ik zal het zeer op prijs stellen, als je weer iedere maand schrijft – je kunt op een antwoord rekenen”. En dat deed Han. Trouw iedere maand ging een epistel van hem naar Oosterbeek met een zeer gedetailleerd verslag van zijn inkomsten en uitgaven en even trouw zou provinciaal Florack uitgebreid antwoorden, met vermelding van alle laatste Sociëteitsnieuwtjes. Han was zeer nauwkeurig en zeer zuinig. Geld speelde altijd een zeer belangrijke rol in zijn leven, wat trouwens een familietrek bij de van Velzen’s scheen te zijn. Han ook zou alles meteen terugvertalen naar de kostprijs ervan. Zelf leefde hij zeer sober, en zou op zijn gedetailleerde maandafrekening elke inkomsten en uitgaven post, van envelop tot postzegel, scheermesje en buskaartje toe, het percentage van het geheel berekenen, tot enkele cijfers achter de komma.
Han was een communiteitsmens. Hij had gezelschap nodig, mensen om zich heen. In Pittsburg miste hij zijn eigen mensen. Hij was in 1967 al eens van pastorie veranderd. In 1968 kreeg de Nederlandse SMA provincie een nieuw bestuur en die schenen ook niet in hem geïnteresseerd te zijn, want ze hadden niet meteen zijn maandelijkse brieven beantwoord, zoals Florack trouw jarenlang gedaan had.
In april 1969 schreef Han aan het provinciaal bestuur dat hij weer in moeilijkheden zat. De pastoor waarmee hij een overeenkomst had werd verplaatst en de nieuwe had geen huishoudster. En bovendien wilde deze de overeenkomst (assistenties voor inwoning) niet verlengen. De noodkreet van Han: “Ik vereenzaam volkomen”. Hij hield het nog bijna twee jaar uit met veranderingen van woonsituaties en veel correspondentie met vice-provinciaal Kees Konijn.. Op 30 december 1970 kwam hij definitief terug uit Amerika en vestigde zich in het Missiehuis te Cadier en Keer.
Van 1971 tot 1981 was hij in het Missiehuis te Cadier en Keer eerst medewerker in het Afrika Centrum / SIVOS. Ook gaf hij in deze periode maatschappijleer aan het Sophianum te Vaals en was als part-time docent verbonden aan de Jan van Eijk Stadsacademie van toegepaste Kunsten te Maastricht. Vanaf 1976 was hij tevens de bibliothecaris van het Missiehuis.
In deze periode werkte hij ook mee aan het verwerken van gegevens van de “Survey of the Church in Ghana, conducted under the aegis of Pro Mundi Vita by C. Hulsen S.M.A. and Fr. Mertens S.V.D.”.
Deze twee schreven in hun voorwoord van de publicatie van hun resultaten:
“Besides the participants of the meetings and the respondents and many others who helped us, we wish to thank specially Drs. H. van Velzen who spent many an hour on analysing part of the questionnaire”.
Daarna werkte Han nog aan meerdere studies, mede dank zij pater Cor Hulsen en zijn connecties in Zuid-Afrika:
- The population of the Republic of South Africa: democratic changes 1960 – 1970 (1975);
- The population of the Republic of South Africa: patterns and changes of religious affiliation;
- quantitative aspects of the roman catholic church in the republic of south Africa: a statistical survey of 25 years church development 1946 – 1971 (1975);
- The Roman Catholic Church in the Republic of South Africa: a content analysis of an opinion survey conducted by ETSA (1976).
Verder schreef Han nog sociographic surveys over Namibia, Swaziland en Botswana land met voor elk land een appendix voor de Katholieke Kerk..
In opdracht van de Oblaten van Maria (O.M.I.) analyseerde hij de resultaten van een onderzoek naar enige aspecten van hun apostolische werkzaamheden van hun leden in de Natal Provincie van Zuid Afrika in 1973/1974.
Ook over Ghana maakte hij enkele studies:
- The population of Ghana: intercensorial change 1960 – 1970 (1976);
- Demographic Change in the Parish of Sampa 1960 – 1970 (1977), op verzoek van zijn klasgenoot Pieter Bootsma.
- Verder analyseerde hij voortdurend de Etat van de Sociëteit en schreef analyses van de samenstelling van de leden van de Nederlandse provincie: levenden en doden.
In 1979 vierde hij zijn 25 jarig priesterfeest, eerst in het Missiehuis en daarna in zijn parochie te Wateringen. We lezen op de uitnodiging hiervoor:
“Ik zou het ten zeerste op prijs stellen, dat ook bij deze viering de S.M.A. in verbondenheid met mij, op een of andere manier vertegenwoordigd zou zijn. Laat mij ook hier ‘thuis’ niet alleen staan”.
Ook op zijn feest in het Missiehuis deed hij een emotionele oproep om elkaar toch tot steun te zijn. In zijn dankbetuiging schreef hij:
“Laten wij, ook in de voor ons liggende jaren, elkaar bij de hand blijven houden”.
Op zijn Zuid Afrikaans eindigde hij met “Baie,baie dankie. Pater Han van Velzen, s.m.a. ”.”
Han heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Hij voelde dat hij zich moest bewijzen. Hij stelde hoge eisen, en als hij aan die eisen niet voldeed, trok hij zich dat heel erg aan. Hij verwachtte ‘een zinvolle taak’ op een presenteerblaadje. Hij schreef in mei 1981 aan het bestuur:
“Ik heb eigenlijk al sinds enkele jaren hier in Keer geen echt zinvolle taak vervuld. Ik moet wat zinvols om handen hebben, anders ga ik er gegarandeerd onder door. Sommigen zeggen ‘je moet zelf werk zoeken’, maar ik heb geen relaties, noch tussenmenselijke, noch zakelijke. Waar moet ik vragen?”.
Zo voelde hij dat. Bestuurslid personele zaken, pater Kees Konijn, heeft hem diverse mogelijkheden aangeboden, waar hij echter niet op in ging en naar zijn gevoel niet mee uit de voeten kon.
Op 4.5.1981 schreef pater van Velzen enthousiast naar de Provinciaal:
“Na vele mislukkingen heb ik nu blijkbaar een goede kans. In het gecombineerde kloosterbejaarden/verplegingscomplex in het oude groot seminarie te Warmond (Mariënhaven, Mariëngaarde en Mariënweide) wordt een pastor gevraagd, die eventueel ook participeert in een meer regionaal gericht bejaardenpastoraat in het dekenaat van de bollenstreek”.
Han had de Provinciaal laten weten dat deze functie “inwonend” en “gesalarieerd” was. Hij werd benoemd met ingang van 1 september 1981. Hij zette zich volledig in voor de bejaarden en ook de dementen op de gesloten afdeling. Zijn afrekeningen kwamen weer regelmatig, en tot op de laatste cent nauwkeurig. Ook zijn correspondentie kwam weer… en ook weer het oude liedje: eenzaamheid, woonsituatie, gebrek aan medewerking, belangstelling en waardering. Reeds in 1982 schreef Han aan het bestuur:
“Het werk lukt, geloof ik, wel. Ik krijg steeds meer en duidelijker signalen dat de bewoners me wel appreciëren. Er zijn er zeker een aantal, die het ‘rot’ zouden vinden, als ik het opgaf.
Het probleem is: het wonen lukt niet. Ik ben – zonder verzorging – ergens tussen de verplegers gedumpt, in een ‘huisje’ dat weinig of liever geen enkel woongenot verschaft. Het avond aan avond alleen zijn, het eeuwige eten in de personeelscantine, zonder enige sfeer, zonder gedekte tafels etc., gaat zo tegenstaan.
Ik heb al herhaalde malen geprobeerd, ook via de algemeen directeur de heer Roovers, verbetering in de situatie te krijgen. Maar alle pogingen zijn tot nog toe mislukt”.
