Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 20 janvier 1882 à Maastricht dans le diocèse de Roermond (Hollande) membre de la SMA le 1er octobre 1899 prêtre le 12 juin 1904 décédé le 29 janvier 1975 |
1904-1906 Lyon, professeur de philosophie décédé à Oosterbeek, Hollande, le 29 janvier 1975, |
Pater Joseph MOUREN (1882 - 1975)
Afkomst.
Ludovicus Albertus Josephus Mouren, zoon van Joannes Albertus Frederik Mouren (+ 4.11.1904) en Maria Josephina Hubertina Haenen (+ 24.02.1882), werd geboren te Maastricht op 20 janua¬ri 18¬82. Hij was de tweede in dit gezin, na zijn broer Albert, die in 1940 overleed. Vader had een schoe¬nenzaak met repara¬tie¬werkplaats.
Een maand na de geboorte van Sef kreeg moeder longontste¬king en stierf. Groot¬moeder Haenen ontfermde zich over de baby en voedde hem op. Sef bleef bij haar, ook toen vader later her¬trouw¬de. Een doch¬ter uit dit tweede huwelijk werd de latere me¬vrouw Frede¬rix-Mouren. Zij overleed in novem¬ber 1956. Haar zoon werd hierdoor pater Mouren's naaste fami¬lielid tijdens zijn laatste jaren en werd, met zijn vrouw, een grote troost en steun voor hem. Pater Mouren heeft een goed gedocu¬men¬teerd levens¬ver¬haal nagelaten.
Opleiding.
Na de lagere school bij de broeders van de Onbevlekte Ontvan¬genis kwam Joseph Mouren in contact met père Crohas S.M.A., die hem aannam als studentje voor het missiehuis te Cadier en Keer, waarvan de bouw juist voltooid was. Hier begon hij, met Hubert Paulissen en nog enkele andere jongens die missionaris wilden worden, zijn studie in 1893. Na drie jaar gingen ze naar Clermont-Ferrand van 1896 tot 1898. Philosophie was toentertijd nog één jaar en theologie 3 jaar. Sef deed dat te Lyon van 1898 tot 1902. Op 1 oktober 1899 werd hij lid van de Sociëteit, aangenomen door de algemeen overste Père Planque zelf, waarvan gezegd werd dat hij het jaar ervoor aan Mouren, bij diens aankomst, vroeg of hij zijn eerste communie al gedaan had.
Na beëindiging van zijn studie, was Joseph Mouren nog veel te jong om gewijd te worden. Daarom werd hij voor verdere studie naar de universiteit van Lyon gestuurd. Daar studeerde hij theologie en sloot deze studie af met zijn doctoraal-scriptie (Magna cum laude):
"LE FILS D'HOMME, étude historique et critique sur ce titre de Jesus, après les Evangiles synopti¬ques".
Pater Mouren en zijn klas- en stadsgenoot Hubert Paulissen, die na zijn studie was benoemd om in Cork les te gaan geven, werden met permissie, 'supra defectum aetatis', op 12 juni 1904 in Cork door Mgr. O'Cullaghan priester gewijd.
Missionaris.
Na zijn priesterwijding en eerste plechtige H. Mis te Maas¬tricht, ging pater Dr. Joseph Mouren terug naar Lyon waar hij twee jaar lang philosophie gedoceerd heeft aan het S.M.A. seminarie aan de Cours Gambetta. In oktober 1906 vertrok hij naar Nigeria om daar met de paters Waller en Bélin een missie te Shendam te gaan openen. In een brief van 27 december 1907 aan père Gaston Desribes te Cadier en Keer rapporteerde de Elzasser pater Charles Schuma¬cher:
"Arrivé à Shendam, j'ai trouvé le P. Bélin mort et en¬terré et le P. Mouren mourant et administré: voilà comme j'ai commencé ma mission".
Twee jaar later was de naam van Charles Schumacher bijge¬schreven in het mortuarium en was Joseph Mouren, na drie keer wegens zwartwaterkoorts het sacrament van de stervenden ont¬vangen te hebben, gerepatrieerd naar Nederland. Samengevat schreef men jaren later dat een Doctor in de theologie, toen¬tertijd rond de 90 jaar, vroeger in Shendam koeien gehoed had.
