Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 12 décembre 1919 à Den Haag dans le diocèse de Rotterdam, Hollande membre de la SMA le 15 juillet 1942 prêtre le 21 décembre 1946 décédé le 21 novembre 1976 |
1947-1953 Ghana, vicaire à Abor décédé à Eindhoven, Hollande, le 21 novembre 1976, |
Pater Leo BROUWER (1919 - 1976)
Afkomst.
Leo Brouwer, zoon van Hugo Leonardus Willibrordus Brouwer en Wilhelmina Bomans (Bosmans?), werd geboren te Scheveningen op 12 december 1916 en dezelfde dag gedoopt in de parochiekerk van de Heilige Martelaren van Gorcum. Hij kwam uit een artis¬tieke familie. Vader was beeldhouwer. Hij had 2 zusjes en drie broers waarvan er één jong stierf. Deze jongens wilden kunst¬schilder worden, maar volgens vader's uitdrukkelijke wens hebben ze eerst de opleiding voor onderwijzer gevolgd. Leo was negen jaar toen zijn moeder stierf op 31.12.1¬925.
Leo had een wispelturige start na zijn lagere school in Sche¬veningen van 1923 tot 1930. Hij wilde priester worden, maar vader zag daar niets in. Hij ging even naar de Mulo (werd weggestuurd omdat hij een gomprop feil¬loos midden tussen de ogen van de leraar schoot), werkte daarna even in de beeldhou¬werij, deed kantoorwerk en werkte als bediende in een zuivel¬winkel en studeerde 's avonds heimelijk bij een pater Jezuï¬et. Dank zij diens bemiddeling gaf zijn vader hem uitein¬delijk toestemming om priester te worden.
Opleiding.
Leo wilde missionaris worden en kwam via folders terecht bij de Afrikaanse Missiën. Hij was intussen nabij 18 jaar toen hij in 1934, enige maanden na opening van het schooljaar, zijn semina¬rieopleiding begon in huize 'Nieuw Herlaer' te St. Michielsge¬stel. Vader bracht hem weg en lachte zich een kriek, toen bleek dat het gebouw, waarvoor zij stopten, het doofstom¬meninstituut bleek te zijn.
In 1937 ging hij naar Cadier en Keer voor de laat¬ste drie jaren van zijn gymnasiale opleiding. In september 1940 ging hij naar Aalbeek voor zijn zogenaamd noviciaat, tevens philos¬ophie, met als aantekening: gevoelig, energiek, persoonlijk, artistieke aanleg, heeft veel initiatief en organisatiegeest, slecht in spreken van vreemde talen. Op 15 juli 1942 sloot hij het noviciaat af met de aflegging van zijn eerste eed als lid van de Soci¬teit.
Ook zijn theolo¬gische studies maakte hij in Aalbeek. Dat waren moeilijke jaren voor Leo, want hij accordeerde helemaal niet met de toenmalige overste Jan van Heesewijk. Leo schrijft hierover:
"Zijn repeterende breuk tegen mij was: 'Je hebt geen clericale geest en je bent te zelfstandig'. Het werd heet tussen ons beide en mijn vader moest op het matje komen. Mijn vader begreep niet, evenmin als ik, wat een 'cleri¬cale geest' was en hij was blij te horen, dat ik nu eindelijk zelfstandig was geworden....."
Op een avond werd Leo bij de overste geroepen, die hem een brief, gericht aan zijn vader, voorlas: een waslijst van afkeurende beoordelingen. Op de vraag van de overste, of hij deze brief naar zijn vader moest sturen, antwoordde Leo: "Dat gaat niet". - "Waarom niet?" - "Er zit geen postzegel op" - "Get out of my room".
In zijn herinneringen schreef Leo:
"Een paar maanden later kwam de overste op mijn kamer. Hij vroeg me vriendelijk of ik niet naar die dokter in Heerlen (psychia¬ter JvB) wilde gaan voor een onderzoek, een test. 'Ik voel me best' zei ik. Stilte! Toen zei hij: 'het kan geen kwaad'. Om hem een plezier te doen, ant¬woordde ik: 'Goed, dan gaan we samen voor die test, eerst u en dan ik'. Hij kreeg een pijnlijke glimlach en ging stil weg. Ik heb verder nooit geen last meer van hem gehad.
Ik werd gewijd op 21.12.1946"
Op 21 december 1946 werd Leo Brouwer in de kapel van het seminarie te Aalbeek door Mgr. Paulissen priester gewijd.
Missionaris.