Weer waren de problemen extern. Han voelde zich vereenzamen en schreef, dat directeur Roovers hem kwijt wilde (‘Ontslag durft hij niet aan (vermoed ik), doch hij is me kennelijk aan het wegpesten’). Geestig/sarcastisch merkte hij dan op: “ik ben in de handen van Roovers gevallen”. Hij hield het nog vol tot en met mei 1985. Met ingang van 1 juni 1985 werd pater van Velzen door de bisschop van Rotterdam, na overleg met provinciaal H. van Hoof, ontheven van de verantwoordelijkheid voor het pastoraat in Warmond. Hij werd bedankt voor het vele goede dat hij in Warmond had gedaan en betekend. Personeelsverantwoordelijke S.H.J. van der Meer schreef:
“Hij (Mgr. Ph. Bär) ziet namelijk niet meer, dat er voor de diepliggende meningsverschillen nog oplossingen ten goede kunnen worden gevonden”.
Het bisdom heeft Han daarna nog enkele alternatieven aangeboden. Met ingang van 1 augustus is hij benoemd tot part-time assistent in de parochie en rector van het bejaardenhuis “Mariahoeve” in Leidschendam. Doch ook hier kon geen bevredigende oplossing gevonden worden voor vraag en aanbod, met name de woonsituatie. Op 29 november 1985 kwam Han definitief naar het Missiehuis te Cadier en Keer.
Met ingang van 1 januari 1986 is hij benoemd tot bibliothecaris van het Missiehuis.
Van hieruit heeft hij ook assistentie verleend, eerst bij de Zusters te Rijckholt en later bij de Zusters van Opveld te Heer. Hij behield zijn sombere kijk op het leven, doch verraste menigeen met zijn rake en geestige opmerkingen. Fietsen werd een ‘verplicht nummer’ voor hem, een prestatiedwang om het aantal zelf bepaalde kilometers af te leggen. Hetzelfde gold voor het aantal rondjes zwemmen tijdens zijn jaarlijkse vakantie in Joegoslavië. Hij bleef sober en zuinig, doch gaf in stilte aan menig collega-missionaris van zijn gespaarde centen voor projecten in Ghana.
Overleden.
Door verbouwing en reorganisatie werd het werk als bibliothecaris geleidelijk aan minder. Ook zijn gezondheid werd steeds zorgelijker. Hij stopte met zijn dagelijkse fietstocht. In 2000 stopte hij alle activiteiten en is zelfs enige tijd ter behandeling opgenomen in Vijverdal. Hij werd stiller, en zijn kijk op het leven werd steeds somberder. In de avondwake werd dit typerend verhaald door klasgenoot Antoon Hulshof: “Hoe gaat het, Han? Slecht!”. Toch kon hij soms en onverwachts personen bedanken met een grote glimlach voor zorg of aandacht, aan hem besteed.
Hij kreeg het gebruik van een rollater, doch viel gedurig. Later werd dat een rolstoel. Ook op zondag 6 november 2005 was hij weer eens gevallen op zijn kamer. Hij reageerde suf en traag. De dokter van de ambulante huisartsenpost stuurde een ambulance en liet Han opnemen in het academisch ziekenhuis te Maastricht. Daar werd een heupbreuk geconstateerd. Later kwam daar longontsteking bij. Uiteindelijk is hij op 18 november om 14.30 uit zijn lijden verlost. Vanaf de morgen was hij niet meer aanspreekbaar en reageerde nauwelijks op signalen van buitenaf. Hij is rustig ingeslapen. Er was nauwelijks iets te merken van pijn of doodstrijd.
Hij werd 83 jaar en was de laatste van de elf van de familie van Velzen.
Klasgenoot Antoon Hulshof ging voor in de avonddienst. Ook assisteerde hij met overste Wim van Frankenhuijsen in de uitvaart en begrafenisdienst in de kapel van het Missiehuis te Cadier en Keer op 23 november 2005, waarin Provinciaal Pijpers voorging.
Volgens de In Memoriam bidden we nu, dat Han nu kan en mag dromen en zijn vleugels uitslaan, genieten van een volmaaktheid, waar van hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven.
In Memoriam. (22.11.2005) door klasgenoot A. Hulshof.
Levenslang scheppen we, boetseren we ons eigen beeld: we zijn onze eigen beeldhouwers. Han is daar zeer wel in geslaagd. Het is maar wat wij er in zien, hoe wij het verstaan. Markant, geen opsmuk, geen franje, strak en onverbiddelijk, straight as an arrow. Han deed geen water bij de wijn, never. We konden ons daar soms aan ergeren, maar hij hield vol. Hoe gaat het, Han? Slecht! Het leven was niet, wat je er van mocht verwachten, zoals je zou wensen. Het voldeed niet aan zijn idealen, wat het zou kunnen zijn, wat het zou moeten zijn. Intelligent als Han was, zag hij de onvolmaaktheid en onvolkomenheid van deze, onze wereld: hij wilde dat niet toedekken, niet goed praten. Daarin kreeg hij meestal ook geen bijval of medestanders. Zo werd hij dikwijls teleurgesteld. Het ergste was misschien wel zijn teleurstelling in zijn eigen tekorten. Hij kon zijn vleugels niet uitslaan, niet vliegen zoals hij graag zou willen, hij werd als het ware gekortwiekt, al wist hij zelf niet door wie of door wat, hij dacht dat zijn dromen bedrog waren. Daar heeft hij zwaar onder geleden. Hij ging niet soepel om met zijn beperkingen. Ook wij wisten daar niet altijd gemakkelijk mee om te gaan. Zo werden we elkaars slijpsteen. Maar als hem nu opgebaard ziet, zo rustig, zo vredig, bevrijd en verlost, dat zij hem gegund, dan bidden wij dat hij nu kan en mag dromen, zijn vleugels uitslaan naar hartelust, genieten van een volmaaktheid, waarvan hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven, die hij zo node heeft gemist. Hij zal nu alsnog zijn zin krijgen, en graag willen we Han nu bedanken dat hij als een rots in de branding, rechtschapen, het roer recht heeft gehouden. Hij heeft nieuw licht geworpen op een aloude waarheid. We gaan nu Eucharistie vieren en in beide lezingen zullen we horen, dat God met Han en met ons is.
(Rom. 5, 6-11; Ps.70; Joh. 6, 37 – 40).
Bronnen:
Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant, no. 137, december 2005.
Société des Missions Africaines – Province de Hollande
Le Père Han van VELZEN
né le 22 août 1922 à Wateringen
diocèse de Rotterdam, Hollande
membre de la SMA le 15 juillet 1950
prêtre le 16 juillet 1954
décédé le 18 novembre 2005
Père Han van Velzen
1954-1958 Tilburg, études sociologiques
1959-1961 missionnaire au Ghana, Pedu, Sekondi
1962-1963 Basutoland, Rome
1964-1970 Pittsburg, USA, professeur de sociologie
1971-1981 Cadier en Keer, Africa Centre
Maastricht et Vaals, professeur
1981-1985 Warmond et Leidschendam, aumônier
1985-2000 Cadier en Keer, bibliothécaire
2000-2005 Cadier en Keer, retiré
décédé là Maastricht, le 18 novembre 2005
à l’âge de 83 ans
Father Han van VELZEN (1922 - 2005)
Afkomst.
Johannes Hendrikus van Velzen, zoon van Johannes Hendrikus van Velzen (1879 – 1965) en Petronella van de Akker, werd geboren te Wateringen op 22 augustus 1922 als tiende in een arbeidersgezin van elf kinderen, 8 jongens en 3 meisjes, waarvan er een intrad bij de Zusters van Amersfoort. De armoede in zijn jeugd en het grote klasseverschil tussen tuinders en arbeiders in het Westland heeft een diepe indruk op Jan nagelaten. Na de lagere school moest ook hij zijn kost verdienen als arbeider bij de tuinders. Hij speelde trompet in de plaatselijke harmonie. Op jonge leeftijd verloor hij zijn moeder en dit heeft mogelijk een enorme invloed gehad op zijn verdere leven.
Opleiding.