Leraar, overste, bestuurder.
Na herstel werd pater Mouren benoemd tot leraar te Cadier en Keer, waar toen het klassesysteem nog in gebruik was. Pater Mouren kreeg 'littérature' (poësis) en later 'rhétorique' (rhetori¬ca), de twee hoogste klassen van de middelbare oplei¬ding. Na de zomervakantie van 1920 veranderde, in het journaal van het missiehuis, het handschrift van père Mathivet in dat van pater Mouren. Hij opende op 20 september 1920 met de zin:
"Nous ouvrions l'année scolaire avec 96 élèves, dont 39 nouveaux".
Hierna volgde de lijst van de stafleden, te beginnen met Pau¬lissen, supérieur, en Mouren, dirécteur.
Een paar dagen na terugkeer van de studenten van hun paasva¬kantie in 1923, kwam op dinsdag 17 april de algemeen overste J.M. Chabert op bezoek.
"Il nous apporte officiellement la grande nouvelle atten¬due depuis assez longtemps: par décret du Saint-Siège les maisons de la Société en Hollande sont érigées en Provin¬ce".
Het benoemde bestuur werd aangekondigd: Paulissen als provin¬ci¬aal overste, en Mouren als vice-provinciaal. Het vicariaat van de Bene¬den-Volta werd van het Goudkust-vicariaat afge¬scheiden en toevertrouwd aan deze nieuwe provincie, doch de Elzasser pater Augustin Herman werd benoemd tot eerste bis¬schop: men kon Mouren hier niet missen! Hij was reeds benoemd om Paulissen op te volgen als overste van het missiehuis te Cadier en Keer, waar ook het onderwijssysteem grondig werd herzien en de klasse-leraren vervangen door vak-lera¬ren.
Reeds in oktober 1922 noteerde pater Mouren in het dagboek, dat beslo¬ten was tot de uitgave van een tijdschrift 'Stemmen uit Lour¬des', waarvan in januari 1923 het eerste nummer ver¬scheen. Redac¬teur: pater J. Mouren.
In 1926 huurde de provincie een huis, genaamd Nieuw-Herlaer te St. Michielsgestel, dat diende als seminarie voor de eerste twee klassen voordat de studenten naar Cadier en Keer gingen. Pater Mouren werd benoemd tot eerste overste. In die tijd schreef hij ook een boekje over de Stichter van de Sociëteit, Mgr. Melchior de Marion-Brésillac, getiteld 'De Pionier'.
Het bestuur zocht intussen naar een geschikter onderkomen voor de seminaristen, doch slaagde hierin niet in Nederland. In 1928 ging pater Mouren naar Engeland en verbleef in het S.M.A. kleinseminarie te Whitson Court in Wales om van daaruit een vestiging in Engeland voor te bereiden. Reeds twee maanden later begonnen de onderhandelingen met de franse provincie van de Jezuïeten over hun seminarie 'Ore Place' te Hastings. Dit werd in 1929 gekocht. De overdracht vond plaats op 2 septem¬ber. Armand Bourasseau werd overste en Mouren zijn rechter¬hand. Van overal haalde pater Mouren tweedehands meubelen bijeen om staf en studenten van het meest noodzakelijke te kunnen voorzien. In 1931 nam hij ook over van Armand Bouras¬seau als overste van het seminarie.
Eind 1932 kwam de langverwachte benoeming af van provinciaal Paulissen als eerste bisschop van Kumasi, waardoor vice-pro¬vinciaal Mouren opnieuw van zijn klasgenoot overnam, deze keer als provinciaal overste van de nederlandse S.M.A. provincie.
Het werden vijf moeilijke, en voor pater Mouren niet de ple¬zie¬rigste, jaren van zijn leven. Met de koop van het seminarie te Ore Place, Hastings, en ten gevolge daarvan de zware hypo¬theek, werd de financiële situatie kritiek, temeer daar hij werd opgescheept met een negatief resultaat van zijn voorgan¬ger (doch waarover hij later wel aangesproken werd). Er begon in bepaalde kringen kritiek te ontstaan over beleid en uitvoe¬ring en ook over persoonlijke 'handel en wandel' van bestuurs¬leden. Zelfs de bisschop kwam er aan te pas en in opdracht van Rome stelde het S.M.A. generalaat een onderzoek in. Dit zijn geen prettige zaken voor een provinciaal.
