Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
né le 6 juillet 1907 àMierlo-Hout dans le diocèse de 's-Hertogenbosch, Hollande membre de la SMA le 29 juillet 1928 prêtre le 19 décembre 1931 décédé le 7 février 2002 |
1932-1935 Cadier en Keer, professeur décédé à Mierlo-Hout, Hollande, le 7 février 2002, |
Pater Frits BOLLEN (1907 - 2002)
Afkomst.
Godefridus Adrianus Johannes Bollen, zoon van Franciscus Joannes Bollen en Petronella van de Hurk werd geboren te Mierlo-Hout op 6 juli 1907. Frits, zoals hij genoemd werd, kwam uit een middelgroot arbeidersgezin en had, naar ik meen, een paar broers en eveneens een paar zusters.
Opleiding.
Frits wilde missionaris worden. In 1920 kwam hij naar het missiehuis te Cadier en Keer, waar toen juist begonnen werd met de omschakeling van het franse onderwijssysteem naar het nederlandse. Hij was een goed student. In 1926 ging hij naar Chanly voor de philosophie en werd, op 29 juli 1928 door eedaflegging lid van de Sociëteit. Hierna begon hij te Bemelen zijn studie van de theologie, doch na een jaar werd deze overgeplaatst naar Ore Place te Hastings in Engeland. Op Quatertemperzaterdag voor Kerstmis 1931 werden hij en zijn klasgenoten van de ‘B’ klas (omdat de achternamen van zes van de veertien met een ‘B’ begonnen) door Mgr. P. Amigo te Hastings tot priester gewijd. Hierbij waren zijn vader, zijn oudste broer Janus en zijn zus Nella tegenwoordig, na hiervoor lang te hebben gespaard. Moeder kon wegens ziekte niet aanwezig zijn.
Missionaris.
Aan het eind van zijn studie in juli 1932, kreeg hij zijn eerste teleurstelling te verwerken. Hij zou zo graag naar de missie zijn gegaan, doch werd benoemd tot leraar frans en nederlands in het missiehuis te Cadier en Keer. Na drie jaar ging Frits terug naar Engeland als leraar philosophie te Hastings. In 1939 brak de oorlog uit en het seminarie te Hastings moest gesloten worden en verplaatst naar Aalbeek in Zuid-Limburg. Lesgeven was voor hem geen lol. Reeds in 1937 schreef hij over ‘vermoeienis in het hoofd’. Ook in 1940 schreef hij dat hij niet in staat was om zich volledig van zijn taak te kwijten vanwege:
“geregelde hoofdvermoeienis en suizingen in het hoofd, vaak hoofdpijn, onrustig slapen gedurende de nacht en gedurige strijd tegen de slaap overdag; nooit studeren met een fris hoofd, zeer moeilijk concentreren en ’t uiteindelijk gevolg: veel tijdverlies en heel weinig vordering” (Brief naar Provinciaal 4.01.1940).
In 1940 kwam pater Wim van Hout afgestudeerd terug uit Rome om als Doctor in de philosophie over te nemen van pater Bollen. Frits werd nu benoemd tot onder-overste van het missiehuis te Cadier en Keer (bij pater Pierre Wouters) en tevens als econoom van dit missiehuis. Dat waren zes moeilijke jaren van economaat met rantsoenering, bonnen voor levensmiddelen, kleding, tabak, brandstof en vele andere dingen.
Zes jaren ook van smokkelen, om een college met meer dan een honderd studenten, allemaal eetlustige jonge kerels, in letterlijke zin, van het broodnodige te voorzien.
Na de provinciale vergadering van 1946 schreef Frits aan de nieuwgekozen Provinciaal:
“Met eerbiedige vrijheid richt ik tot U en uw Raad ’t door mij reeds herhaaldelijk gedane verzoek om naar de missie te mogen vertrekken”
Doch Frits werd Frits benoemd tot magister van de aspiranten.
Onder zijn leiding werden de toekomstige leden gedurende 22 maanden tijdens de philosophie voorbereid op het lidmaatschap van de Sociëteit en het afleggen van hun eerste eed. Ook was het hun niet toegestaan gedurende deze 22 maanden hun vakantie buiten het seminarie door te brengen.. Gedurende deze tijd bleven deze studenten intern in het seminarie te Aalbeek, waar ze met de seminaristen, doch grotendeels gescheiden van hen, leefden.
In 1947 liep hij op zijn tenen, blijkbaar op de rand van overspannenheid. Dr. De Jong, zenuwarts in Heerlen, werd geconsulteerd. Zijn advies aan de Provinciaal luidde:
“ Hij moet eigenlijk eens een behoorlijke rust nemen. Ik zou U aanraden hem in de zomervakantie, wanneer de studenten ook vrij hebben, hem eens een complete vakantie van twee maanden te geven”.