Op twintigjarige leeftijd werd Jan, die zich later Han zou laten noemen, als priesterstudent aangenomen bij de Duitse Congregatie van Marianhill, en vertrok hij in 1942 naar het kasteel te Blitterswijck, waar die Congregatie een opleiding was begonnen. In mei 1943 schreef de overste naar het missiehuis te Cadier en Keer:
“J. van Velzen kwam met September 1942 bij ons. Zijn vorderingen in de studie zijn zeer goed. De overige jongens konden de voorgeschreven punten niet halen en moesten dus met Pasen naar de voorbereidende klas terug. Het zijn allemaal jongens van 12 tot 15, 16 jaar. Voor hen is ’t dan ook niet zo erg. Jammer vond ik ’t voor J. van Velzen, want de eerste klas kon niet doorgaan. Indien we een tweede klas gehad zouden hebben, dan zouden wij hem zonder enig bezwaar door bijlessen voor de tweede klas voorbereid hebben. Maar dat is onmogelijk. Aangezien hij toch al wat ouder is, is het dubbel erg voor hem nog een jaar te moeten wachten. U zou me ten zeerste verplichten, indien u hem de kans gaf zijn studie voort te zetten. Jan kon gemakkelijk de ontbrekende vakken etc. inhalen. Daarover hoeft u helemaal geen zorg te hebben. Zijn gedrag en godsdienstzin zijn eveneens zeer goed. Wij verliezen hem niet graag”.
Ook Jacques van Veen kwam in September 1943 met Han mee van Marianhill naar het Missiehuis van de Afrikaanse Missiën in Cadier en Keer.
Het oordeel van de staf aan het eind van zijn gymnasiale opleiding over zijn godsvrucht, gedrag en studieaanleg was positief. Hij was buitengewoon intelligent en had een gezond, rijp en persoonlijk oordeel, een zeer eerlijk karakter, veel initiatief ook op intellectueel gebied, en een goede gezondheid. Wel werd er een tekort aan uiterlijke beschaving geconstateerd. Hij slaagde aan het einde van zijn middelbare opleiding met succes voor zijn Staatsexamen.
Hij studeerde philosophie en theologie in het seminarie te Aalbeek, waar hij op 15 juli 1950 werd aangenomen als tijdelijk lid van de Sociëteit. Drie jaar later legde hij zijn Eeuwige Eed af, daags voor de subdiakenaatswijding. Het oordeel van de staf luidde:
“This seminarian is highly gifted intellectually, but ext. rather clumsy. Dutiful, man of confidence, open-hearted, not very social. Is older than his fellow students and for that reason feels himself superior and looked upon as too wise. Excellent fellow for further studies”.
Niet vermeld werd het feit dat hij wel zeer gevoelig was, doch moeite had met het uiten van affectiviteit. Mogelijk is de ontwikkeling van zijn gevoelsleven beïnvloed door het vroege verlies van zijn moeder.
Op 16 juli 1954 werd hij met zijn klasgenoten in de parochiekerk van Hulsberg door de pas benoemde bisschop van Keta, Mgr. A. Konings SMA, tot priester gewijd.
Missionaris.
Het Provinciaal Bestuur nam de aanbeveling van de seminariestaf over en Han werd benoemd om sociologie te gaan studeren aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg.
Hard werkend en sober levend heeft hij daar zijn studies gedaan. Doch intussen hield hij zich ook bezig met heel wat andere vragen en problemen. In een ongedateerde brief in 1957 schreef hij aan Provinciaal H. Mondé:
“Hier komt Tilburg met een zeer interessante kwestie. Ik heb zowel eens nagedacht, wat ik alleen moet doen, als ik als socioloog in Afrika moet rondstappen. Het is zoiets als een jongen van de ambachtsschool alleen een kathedraal laten bouwen”.
In een ander schrijven van 1 juni 1958 schrijft hij:
“Verder zou ik wel graag weten wie er voor “ons” (de s.m.a. in-de-diaspora) naar Rome (= Algemene Vergadering JvB) gaat”.
Hij had ook nog wat anders te melden. Dit kon in één brief, want dat spaarde een postzegel uit (“Ik studeer ten slotte niet voor niets aan de ECONOMISCHE Hogeschool” ).
“Ik hoop voordat we ons weer verzamelen voor het heilig kerstgebeuren, de stof van Tilburg van mijn voeten te kunnen schudden. Ik hoop namelijk voor die tijd mijn doctoraal examen te kunnen doen. Op de vraag van de hoogleraren, wanneer ik een proefschrift ga schrijven, heb ik geantwoord: als ik van Drees trek.”
Han had de datum van zijn examen geheim willen houden. Maar dat is hem niet gelukt. Daarom schreef hij aan zijn Provinciaal:
“Dit examen kan natuurlijk mislukken. Het is een klein experimentje. Ik wil namelijk eens proberen of deze studie werkelijk in ruim vier jaar gemaakt kan worden. Als troost (bij voorbaat) heb ik de wetenschap dat mijn jaargenoten minstens een jaar of anderhalf jaar later komen. Maar ik moet u alvast wel waarschuwen, dat de wetenschap dan nog louter theorie is en ik zelfstandig, na een paar jaar boekjes lezen, natuurlijk geen praktisch werk kan doen”.
Han slaagde voor zijn doctoraal examen met vlag en wimpel in Tilburg op 27 november 1958:
“examen subiit doctorale atque veniam obtinuit summos petendi honores in Facultate Disciplinarum Oeconomicarum”.
Van januari tot juli 1959 was Han in Engeland om als assistent in een parochie in Lewisham (bisdom Southwark) wat praktijk-ervaring op te doen. Daarna werd hij benoemd voor de missie in Ghana. Hij ging naar het pas geopende groot seminarie te Pedu om daar wat philosophie te gaan doceren en daarnaast te proberen een plan voor sociologisch onderzoek op te zetten. Dit werd geen sukses. Han had andere verwachtingen, mikte te hoog, verwachtte een team voor sociologisch onderzoek en was te kritisch naar het oordeel van zijn collega’s.
Al in mei 1960 werd hij overgeplaatst naar Sekondi als assistent in deze parochie, waar Huub Somers pastoor was. Hij assisteerde in de parochie en intussen schreef hij “An Analytical Religiography of the Archdiocese of Cape Coast, Ghana”. Goed bedoeld, doch slecht overgekomen bij zijn collega’s, was het motto, dat hij aan dit werkstuk meegaf: “NEVERTHELESS……They Worked Hard.” Hij kon zijn draai niet vinden, voelde zich niet begrepen en blameerde hemzelf voor deze mislukking zoals hij dat noemde, een verkeerde keuze, en schreef daar openhartig over naar Regionaal en Provinciaal. Op 16 december 1961 keerde hij terug naar Nederland.
Via kennissen had hij intussen contact met het Pius XII University College in Roma, Basutoland, dat onder leiding stond van de O.M.I. Fathers, en werd daarj aangenomen als lecturer. Hij vertrok begin maart 1962 naar Roma (non in Italia), zoals Han dat boven elke brief eraan toevoegde.
Provinciaal Florack schreef als antwoord aan Han op zijn eerste brief:
“Ik zie graag dat je geregeld in correspondentie blijft; je kunt erop aan, dat iedere brief beantwoord zal worden. Wat je uitgaven betreft: al wat redelijk is, kun je aanschaffen en ook op tijd je “Vertier“ hebben – dit hoort ook tot de necessaria vitae”.
Dat zal Han goed gedaan hebben, want hij was gevoelig voor aandacht en attenties. Hij leek het hier behoorlijk naar zijn zin te hebben en had goede contacten met een aantal studenten. Hij maakte een uitgebreid rapport over: “Mortality Trends in the Republic of South Africa”.
Maar het geluk leek niet met hem te zijn. Het ging financieel niet goed met deze instelling en in de zomer van 1963 heeft de O.M.I. Congregatie de Pius XII College overgedaan aan de staat. Bezuinigingen werden doorgevoerd en Han kreeg bericht dat zijn contract op 31.12.1963 af liep en dat hij niet herbenoemd zou worden. Met de boot keerde hij in december 1963 terug naar Nederland.