Pater Leo Brouwer werd benoemd voor het vicariaat van de Beneden Volta. Hij vertrok op 18 mei 1947 en werd, na aan¬komst en een paar weken verblijf te Keta, door Mgr. Holland benoemd voor Abor, waar Herman Lubbers waarnemend overste was tot de terugkeer van de overste, Willem Bond, in januari 1948. In Abor en district had je, evenals in Dzodze, een sterke fetish-verering. Mogelijk is deze eerste benoeming, met natuurlijk zijn eigen aanleg en bekwaamheden, medebepalend geweest voor Leo's verdere oriëntatie in het missiewerk.
Na enkele maanden taalstudie, trok pater Brouwer de 'bush' in. Het waren moeilijke jaren in het begin en aanvankelijk zag hij het niet zitten. Totdat hij ontdekte, zoals hij dat zelf beschrijft, dat hijzelf eerst 'bekeerd' moest worden. Hij kende de Afrikanen niet en hoe kon hij met hen omgaan, hen iets bijbrengen of leren, als hij hen niet kende? Hij begon met een systematische opbouw:
"Familie-opbouw, bestuur, familie-leven, levensbasis, ras en cultuur, godenwereld, schimmen, voorvaderen, magie, huwelijk, kindergeboorte, wet, moraal, kunst, artsenij, begrafenissen enz., enz.: overal maakte ik aantekeningen van. Eindelijk zag ik wat licht.
Na drie jaren wonen en leven met de zwarte bevolking, stonden we op gelijke voet. Dit wil zeggen; 'ik had niets meer te verkopen'. Mijn europese ijdelheid, mijn studies, mijn status en al de verdere pluimage, vergaard in Neder¬land, dat hadden die negers van me afgestroopt. Ik voelde me als een kaal geplukt kippetje ... maar pretti¬ger!"
Doch toen werd hij teruggeroepen naar Nederland voor promotie¬werk, in april 1950: lezingen geven, culturele afrika-avonden opzetten, missieboekjes en kalenders verkopen enz., enz.
"Wat een ongelooflijke rotbaan was dat. Als een door de negers kaal geplukte kip, moest ik nu proberen de blanken iets bij te brengen over het zwarte werelddeel".
Hij zette hiervoor ook de gegevens over bovenvermelde onder¬werpen systematisch op schrift. Na zijn definitieve terugkeer zijn deze, gestencild in boekvorm, beperkt verspreid.
Na een paar jaar, is Leo nog een half jaar legeraalmoezenier geweest. Doch eindelijk kon hij terug naar Afrika. In november 1954 werd hij benoemd voor de buitenstaties van Hohoe.
In februari 1956 kwam zijn benoeming voor Dzodze. Herstellende van een zware malaria-aanval, kwam Mgr. Konings op bezoek. "Jij houdt nogal van fetischisme en magie, niet?". En zo kwam pater Brouwer in Dzodze. Achttien jaar heeft hij daar gewerkt.
Na het vertrouwen van de mensen gewonnen te hebben, bouwde hij eerst een nieuwe kerk. In het oude lemen kerkje waren de witte mieren de baas: de muren zaten er vol van en regelmatig brok¬kelden er stukken af. Het werd levensgevaarlijk. Het kerkje werd gesloopt en binnen de twee jaar stond er een nieuwe kerk van cementblokken en met een toren, belangrijk voor Afrikanen.
In zijn herinneringen, schrijft Leo, dat op zekere dag plots de klokken begonnen te luiden.
"Ik werd kwaad en gaf mijn kok het bevel, die kerels te stoppen. Toen kwam een postjongen een telegram brengen: mijn vader was gestorven! Dat was zo'n onverwachte klap, dat ik sprakeloos voor me uit staarde.
De klokken luidden door, nu met de doodsklank: twee lange en een korte slag, dan even stil, en weer opnieuw, een half uur lang. De 'postmaster' had eerst het bericht door¬gegeven aan het volk en toen pas het telegram aan mij laten bezorgen.
Ik sloot de deur af. Ik moest een paar uur alleen zijn. Er werd voortdurend geklopt, maar ik hield de deur dicht. Ik hoorde buiten iemand zeggen, dat hun grootvader dood was. Na enige minuten begreep ik de bedoeling: ik was hun vader, en mijn vader was hun grootvader. Ik deed de deur open en het werd acht dagen officieel rouwen met veel gedrum".
Leo was één van hen. Hij hield van zijn mensen en maakte zich zorgen om zoveel ellende om hem heen, zoveel mensen ook, die onnodig en ontijdig stierven door onkunde van kwak-zalvers. Dit moest aangepakt worden.