Frits overkwam zijn gezondheidscrisis en werd, in 1950, tevens benoemd tot directeur van het seminarie en onder-overste bij overste Jan Vaes.
Vanwege de invoering van het “Spiritual Year” werd in 1956 geen philosophie gegeven en heeft Frits assistentie verleend in een parochie in Heerlen. Zeker voor de vierde keer (indien niet meer) diende Frits opnieuw een formeel schriftelijk verzoek in bij het Provinciaal bestuur om naar Afrika te mogen gaan. Eindelijk kreeg hij permissie om naar het nieuw geopende seminarie te Pedu te gaan, waar een vacature was ontstaan door de benoeming van staflid Dr. John Kodwo Amissah tot hulp-bisschop. Wel werd hem gezegd, dat hij op niet meer dan twee jaar moest rekenen. Hij vertrok op 29.08 1957, in het jaar na zijn zilveren priesterjubileum.
Zes jaar is Frits als docent philosophie aan het seminarie te Pedu verbonden geweest. In september 1963 werd hij eindelijk, tot zijn groot genoegen, benoemd voor het pastoraat. Hij werd plebaan van de kathedrale parochie te Cape Coast, met een paar afrikaanse assistenten. Ook de directeur van de drukkerij (C.v.d.Plas) en de redacteur van de Standard (M. Peters) woonden op de pastorie van deze parochie. Tijdens zijn pastoraat werd de oude pastorie van swish-blokken vervangen door een modern gebouw, gebouwd door het aannemersbedrijf A. Lang. Dit werd een jaar van ongerief en behelpen, doch daarna konden hij en zijn collega’s genieten van een modern gebouw met geriefelijke kantoren en ruime kamers met eigen toiletten en douche gelegenheden. Frits was gelukkig in Cape Coast en in zijn parochie. Hij holde de missieheuvel op en af, was altijd bezig: in de kerk, aan het vergaderen, op huisbezoek, naar het ziekenhuis of gevangenis. ’s Avonds was hij dan gewoonlijk uitgeput en zakte snel weg in slaap, zodra hij rustig ging zitten. De volgende morgen ging het er weer tegen aan.
Ook werd pater Bollen benoemd tot bisschoppelijk moderator van de Katholieke vrouwenbeweging in het aartsbisdom.
Groot was zijn verdriet toen hij niet meer in staat werd gesteld zijn pastorale werk in Ghana voort te zetten. Hij werd het slachtoffer van een kerk-politiek conflict tussen de toenmalige aartsbisschop van Cape Coast en het bestuur van de Sociëteit over de duur van een missionaire tour in Ghana, en kon na zijn vakantie in 1970, niet terugkeren naar Cape Coast.
Bij de pakken neerzitten was voor hem onmogelijk. Spoedig hierna werd hij benoemd tot assistent aan de St. Paulus parochie te Vaals.
In 1978 vertrok hij uit Vaals wegens vernauwing van de bloedvaten. Op medisch advies moest hij het wat kalmer aan gaan doen: voor hem een haast ondoenlijke opdracht. Hij was intussen reeds de 70 jarige leeftijd gepasseerd en ging terug naar zijn geboorteplaats Mierlo-Hout, of ’t Hout zoals dat daar kortweg genoemd wordt. Hij verleende nog 7 jaar assistentie in de St. Lucia parochie en ging, op 1 januari 1985, naar het bejaardenhuis St. Alphonsus, niet als bejaarde, doch als onbezoldigd Rector.
Ook hier was hij, zoals overal, begaan met de mensen. Biddend, luisteren, bemoedigend, vierend en onderwijzend; kaarsrecht door het leven; zijn ja was ja en zijn nee was nee. Hij was een man vol temperament, die, met een gevoel voor humor, dit ook weer wist te relativeren. De dagelijkse Eucharistie en het gebed waren van levensbelang voor hem. Zo werd hij getekend op het gedachtenis prentje.
Gestorven.
In december 2001 mocht hij nog zijn 70 jarig priesterjubileum vieren. Daarna ging het snel achteruit. Hij overleed op 7 februari 2002, 94 jaar oud. Op eigen verzoek werd afscheid van hem genomen in de St. Luciakerk te Helmond (’t Hout) op 13 februari in een geconcelebreerde Eucharistieviering, waarna zijn lichaam te ruste werd gelegd op het parochiekerkhof aldaar.
Bronnen:
- Archief Nederlandse Provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- Onze Krant, nr. 126 april 2002.
- Houtvonken (Parochieblad Mierlo-Hout): april 1982;
- Houtvonken 15 febr. 2002.
Recherchez .../ Search...