In maart 1964 had hij twee uitnodigingen om te doceren, een van de School of Social Service van de paters Jezuïeten in Salisbury, Southern Rhodesia, en een van de Duquesne Universiteit in Pittsburg, USA. Han koos voor de laatste. Zoals gewonlijk, duurde het meerdere maanden voordat hij zijn visum had voor de USA. Hij werd benoemd ‘as associate professor of Sociology at Duquesne University, Pittsburg. U.S.A.’ met ingang van 1 september 1964. Hij kreeg onderdak op een van de pastorieën in Pittsburg. Van hem werd verwacht dat hij daarvoor wat assistentie in de parochie zou verlenen.
Provinciaal Florack schreef hem nog een briefje in aug. 1964, kort voor zijn vertrek van Wateringen naar de U.S.A., waarin o.a.: “Ik zal het zeer op prijs stellen, als je weer iedere maand schrijft – je kunt op een antwoord rekenen”. En dat deed Han. Trouw iedere maand ging een epistel van hem naar Oosterbeek met een zeer gedetailleerd verslag van zijn inkomsten en uitgaven en even trouw zou provinciaal Florack uitgebreid antwoorden, met vermelding van alle laatste Sociëteitsnieuwtjes. Han was zeer nauwkeurig en zeer zuinig. Geld speelde altijd een zeer belangrijke rol in zijn leven, wat trouwens een familietrek bij de van Velzen’s scheen te zijn. Han ook zou alles meteen terugvertalen naar de kostprijs ervan. Zelf leefde hij zeer sober, en zou op zijn gedetailleerde maandafrekening elke inkomsten en uitgaven post, van envelop tot postzegel, scheermesje en buskaartje toe, het percentage van het geheel berekenen, tot enkele cijfers achter de komma.
Han was een communiteitsmens. Hij had gezelschap nodig, mensen om zich heen. In Pittsburg miste hij zijn eigen mensen. Hij was in 1967 al eens van pastorie veranderd. In 1968 kreeg de Nederlandse SMA provincie een nieuw bestuur en die schenen ook niet in hem geïnteresseerd te zijn, want ze hadden niet meteen zijn maandelijkse brieven beantwoord, zoals Florack trouw jarenlang gedaan had.
In april 1969 schreef Han aan het provinciaal bestuur dat hij weer in moeilijkheden zat. De pastoor waarmee hij een overeenkomst had werd verplaatst en de nieuwe had geen huishoudster. En bovendien wilde deze de overeenkomst (assistenties voor inwoning) niet verlengen. De noodkreet van Han: “Ik vereenzaam volkomen”. Hij hield het nog bijna twee jaar uit met veranderingen van woonsituaties en veel correspondentie met vice-provinciaal Kees Konijn.. Op 30 december 1970 kwam hij definitief terug uit Amerika en vestigde zich in het Missiehuis te Cadier en Keer.
Van 1971 tot 1981 was hij in het Missiehuis te Cadier en Keer eerst medewerker in het Afrika Centrum / SIVOS. Ook gaf hij in deze periode maatschappijleer aan het Sophianum te Vaals en was als part-time docent verbonden aan de Jan van Eijk Stadsacademie van toegepaste Kunsten te Maastricht. Vanaf 1976 was hij tevens de bibliothecaris van het Missiehuis.
In deze periode werkte hij ook mee aan het verwerken van gegevens van de “Survey of the Church in Ghana, conducted under the aegis of Pro Mundi Vita by C. Hulsen S.M.A. and Fr. Mertens S.V.D.”.
Deze twee schreven in hun voorwoord van de publicatie van hun resultaten:
“Besides the participants of the meetings and the respondents and many others who helped us, we wish to thank specially Drs. H. van Velzen who spent many an hour on analysing part of the questionnaire”.
Daarna werkte Han nog aan meerdere studies, mede dank zij pater Cor Hulsen en zijn connecties in Zuid-Afrika:
- The population of the Republic of South Africa: democratic changes 1960 – 1970 (1975);
- The population of the Republic of South Africa: patterns and changes of religious affiliation;
- quantitative aspects of the roman catholic church in the republic of south Africa: a statistical survey of 25 years church development 1946 – 1971 (1975);
- The Roman Catholic Church in the Republic of South Africa: a content analysis of an opinion survey conducted by ETSA (1976).
Verder schreef Han nog sociographic surveys over Namibia, Swaziland en Botswana land met voor elk land een appendix voor de Katholieke Kerk..
In opdracht van de Oblaten van Maria (O.M.I.) analyseerde hij de resultaten van een onderzoek naar enige aspecten van hun apostolische werkzaamheden van hun leden in de Natal Provincie van Zuid Afrika in 1973/1974.
Ook over Ghana maakte hij enkele studies:
- The population of Ghana: intercensorial change 1960 – 1970 (1976);
- Demographic Change in the Parish of Sampa 1960 – 1970 (1977), op verzoek van zijn klasgenoot Pieter Bootsma.
- Verder analyseerde hij voortdurend de Etat van de Sociëteit en schreef analyses van de samenstelling van de leden van de Nederlandse provincie: levenden en doden.
In 1979 vierde hij zijn 25 jarig priesterfeest, eerst in het Missiehuis en daarna in zijn parochie te Wateringen. We lezen op de uitnodiging hiervoor:
“Ik zou het ten zeerste op prijs stellen, dat ook bij deze viering de S.M.A. in verbondenheid met mij, op een of andere manier vertegenwoordigd zou zijn. Laat mij ook hier ‘thuis’ niet alleen staan”.
Ook op zijn feest in het Missiehuis deed hij een emotionele oproep om elkaar toch tot steun te zijn. In zijn dankbetuiging schreef hij:
“Laten wij, ook in de voor ons liggende jaren, elkaar bij de hand blijven houden”.
Op zijn Zuid Afrikaans eindigde hij met “Baie,baie dankie. Pater Han van Velzen, s.m.a. ”.”
Han heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Hij voelde dat hij zich moest bewijzen. Hij stelde hoge eisen, en als hij aan die eisen niet voldeed, trok hij zich dat heel erg aan. Hij verwachtte ‘een zinvolle taak’ op een presenteerblaadje. Hij schreef in mei 1981 aan het bestuur:
“Ik heb eigenlijk al sinds enkele jaren hier in Keer geen echt zinvolle taak vervuld. Ik moet wat zinvols om handen hebben, anders ga ik er gegarandeerd onder door. Sommigen zeggen ‘je moet zelf werk zoeken’, maar ik heb geen relaties, noch tussenmenselijke, noch zakelijke. Waar moet ik vragen?”.
Zo voelde hij dat. Bestuurslid personele zaken, pater Kees Konijn, heeft hem diverse mogelijkheden aangeboden, waar hij echter niet op in ging en naar zijn gevoel niet mee uit de voeten kon.
Op 4.5.1981 schreef pater van Velzen enthousiast naar de Provinciaal:
“Na vele mislukkingen heb ik nu blijkbaar een goede kans. In het gecombineerde kloosterbejaarden/verplegingscomplex in het oude groot seminarie te Warmond (Mariënhaven, Mariëngaarde en Mariënweide) wordt een pastor gevraagd, die eventueel ook participeert in een meer regionaal gericht bejaardenpastoraat in het dekenaat van de bollenstreek”.
Han had de Provinciaal laten weten dat deze functie “inwonend” en “gesalarieerd” was. Hij werd benoemd met ingang van 1 september 1981. Hij zette zich volledig in voor de bejaarden en ook de dementen op de gesloten afdeling. Zijn afrekeningen kwamen weer regelmatig, en tot op de laatste cent nauwkeurig. Ook zijn correspondentie kwam weer… en ook weer het oude liedje: eenzaamheid, woonsituatie, gebrek aan medewerking, belangstelling en waardering. Reeds in 1982 schreef Han aan het bestuur:
“Het werk lukt, geloof ik, wel. Ik krijg steeds meer en duidelijker signalen dat de bewoners me wel appreciëren. Er zijn er zeker een aantal, die het ‘rot’ zouden vinden, als ik het opgaf.