Daarom kwam de provinciale vergadering van 1937 voor pater Mouren als een bevrijding. Kort hierna bood de nieuwe provin¬ciaal, père Jacques ten Have, aan zijn voorganger een reis naar Afrika aan:
"De heer Sohl uit Maastricht, de fotograaf die onze missiefilm 'Tropenoffer' heeft samengesteld, heeft van het 'Xaverius Verein' te Aken opdracht gekregen om voor dit genootschap een dergelijke film te vervaardigen en hij zou, evenals voorheen, één van onze paters als reis¬genoot hebben. Alle onkosten worden gedekt door het 'Xaverius Verein' ".
Van september 1937 tot januari 1938 heeft pater Mouren deze expeditie naar Afrika gemaakt.
Hierna volgde zijn benoeming voor Afrika. Hij was bijna 57 jaar, toen hij in november 1938 opnieuw als missionaris ver¬trok naar Kumasi in de Goudkust, waar zijn klasgenoot Mgr. Pau¬lissen bisschop was. Nog ruim een kwart eeuw heeft hij daar ge¬werkt. Achtereenvolgens was hij, van 1938 tot eind 1957, overste/ pastoor te Techiman, Obuasi en Donyina. Plicht¬sge¬trouw en in alle eenvoud en soberheid heeft hij daar zijn werk gedaan. Onder de oorlog begon hij te Obuasi zijn eigen hostie¬bakkerij omdat ze niet meer ingevoerd konden worden vanuit Europa. Slechts twee keer was hij op vakan¬tie geweest: na tien jaar in 1948 en opnieuw in 1954. In 1957 kwam hij, naar eigen zeggen, definitief terug naar Nederland, bang "om door ouder¬dom en aftakeling een last te worden voor de mis¬sie".
In december 1958 schreef de Clerk of Council van de Obuasi Urban Council aan de opvolger van pater Mouren te Obuasi:
"I am directed to inform you that one of the streets within the area of authority of the Council (i.e. from the Lorry Park to the Horsey Park) has been named "Father Mouren Street" after him under the following citation:
- During the tenure of his office as Parish Priest of the Obuasi Roman Catholic Church, Father Mouren took extreme interest in educational activities and also founded the St. Joseph's School at Wawasi.
It would be appreciated if you would kindly communicate the above to his address."
Eenmaal thuis, kwam bij pater Mouren het heimwee naar Afrika en hij voelde zich nog goed. In april 1958 schreef hij naar de provinciaal:
"Het leven van een 'rustend priester', al is hij dan ook rector van een of andere communiteit, is werkelijk een leeg bestaan, dat een priester slechts om gezondheidsre¬denen mag aanvaarden. Nu, die reden heb ik niet. Van de andere kant is er in onze missies zo'n nijpend tekort aan personeel".
Bij zijn afscheidsbezoek aan Mgr. Porter en Amisano, had hij de hint van de toenmalige vicaris-generaal pater Toon van Hout goed begrepen: er was iemand nodig om de opengevallen plaats van Fr. M. Wouters als geestelijke leider van het grootse¬mina¬rie in te nemen. Zou hij deze canonisch voorge¬schreven functie niet kunnen vervullen in plaats van een volwaardige werk¬kracht? Hij schreef dan ook:
"Indien u denkt, dat ik de reiskosten nog waard ben, stel ik me gaarne beschikbaar."
Van september 1958 tot oktober 1960 was hij geestelijke leider te Pedu. In die tijd preekte hij nog een achtdaagse retraite voor de O.L.A. zusters, die zeer ingenomen waren met deze retraite, gegeven door iemand die hun stichter, père Augustin Planque, jarenlang gekend en met hem in Lyon gewoond had. Zoals inmiddels gebruikelijk voor de seminariestaf, ging ook pater Mouren na twee jaar op vakantie. Nog één keer ging hij terug naar Ashanti en was tijdens deze laatste drie jaar achtereenvolgens rector te Duayaw Nkwanta en Maase Offinso. Op 13 april 1964 kwam hij, opnieuw, definitief naar Nederland. Dit bleek de waarheid.