Het volgende grote project was een zieken¬huisje. Leo slaagde erin van de dorpshoofden een flink stuk land te krij¬gen en had intussen een zodanige verhouding met de fetisch-priesters opgebouwd, dat hij ook van die kant niet te veel tegenwerking kreeg. Er werd een nieuwe kliniek gebouwd met daarnaast een bungalow voor de dokter, en een nieuwe bungalow voor de zus¬ters, ter vervanging van hun lemen gebouw¬tjes. Ook zijn eigen pastorie, een rot lemen huis en ondergra¬ven door de witte mie¬ren, werd vervangen door een modern missiehuis, gebouwd met cement. Zoals altijd was zijn devies: "it takes time and a smile".
Physiek was Leo niet sterk en zijn inzet en inspanning voor de mensen van Dzodze en omgeving hadden hun weerslag op zijn gezondheid. In oktober 1965 moest hij vanwege gezondheid ver¬vroegd op vakantie. Hij kwam onder behandeling te Rotterdam voor te hoge bloeddruk, leverfunctiestoornissen en andere klachten. Hij was bijna anderhalf jaar in Nederland, voor hij weer naar Ghana terugkeerde. Het bleef sukkelen, waarbij overgevoeligheid en nervositeit ook een rol speelden. Maar er was nog veel te doen. Hij beijverde zich voor een parochie¬huis, of 'social centre', voor de gemeenschap van Dzodze.
"De vraag naar een sociaal centrum werd dwingend. Maar ook een kinderziekenhuis was absoluut noodzakelijk. Door zeer gelukkige omstandigheden konden beide projecten tegelijkertijd verwerkelijkt worden. Ik kreeg financiële hulp vanuit Duitsland en Malta, na vele rapporten te hebben samengesteld. Er bleef leven in de brouwerij. Van de andere kant voelde ik, dat ik alles niet meer aankon. Het groeide boven mijn kunnen en krachten uit".
In maart 1970 kreeg hij een ernstig hartinfarct en kwam in april, begeleid door een verpleegster, voor behandeling en verder herstel naar Nederland. Tijdens zijn vakan¬ties logeerde hij altijd bij zijn vriend Jan van Deun op de pastorie van de St. Jansparochie in Eindhoven. Nog een keer ging hij terug in november 1970.
"Een vriend van mij zei: 'je bent hartstikke gek' en mijn andere kennissen dachten hetzelfde".
Op 6 maart 1973 verliet hij Ghana en kwam definitief terug naar Nederland, waar hij weer ging wonen op voornoemde pasto¬rie. Daar dacht hij na over zijn mensen, zette dit op papier en noemde deze gestencilde bundel: "De Ewe-stam in Ghana". Ook liet hij een geschriftje na met 'vertellingen' - herinne¬rin¬gen en be¬schou¬wingen -, en een niet gepubliceerd manuscript: "De fami¬lie Zwart - Wit".
De bisschop kwam hem in Eindhoven bezoeken, en vertelde dat hij nog een jaartje terugging naar Ghana en dan definitief zou overhandigen aan zijn zwarte opvolger. Ook andere collega's zouden terugkomen naar Nederland.
"Ofschoon 'het werk overdragen' aan de inlanders het wezenlijke doel is en blijft, heeft die 'uittocht' toch een pijnlijke kant. Je verlaat een wereld, waarin je echt geleefd hebt gedurende tientallen jaren.
Jezelf 'afvoeren' is niet zo prettig, maar wel noodzake¬lijk. Je komt zo in het luchtledige te hangen. Er wordt wel eens gezegd: "Dat went wel weer". Dat 'wennen' is een leugen, er in 'berusten' is iets geheel anders".
Gestorven.
Met zijn zwakke gezondheid heeft Leo nog meer dan drie geluk¬kige jaren in Eindhoven kunnen doorbrengen. Toen is hij daar, na een korte ziekte, op zondag 21 november 1976 overleden, bijna 60 jaar oud. Op donderdag 25 november is hij, na een plechtige eucharistieviering in de kapel van het missie¬huis te Cadier en Keer, begraven bij zijn confraters op het missiona¬rissenkerk¬hof.
Als postscriptum kan hier vermeld worden, dat de leden van de doktersfami¬lie, werkzaam in Dzodze bij het vertrek van Leo, vier maanden na de dood van Leo, zelf ook hun leven verloren. Koos en Marjanne Eekhout met hun kinde¬ren Sabine en Marijn, onlangs teruggekeerd vanuit Dzodze, gingen op vakantie naar de Canari¬sche eilan¬den en zijn bij vertrek daar dodelijk veronge¬lukt: slachtoffers van het Tene¬ri¬fe-vliegtuigon¬geluk op 27 maart 1977.
Bronnen:
- Archief Nederl. Provincie S.M.A. te Cadier en Keer.
- Wim Hornman in de Volkskrant, 14 sept. 1968.
- 'Onze Krant', december 1976.
Recherchez .../ Search...