Het probleem is: het wonen lukt niet. Ik ben – zonder verzorging – ergens tussen de verplegers gedumpt, in een ‘huisje’ dat weinig of liever geen enkel woongenot verschaft. Het avond aan avond alleen zijn, het eeuwige eten in de personeelscantine, zonder enige sfeer, zonder gedekte tafels etc., gaat zo tegenstaan.
Ik heb al herhaalde malen geprobeerd, ook via de algemeen directeur de heer Roovers, verbetering in de situatie te krijgen. Maar alle pogingen zijn tot nog toe mislukt”.
Weer waren de problemen extern. Han voelde zich vereenzamen en schreef, dat directeur Roovers hem kwijt wilde (‘Ontslag durft hij niet aan (vermoed ik), doch hij is me kennelijk aan het wegpesten’). Geestig/sarcastisch merkte hij dan op: “ik ben in de handen van Roovers gevallen”. Hij hield het nog vol tot en met mei 1985. Met ingang van 1 juni 1985 werd pater van Velzen door de bisschop van Rotterdam, na overleg met provinciaal H. van Hoof, ontheven van de verantwoordelijkheid voor het pastoraat in Warmond. Hij werd bedankt voor het vele goede dat hij in Warmond had gedaan en betekend. Personeelsverantwoordelijke S.H.J. van der Meer schreef:
“Hij (Mgr. Ph. Bär) ziet namelijk niet meer, dat er voor de diepliggende meningsverschillen nog oplossingen ten goede kunnen worden gevonden”.
Het bisdom heeft Han daarna nog enkele alternatieven aangeboden. Met ingang van 1 augustus is hij benoemd tot part-time assistent in de parochie en rector van het bejaardenhuis “Mariahoeve” in Leidschendam. Doch ook hier kon geen bevredigende oplossing gevonden worden voor vraag en aanbod, met name de woonsituatie. Op 29 november 1985 kwam Han definitief naar het Missiehuis te Cadier en Keer.
Met ingang van 1 januari 1986 is hij benoemd tot bibliothecaris van het Missiehuis.
Van hieruit heeft hij ook assistentie verleend, eerst bij de Zusters te Rijckholt en later bij de Zusters van Opveld te Heer. Hij behield zijn sombere kijk op het leven, doch verraste menigeen met zijn rake en geestige opmerkingen. Fietsen werd een ‘verplicht nummer’ voor hem, een prestatiedwang om het aantal zelf bepaalde kilometers af te leggen. Hetzelfde gold voor het aantal rondjes zwemmen tijdens zijn jaarlijkse vakantie in Joegoslavië. Hij bleef sober en zuinig, doch gaf in stilte aan menig collega-missionaris van zijn gespaarde centen voor projecten in Ghana.
Overleden.
Door verbouwing en reorganisatie werd het werk als bibliothecaris geleidelijk aan minder. Ook zijn gezondheid werd steeds zorgelijker. Hij stopte met zijn dagelijkse fietstocht. In 2000 stopte hij alle activiteiten en is zelfs enige tijd ter behandeling opgenomen in Vijverdal. Hij werd stiller, en zijn kijk op het leven werd steeds somberder. In de avondwake werd dit typerend verhaald door klasgenoot Antoon Hulshof: “Hoe gaat het, Han? Slecht!”. Toch kon hij soms en onverwachts personen bedanken met een grote glimlach voor zorg of aandacht, aan hem besteed.
Hij kreeg het gebruik van een rollater, doch viel gedurig. Later werd dat een rolstoel. Ook op zondag 6 november 2005 was hij weer eens gevallen op zijn kamer. Hij reageerde suf en traag. De dokter van de ambulante huisartsenpost stuurde een ambulance en liet Han opnemen in het academisch ziekenhuis te Maastricht. Daar werd een heupbreuk geconstateerd. Later kwam daar longontsteking bij. Uiteindelijk is hij op 18 november om 14.30 uit zijn lijden verlost. Vanaf de morgen was hij niet meer aanspreekbaar en reageerde nauwelijks op signalen van buitenaf. Hij is rustig ingeslapen. Er was nauwelijks iets te merken van pijn of doodstrijd.
Hij werd 83 jaar en was de laatste van de elf van de familie van Velzen.
Klasgenoot Antoon Hulshof ging voor in de avonddienst. Ook assisteerde hij met overste Wim van Frankenhuijsen in de uitvaart en begrafenisdienst in de kapel van het Missiehuis te Cadier en Keer op 23 november 2005, waarin Provinciaal Pijpers voorging.
Volgens de In Memoriam bidden we nu, dat Han nu kan en mag dromen en zijn vleugels uitslaan, genieten van een volmaaktheid, waar van hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven.
In Memoriam. (22.11.2005) door klasgenoot A. Hulshof.
Levenslang scheppen we, boetseren we ons eigen beeld: we zijn onze eigen beeldhouwers. Han is daar zeer wel in geslaagd. Het is maar wat wij er in zien, hoe wij het verstaan. Markant, geen opsmuk, geen franje, strak en onverbiddelijk, straight as an arrow. Han deed geen water bij de wijn, never. We konden ons daar soms aan ergeren, maar hij hield vol. Hoe gaat het, Han? Slecht! Het leven was niet, wat je er van mocht verwachten, zoals je zou wensen. Het voldeed niet aan zijn idealen, wat het zou kunnen zijn, wat het zou moeten zijn. Intelligent als Han was, zag hij de onvolmaaktheid en onvolkomenheid van deze, onze wereld: hij wilde dat niet toedekken, niet goed praten. Daarin kreeg hij meestal ook geen bijval of medestanders. Zo werd hij dikwijls teleurgesteld. Het ergste was misschien wel zijn teleurstelling in zijn eigen tekorten. Hij kon zijn vleugels niet uitslaan, niet vliegen zoals hij graag zou willen, hij werd als het ware gekortwiekt, al wist hij zelf niet door wie of door wat, hij dacht dat zijn dromen bedrog waren. Daar heeft hij zwaar onder geleden. Hij ging niet soepel om met zijn beperkingen. Ook wij wisten daar niet altijd gemakkelijk mee om te gaan. Zo werden we elkaars slijpsteen. Maar als hem nu opgebaard ziet, zo rustig, zo vredig, bevrijd en verlost, dat zij hem gegund, dan bidden wij dat hij nu kan en mag dromen, zijn vleugels uitslaan naar hartelust, genieten van een volmaaktheid, waarvan hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven, die hij zo node heeft gemist. Hij zal nu alsnog zijn zin krijgen, en graag willen we Han nu bedanken dat hij als een rots in de branding, rechtschapen, het roer recht heeft gehouden. Hij heeft nieuw licht geworpen op een aloude waarheid. We gaan nu Eucharistie vieren en in beide lezingen zullen we horen, dat God met Han en met ons is.
(Rom. 5, 6-11; Ps.70; Joh. 6, 37 – 40).
Bronnen:
Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant, no. 137, december 2005.
Société des Missions Africaines – Province de Hollande
Le Père Han van VELZEN
né le 22 août 1922 à Wateringen
diocèse de Rotterdam, Hollande
membre de la SMA le 15 juillet 1950
prêtre le 16 juillet 1954
décédé le 18 novembre 2005
Père Han van Velzen
1954-1958 Tilburg, études sociologiques
1959-1961 missionnaire au Ghana, Pedu, Sekondi
1962-1963 Basutoland, Rome
1964-1970 Pittsburg, USA, professeur de sociologie
1971-1981 Cadier en Keer, Africa Centre
Maastricht et Vaals, professeur
1981-1985 Warmond et Leidschendam, aumônier
1985-2000 Cadier en Keer, bibliothécaire
2000-2005 Cadier en Keer, retiré
décédé là Maastricht, le 18 novembre 2005
à l’âge de 83 ans
Father Han van VELZEN (1922 - 2005)
Afkomst.