Te Cadier en Keer heeft hij, met klasgenoot Mgr. Paulissen, zijn zestigjarig priesterjubileum gevierd en was zelf de hoofdcele¬brant tijdens de Eucharistie. Spoedig na het zestig¬jarig priesterjubi¬leum ging pater Mouren zich in Huize Tafel¬berg te Oosterbeek vesti¬gen.
Overleden.
Hij wilde nog wel dienstbaar zijn en het was een teleurstel¬ling voor hem dat men deze 83-jarige niet meer wilde voor rector of als assistent in een parochie. Hij moest zich, geleidelijk aan, bij steeds meer zaken neerleggen: zijn ge¬zichtsver¬mogen werd minder en meer en meer werd hij afhanke¬lijk van anderen, o.a. zijn trouwe metgezel, de tien jaar jongere confra¬ter Ru¬dolph van Ooijen, die hem jarenlang assis¬teerde aan tafel en bij andere gelegen¬heden, hoewel pater Mouren steeds probeerde zijn zelfstandig¬heid zoveel mogelijk te bewaren.
Bij gelegenheid van zijn negentigste verjaar¬dag heeft hij de ambassadeurs van Nigeria en Ghana, de Excellenties Durlong en Seddoh, mogen ontvangen. Samen kwamen ze vanuit Den Haag naar Ooster¬beek om de feesteling te felici¬teren. Ambassadeur Dur¬longs groot-vader kwam uit het gebied in Noord Nigeria waar pater Mouren, in 1907, koeien had gehoed om in het levenson¬derhoud van hemzelf en zijn collega's te kunnen voor¬zien. De ambassa¬deur had zijn groot¬vader hierover horen ver¬tellen. Uit dank voor wat pater Mouren in het eerste decennium van die eeuw in Nigeria, en daarna vanaf 1938 tot 1964 in Ghana gedaan had, kwamen de ambassadeurs van deze twee landen hem hiervoor nu bedanken. Met alle respect ook voor zijn senioriteit, zo eigen aan Afrikanen!
Ook zijn 70-jarig priesterjubileum heeft hij nog mogen bele¬ven. Doch zijn krachten begonnen snel af te nemen. Op 19 januari 1975, daags voor zijn verjaardag, viel hij 's nachts een keer of vier uit zijn bed. Hij was de laatste tijd slecht ter been en bijna blind. Hij at bijna niets meer. Op 28 janua¬ri heeft pater Samuels hem bediend en 's nachts heeft een verpleegster bij hem gewaakt, want hij was de gehele nacht erg onrustig. In de ochtend kwam hij steeds meer in ademnood. Rond 9.00 a.m. leek hij in slaap te vallen en om 10 uur stopte de ademhaling. Op 93-jarige leeftijd is hij op deze 29ste januari 1975 in huize Tafelberg te Oosterbeek ge¬stor¬ven.
Op zaterdag 1 februari 1975 vond om 10.30 uur voor zijn ziele¬rust een plechtige Eucha-ristieviering plaats in de kapel van het missie¬huis te Cadier en Keer, waarna hij daar op het kerk¬hof bij zijn collega's begraven is.
Bronnen:
- Père J. Mouren in 'Echo des Missions Africaines (1907 - 1909: diverse artikelen).
- Redacteur J. Mouren van 'Stemmen uit Lourdes' en 'Afri¬kaansch Missieklokje'.
- Afrikaansch Missieklokje 1938, blz. 136.
- Pater Dr. J. Mouren: "Het zwarte goud van Afrika" in het blad 'Steenkool', bedrijfstijd¬schrift van de Nederlandse Steenkolenmijnen, Kerstnummer 1948, pg. 563 - 566.
- J. ter Linden in 'Onze Krant' juni en sept. 1964.
- J. ter Linden in 'Onze Krant', maart 1974.
- J. ter Linden in 'Onze Krant', maart 1975
- J. van Brakel in "In de voetsporen van Sint Servaas: Mgr. H. Paulissen S.M.A." o.a. pg. 54, 90 etc.
Recherchez .../ Search...