Johannes Hendrikus van Velzen, zoon van Johannes Hendrikus van Velzen (1879 – 1965) en Petronella van de Akker, werd geboren te Wateringen op 22 augustus 1922 als tiende in een arbeidersgezin van elf kinderen, 8 jongens en 3 meisjes, waarvan er een intrad bij de Zusters van Amersfoort. De armoede in zijn jeugd en het grote klasseverschil tussen tuinders en arbeiders in het Westland heeft een diepe indruk op Jan nagelaten. Na de lagere school moest ook hij zijn kost verdienen als arbeider bij de tuinders. Hij speelde trompet in de plaatselijke harmonie. Op jonge leeftijd verloor hij zijn moeder en dit heeft mogelijk een enorme invloed gehad op zijn verdere leven.
Opleiding.
Op twintigjarige leeftijd werd Jan, die zich later Han zou laten noemen, als priesterstudent aangenomen bij de Duitse Congregatie van Marianhill, en vertrok hij in 1942 naar het kasteel te Blitterswijck, waar die Congregatie een opleiding was begonnen. In mei 1943 schreef de overste naar het missiehuis te Cadier en Keer:
“J. van Velzen kwam met September 1942 bij ons. Zijn vorderingen in de studie zijn zeer goed. De overige jongens konden de voorgeschreven punten niet halen en moesten dus met Pasen naar de voorbereidende klas terug. Het zijn allemaal jongens van 12 tot 15, 16 jaar. Voor hen is ’t dan ook niet zo erg. Jammer vond ik ’t voor J. van Velzen, want de eerste klas kon niet doorgaan. Indien we een tweede klas gehad zouden hebben, dan zouden wij hem zonder enig bezwaar door bijlessen voor de tweede klas voorbereid hebben. Maar dat is onmogelijk. Aangezien hij toch al wat ouder is, is het dubbel erg voor hem nog een jaar te moeten wachten. U zou me ten zeerste verplichten, indien u hem de kans gaf zijn studie voort te zetten. Jan kon gemakkelijk de ontbrekende vakken etc. inhalen. Daarover hoeft u helemaal geen zorg te hebben. Zijn gedrag en godsdienstzin zijn eveneens zeer goed. Wij verliezen hem niet graag”.
Ook Jacques van Veen kwam in September 1943 met Han mee van Marianhill naar het Missiehuis van de Afrikaanse Missiën in Cadier en Keer.
Het oordeel van de staf aan het eind van zijn gymnasiale opleiding over zijn godsvrucht, gedrag en studieaanleg was positief. Hij was buitengewoon intelligent en had een gezond, rijp en persoonlijk oordeel, een zeer eerlijk karakter, veel initiatief ook op intellectueel gebied, en een goede gezondheid. Wel werd er een tekort aan uiterlijke beschaving geconstateerd. Hij slaagde aan het einde van zijn middelbare opleiding met succes voor zijn Staatsexamen.
Hij studeerde philosophie en theologie in het seminarie te Aalbeek, waar hij op 15 juli 1950 werd aangenomen als tijdelijk lid van de Sociëteit. Drie jaar later legde hij zijn Eeuwige Eed af, daags voor de subdiakenaatswijding. Het oordeel van de staf luidde:
“This seminarian is highly gifted intellectually, but ext. rather clumsy. Dutiful, man of confidence, open-hearted, not very social. Is older than his fellow students and for that reason feels himself superior and looked upon as too wise. Excellent fellow for further studies”.
Niet vermeld werd het feit dat hij wel zeer gevoelig was, doch moeite had met het uiten van affectiviteit. Mogelijk is de ontwikkeling van zijn gevoelsleven beïnvloed door het vroege verlies van zijn moeder.
Op 16 juli 1954 werd hij met zijn klasgenoten in de parochiekerk van Hulsberg door de pas benoemde bisschop van Keta, Mgr. A. Konings SMA, tot priester gewijd.
Missionaris.
Het Provinciaal Bestuur nam de aanbeveling van de seminariestaf over en Han werd benoemd om sociologie te gaan studeren aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg.
Hard werkend en sober levend heeft hij daar zijn studies gedaan. Doch intussen hield hij zich ook bezig met heel wat andere vragen en problemen. In een ongedateerde brief in 1957 schreef hij aan Provinciaal H. Mondé:
“Hier komt Tilburg met een zeer interessante kwestie. Ik heb zowel eens nagedacht, wat ik alleen moet doen, als ik als socioloog in Afrika moet rondstappen. Het is zoiets als een jongen van de ambachtsschool alleen een kathedraal laten bouwen”.
In een ander schrijven van 1 juni 1958 schrijft hij:
“Verder zou ik wel graag weten wie er voor “ons” (de s.m.a. in-de-diaspora) naar Rome (= Algemene Vergadering JvB) gaat”.
Hij had ook nog wat anders te melden. Dit kon in één brief, want dat spaarde een postzegel uit (“Ik studeer ten slotte niet voor niets aan de ECONOMISCHE Hogeschool” ).
“Ik hoop voordat we ons weer verzamelen voor het heilig kerstgebeuren, de stof van Tilburg van mijn voeten te kunnen schudden. Ik hoop namelijk voor die tijd mijn doctoraal examen te kunnen doen. Op de vraag van de hoogleraren, wanneer ik een proefschrift ga schrijven, heb ik geantwoord: als ik van Drees trek.”
Han had de datum van zijn examen geheim willen houden. Maar dat is hem niet gelukt. Daarom schreef hij aan zijn Provinciaal:
“Dit examen kan natuurlijk mislukken. Het is een klein experimentje. Ik wil namelijk eens proberen of deze studie werkelijk in ruim vier jaar gemaakt kan worden. Als troost (bij voorbaat) heb ik de wetenschap dat mijn jaargenoten minstens een jaar of anderhalf jaar later komen. Maar ik moet u alvast wel waarschuwen, dat de wetenschap dan nog louter theorie is en ik zelfstandig, na een paar jaar boekjes lezen, natuurlijk geen praktisch werk kan doen”.
Han slaagde voor zijn doctoraal examen met vlag en wimpel in Tilburg op 27 november 1958:
“examen subiit doctorale atque veniam obtinuit summos petendi honores in Facultate Disciplinarum Oeconomicarum”.
Van januari tot juli 1959 was Han in Engeland om als assistent in een parochie in Lewisham (bisdom Southwark) wat praktijk-ervaring op te doen. Daarna werd hij benoemd voor de missie in Ghana. Hij ging naar het pas geopende groot seminarie te Pedu om daar wat philosophie te gaan doceren en daarnaast te proberen een plan voor sociologisch onderzoek op te zetten. Dit werd geen sukses. Han had andere verwachtingen, mikte te hoog, verwachtte een team voor sociologisch onderzoek en was te kritisch naar het oordeel van zijn collega’s.
Al in mei 1960 werd hij overgeplaatst naar Sekondi als assistent in deze parochie, waar Huub Somers pastoor was. Hij assisteerde in de parochie en intussen schreef hij “An Analytical Religiography of the Archdiocese of Cape Coast, Ghana”. Goed bedoeld, doch slecht overgekomen bij zijn collega’s, was het motto, dat hij aan dit werkstuk meegaf: “NEVERTHELESS……They Worked Hard.” Hij kon zijn draai niet vinden, voelde zich niet begrepen en blameerde hemzelf voor deze mislukking zoals hij dat noemde, een verkeerde keuze, en schreef daar openhartig over naar Regionaal en Provinciaal. Op 16 december 1961 keerde hij terug naar Nederland.
Via kennissen had hij intussen contact met het Pius XII University College in Roma, Basutoland, dat onder leiding stond van de O.M.I. Fathers, en werd daarj aangenomen als lecturer. Hij vertrok begin maart 1962 naar Roma (non in Italia), zoals Han dat boven elke brief eraan toevoegde.
Provinciaal Florack schreef als antwoord aan Han op zijn eerste brief:
“Ik zie graag dat je geregeld in correspondentie blijft; je kunt erop aan, dat iedere brief beantwoord zal worden. Wat je uitgaven betreft: al wat redelijk is, kun je aanschaffen en ook op tijd je “Vertier“ hebben – dit hoort ook tot de necessaria vitae”.
Dat zal Han goed gedaan hebben, want hij was gevoelig voor aandacht en attenties. Hij leek het hier behoorlijk naar zijn zin te hebben en had goede contacten met een aantal studenten. Hij maakte een uitgebreid rapport over: “Mortality Trends in the Republic of South Africa”.
Maar het geluk leek niet met hem te zijn. Het ging financieel niet goed met deze instelling en in de zomer van 1963 heeft de O.M.I. Congregatie de Pius XII College overgedaan aan de staat. Bezuinigingen werden doorgevoerd en Han kreeg bericht dat zijn contract op 31.12.1963 af liep en dat hij niet herbenoemd zou worden. Met de boot keerde hij in december 1963 terug naar Nederland.
In maart 1964 had hij twee uitnodigingen om te doceren, een van de School of Social Service van de paters Jezuïeten in Salisbury, Southern Rhodesia, en een van de Duquesne Universiteit in Pittsburg, USA. Han koos voor de laatste. Zoals gewonlijk, duurde het meerdere maanden voordat hij zijn visum had voor de USA. Hij werd benoemd ‘as associate professor of Sociology at Duquesne University, Pittsburg. U.S.A.’ met ingang van 1 september 1964. Hij kreeg onderdak op een van de pastorieën in Pittsburg. Van hem werd verwacht dat hij daarvoor wat assistentie in de parochie zou verlenen.
Provinciaal Florack schreef hem nog een briefje in aug. 1964, kort voor zijn vertrek van Wateringen naar de U.S.A., waarin o.a.: “Ik zal het zeer op prijs stellen, als je weer iedere maand schrijft – je kunt op een antwoord rekenen”. En dat deed Han. Trouw iedere maand ging een epistel van hem naar Oosterbeek met een zeer gedetailleerd verslag van zijn inkomsten en uitgaven en even trouw zou provinciaal Florack uitgebreid antwoorden, met vermelding van alle laatste Sociëteitsnieuwtjes. Han was zeer nauwkeurig en zeer zuinig. Geld speelde altijd een zeer belangrijke rol in zijn leven, wat trouwens een familietrek bij de van Velzen’s scheen te zijn. Han ook zou alles meteen terugvertalen naar de kostprijs ervan. Zelf leefde hij zeer sober, en zou op zijn gedetailleerde maandafrekening elke inkomsten en uitgaven post, van envelop tot postzegel, scheermesje en buskaartje toe, het percentage van het geheel berekenen, tot enkele cijfers achter de komma.
Han was een communiteitsmens. Hij had gezelschap nodig, mensen om zich heen. In Pittsburg miste hij zijn eigen mensen. Hij was in 1967 al eens van pastorie veranderd. In 1968 kreeg de Nederlandse SMA provincie een nieuw bestuur en die schenen ook niet in hem geïnteresseerd te zijn, want ze hadden niet meteen zijn maandelijkse brieven beantwoord, zoals Florack trouw jarenlang gedaan had.
In april 1969 schreef Han aan het provinciaal bestuur dat hij weer in moeilijkheden zat. De pastoor waarmee hij een overeenkomst had werd verplaatst en de nieuwe had geen huishoudster. En bovendien wilde deze de overeenkomst (assistenties voor inwoning) niet verlengen. De noodkreet van Han: “Ik vereenzaam volkomen”. Hij hield het nog bijna twee jaar uit met veranderingen van woonsituaties en veel correspondentie met vice-provinciaal Kees Konijn.. Op 30 december 1970 kwam hij definitief terug uit Amerika en vestigde zich in het Missiehuis te Cadier en Keer.
Van 1971 tot 1981 was hij in het Missiehuis te Cadier en Keer eerst medewerker in het Afrika Centrum / SIVOS. Ook gaf hij in deze periode maatschappijleer aan het Sophianum te Vaals en was als part-time docent verbonden aan de Jan van Eijk Stadsacademie van toegepaste Kunsten te Maastricht. Vanaf 1976 was hij tevens de bibliothecaris van het Missiehuis.
In deze periode werkte hij ook mee aan het verwerken van gegevens van de “Survey of the Church in Ghana, conducted under the aegis of Pro Mundi Vita by C. Hulsen S.M.A. and Fr. Mertens S.V.D.”.
Deze twee schreven in hun voorwoord van de publicatie van hun resultaten:
“Besides the participants of the meetings and the respondents and many others who helped us, we wish to thank specially Drs. H. van Velzen who spent many an hour on analysing part of the questionnaire”.
Daarna werkte Han nog aan meerdere studies, mede dank zij pater Cor Hulsen en zijn connecties in Zuid-Afrika:
- The population of the Republic of South Africa: democratic changes 1960 – 1970 (1975);
- The population of the Republic of South Africa: patterns and changes of religious affiliation;
- quantitative aspects of the roman catholic church in the republic of south Africa: a statistical survey of 25 years church development 1946 – 1971 (1975);
- The Roman Catholic Church in the Republic of South Africa: a content analysis of an opinion survey conducted by ETSA (1976).
Verder schreef Han nog sociographic surveys over Namibia, Swaziland en Botswana land met voor elk land een appendix voor de Katholieke Kerk..
In opdracht van de Oblaten van Maria (O.M.I.) analyseerde hij de resultaten van een onderzoek naar enige aspecten van hun apostolische werkzaamheden van hun leden in de Natal Provincie van Zuid Afrika in 1973/1974.
Ook over Ghana maakte hij enkele studies:
- The population of Ghana: intercensorial change 1960 – 1970 (1976);
- Demographic Change in the Parish of Sampa 1960 – 1970 (1977), op verzoek van zijn klasgenoot Pieter Bootsma.
- Verder analyseerde hij voortdurend de Etat van de Sociëteit en schreef analyses van de samenstelling van de leden van de Nederlandse provincie: levenden en doden.
In 1979 vierde hij zijn 25 jarig priesterfeest, eerst in het Missiehuis en daarna in zijn parochie te Wateringen. We lezen op de uitnodiging hiervoor:
“Ik zou het ten zeerste op prijs stellen, dat ook bij deze viering de S.M.A. in verbondenheid met mij, op een of andere manier vertegenwoordigd zou zijn. Laat mij ook hier ‘thuis’ niet alleen staan”.
Ook op zijn feest in het Missiehuis deed hij een emotionele oproep om elkaar toch tot steun te zijn. In zijn dankbetuiging schreef hij:
“Laten wij, ook in de voor ons liggende jaren, elkaar bij de hand blijven houden”.
Op zijn Zuid Afrikaans eindigde hij met “Baie,baie dankie. Pater Han van Velzen, s.m.a. ”.”
Han heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Hij voelde dat hij zich moest bewijzen. Hij stelde hoge eisen, en als hij aan die eisen niet voldeed, trok hij zich dat heel erg aan. Hij verwachtte ‘een zinvolle taak’ op een presenteerblaadje. Hij schreef in mei 1981 aan het bestuur:
“Ik heb eigenlijk al sinds enkele jaren hier in Keer geen echt zinvolle taak vervuld. Ik moet wat zinvols om handen hebben, anders ga ik er gegarandeerd onder door. Sommigen zeggen ‘je moet zelf werk zoeken’, maar ik heb geen relaties, noch tussenmenselijke, noch zakelijke. Waar moet ik vragen?”.
Zo voelde hij dat. Bestuurslid personele zaken, pater Kees Konijn, heeft hem diverse mogelijkheden aangeboden, waar hij echter niet op in ging en naar zijn gevoel niet mee uit de voeten kon.
Op 4.5.1981 schreef pater van Velzen enthousiast naar de Provinciaal:
“Na vele mislukkingen heb ik nu blijkbaar een goede kans. In het gecombineerde kloosterbejaarden/verplegingscomplex in het oude groot seminarie te Warmond (Mariënhaven, Mariëngaarde en Mariënweide) wordt een pastor gevraagd, die eventueel ook participeert in een meer regionaal gericht bejaardenpastoraat in het dekenaat van de bollenstreek”.
Han had de Provinciaal laten weten dat deze functie “inwonend” en “gesalarieerd” was. Hij werd benoemd met ingang van 1 september 1981. Hij zette zich volledig in voor de bejaarden en ook de dementen op de gesloten afdeling. Zijn afrekeningen kwamen weer regelmatig, en tot op de laatste cent nauwkeurig. Ook zijn correspondentie kwam weer… en ook weer het oude liedje: eenzaamheid, woonsituatie, gebrek aan medewerking, belangstelling en waardering. Reeds in 1982 schreef Han aan het bestuur:
“Het werk lukt, geloof ik, wel. Ik krijg steeds meer en duidelijker signalen dat de bewoners me wel appreciëren. Er zijn er zeker een aantal, die het ‘rot’ zouden vinden, als ik het opgaf.
Het probleem is: het wonen lukt niet. Ik ben – zonder verzorging – ergens tussen de verplegers gedumpt, in een ‘huisje’ dat weinig of liever geen enkel woongenot verschaft. Het avond aan avond alleen zijn, het eeuwige eten in de personeelscantine, zonder enige sfeer, zonder gedekte tafels etc., gaat zo tegenstaan.
Ik heb al herhaalde malen geprobeerd, ook via de algemeen directeur de heer Roovers, verbetering in de situatie te krijgen. Maar alle pogingen zijn tot nog toe mislukt”.
Weer waren de problemen extern. Han voelde zich vereenzamen en schreef, dat directeur Roovers hem kwijt wilde (‘Ontslag durft hij niet aan (vermoed ik), doch hij is me kennelijk aan het wegpesten’). Geestig/sarcastisch merkte hij dan op: “ik ben in de handen van Roovers gevallen”. Hij hield het nog vol tot en met mei 1985. Met ingang van 1 juni 1985 werd pater van Velzen door de bisschop van Rotterdam, na overleg met provinciaal H. van Hoof, ontheven van de verantwoordelijkheid voor het pastoraat in Warmond. Hij werd bedankt voor het vele goede dat hij in Warmond had gedaan en betekend. Personeelsverantwoordelijke S.H.J. van der Meer schreef:
“Hij (Mgr. Ph. Bär) ziet namelijk niet meer, dat er voor de diepliggende meningsverschillen nog oplossingen ten goede kunnen worden gevonden”.
Het bisdom heeft Han daarna nog enkele alternatieven aangeboden. Met ingang van 1 augustus is hij benoemd tot part-time assistent in de parochie en rector van het bejaardenhuis “Mariahoeve” in Leidschendam. Doch ook hier kon geen bevredigende oplossing gevonden worden voor vraag en aanbod, met name de woonsituatie. Op 29 november 1985 kwam Han definitief naar het Missiehuis te Cadier en Keer.
Met ingang van 1 januari 1986 is hij benoemd tot bibliothecaris van het Missiehuis.
Van hieruit heeft hij ook assistentie verleend, eerst bij de Zusters te Rijckholt en later bij de Zusters van Opveld te Heer. Hij behield zijn sombere kijk op het leven, doch verraste menigeen met zijn rake en geestige opmerkingen. Fietsen werd een ‘verplicht nummer’ voor hem, een prestatiedwang om het aantal zelf bepaalde kilometers af te leggen. Hetzelfde gold voor het aantal rondjes zwemmen tijdens zijn jaarlijkse vakantie in Joegoslavië. Hij bleef sober en zuinig, doch gaf in stilte aan menig collega-missionaris van zijn gespaarde centen voor projecten in Ghana.
Overleden.
Door verbouwing en reorganisatie werd het werk als bibliothecaris geleidelijk aan minder. Ook zijn gezondheid werd steeds zorgelijker. Hij stopte met zijn dagelijkse fietstocht. In 2000 stopte hij alle activiteiten en is zelfs enige tijd ter behandeling opgenomen in Vijverdal. Hij werd stiller, en zijn kijk op het leven werd steeds somberder. In de avondwake werd dit typerend verhaald door klasgenoot Antoon Hulshof: “Hoe gaat het, Han? Slecht!”. Toch kon hij soms en onverwachts personen bedanken met een grote glimlach voor zorg of aandacht, aan hem besteed.
Hij kreeg het gebruik van een rollater, doch viel gedurig. Later werd dat een rolstoel. Ook op zondag 6 november 2005 was hij weer eens gevallen op zijn kamer. Hij reageerde suf en traag. De dokter van de ambulante huisartsenpost stuurde een ambulance en liet Han opnemen in het academisch ziekenhuis te Maastricht. Daar werd een heupbreuk geconstateerd. Later kwam daar longontsteking bij. Uiteindelijk is hij op 18 november om 14.30 uit zijn lijden verlost. Vanaf de morgen was hij niet meer aanspreekbaar en reageerde nauwelijks op signalen van buitenaf. Hij is rustig ingeslapen. Er was nauwelijks iets te merken van pijn of doodstrijd.
Hij werd 83 jaar en was de laatste van de elf van de familie van Velzen.
Klasgenoot Antoon Hulshof ging voor in de avonddienst. Ook assisteerde hij met overste Wim van Frankenhuijsen in de uitvaart en begrafenisdienst in de kapel van het Missiehuis te Cadier en Keer op 23 november 2005, waarin Provinciaal Pijpers voorging.
Volgens de In Memoriam bidden we nu, dat Han nu kan en mag dromen en zijn vleugels uitslaan, genieten van een volmaaktheid, waar van hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven.
In Memoriam. (22.11.2005) door klasgenoot A. Hulshof.
Levenslang scheppen we, boetseren we ons eigen beeld: we zijn onze eigen beeldhouwers. Han is daar zeer wel in geslaagd. Het is maar wat wij er in zien, hoe wij het verstaan. Markant, geen opsmuk, geen franje, strak en onverbiddelijk, straight as an arrow. Han deed geen water bij de wijn, never. We konden ons daar soms aan ergeren, maar hij hield vol. Hoe gaat het, Han? Slecht! Het leven was niet, wat je er van mocht verwachten, zoals je zou wensen. Het voldeed niet aan zijn idealen, wat het zou kunnen zijn, wat het zou moeten zijn. Intelligent als Han was, zag hij de onvolmaaktheid en onvolkomenheid van deze, onze wereld: hij wilde dat niet toedekken, niet goed praten. Daarin kreeg hij meestal ook geen bijval of medestanders. Zo werd hij dikwijls teleurgesteld. Het ergste was misschien wel zijn teleurstelling in zijn eigen tekorten. Hij kon zijn vleugels niet uitslaan, niet vliegen zoals hij graag zou willen, hij werd als het ware gekortwiekt, al wist hij zelf niet door wie of door wat, hij dacht dat zijn dromen bedrog waren. Daar heeft hij zwaar onder geleden. Hij ging niet soepel om met zijn beperkingen. Ook wij wisten daar niet altijd gemakkelijk mee om te gaan. Zo werden we elkaars slijpsteen. Maar als hem nu opgebaard ziet, zo rustig, zo vredig, bevrijd en verlost, dat zij hem gegund, dan bidden wij dat hij nu kan en mag dromen, zijn vleugels uitslaan naar hartelust, genieten van een volmaaktheid, waarvan hij is blijven dromen, waarin hij is blijven geloven, die hij zo node heeft gemist. Hij zal nu alsnog zijn zin krijgen, en graag willen we Han nu bedanken dat hij als een rots in de branding, rechtschapen, het roer recht heeft gehouden. Hij heeft nieuw licht geworpen op een aloude waarheid. We gaan nu Eucharistie vieren en in beide lezingen zullen we horen, dat God met Han en met ons is.
(Rom. 5, 6-11; Ps.70; Joh. 6, 37 – 40).
Bronnen:
Archief Nederl. Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
Onze Krant, no. 137, december 2005.
Recherchez .../ Search...