Société des Missions Africaines –Province de Hollande
![]() |
Frère Jean Berchmans né le 18 janvier 1884 à Hensbroek dans le diocèse de Haarlem, Hollande membre de la SMA le 14 février 1915 décédé le 26 mars 1982 |
1915-1922 Saint-Pierre, France décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 26 mars 1982, |
Broeder Cornelius COMMANDEUR (1884 - 1982) Broeder Johannes Berchmans
Afkomst.
Cornelis Commandeur, zoon van Sijvert Commandeur (+ 1943) en Anna Eckhart (+ 1942), werd geboren te Hensbroek op 18 januari 1884 en op dezelfde dag gedoopt in de parochiekerk te Obdam. In latere jaren had hij als correspondentieadres zijn zwager K. Wahlen te Zuid-Scharwoude. Een broer van hem was missiona¬ris in Belgisch Congo. De Obdams (o.a. de vader van pater Jaap Obdam, en de OLA zusters Obdam en Commandeur) waren neven en nichten van hem.
Opleiding.
Cornelis heeft de lagere school gevolgd te Obdam, 't Zand en Hensbroek. Daarna werd hij huisschilder. Door zijn familie raakte hij al spoedig bekend met de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën. Zijn nicht Trien Obdam uit Hensbroek stierf reeds in 1905 als soeur Jean te Elmi¬na (1879 - 1905). Ze was ingetreden bij de Congre¬gatie van de Zusters van O.L. Vrouw van de Apos¬telen (OLA). Reeds vóór 1900 werd door de familie de St. Michaels almanak gelezen. Deze almanak had veel adressen van missionaire con¬gregaties en wordt beschouwd als één van de voor¬lo¬pers van de huidige Piusal¬manak. Trien Obdam, tante van Jaap Obdam en nicht van Cornelis Commandeur, werd gevolgd door de volgende familiele¬den, die in dezelfde OLA congregatie intraden:
- Betje Obdam als soeur Antonia (1884 - 1968), 84 jr.
- Trien Commandeur als soeur (mère) Jean (1884 - 1956), 72 jr.
- Aagje Commandeur als soeur Rosule (1887 - 1968), 81 jr.
- Catrien Commandeur als soeur Innocentia (1902-1950), 48 jr.
Van de volgende generatie is Margaretha Maria Comman¬deur in 1937 ingetreden (+ 1986).
Na de eerste vier zusters besloot ook Cornelis Commandeur zich te melden voor de missies van Afrika. Hij nam af¬scheid van zijn fami¬lie en wist niet beter of dit was voor het leven. Zijn vader bracht hem naar Cadier en Keer, waar ze zuster Jean Commandeur ontmoetten: deze had juist haar noviciaat te Vénis¬sieux achter de rug. Van seminarist Emmanuel Kennis kreeg Cornelis wat frans geld en een briefje met instructies in het frans voor de stationschef te Luik. Deze wees hem op zijn horloge het uur van vertrek aan van de trein naar Grupond. Vandaar ging de reis naar Chanly verder met de stoomtram.
Wat was hij blij daar pater Housmans aan te treffen, die gelukkig ook nog een paar dagen bleef. Hij schreef hierover in zijn memoires:
"Het begin was zeer moeilijk voor me, omdat ik geen frans kon spreken en ook het roken was me verboden. Ik had rookwerk meegenomen, en pater Brediger liet me weten, dat ik nog 14 dagen mocht roken, maar ik zei, dan maar direct afstand te doen: het is me goed gegaan en O.L. Heer heeft me daarin gesterkt. Na het noviciaat mocht ik weer roken en ik heb de schade wel weer ingehaald, denk ik.
Onze overste was een Elzasser, een brave priester; hij was zeer goed voor mij en ik kon met hem wel zo wat praten, al kende ik geen frans. Bij mijn komst werd ik dadelijk belast met het oprichten van een timmerwerk¬plaats. Ik had daarvoor gereedschap meegenomen".
Hij was reeds 28 jaar toen hij intrad. Hij had zijn militaire dienstplicht reeds achter de rug. Op zijn oude dag heeft hij menigmaal verteld dat hij in zijn diensttijd scherpschutter was. Doch daar¬over schreef hij niet in zijn memoires. Wel vermeldt hij, dat ze op 1 augustus 1914 's morgens om 2 uur door klokgelui in kennis gesteld werden van het uitbreken van de oorlog. Een paar dagen later ontving hij per telegram een oproep om zich te melden bij het leger.
"Ik wist dat ik vrijstelling had gekregen, behalve in oorlogstijd. Pater Brediger zei; 'ga maar, over drie maanden ben je weer terug, dan is het met de oorlog gedaan. Velen hebben zich hierin vergist. Enfin, met dat telegram ben ik voor niets naar Amsterdam gereisd.
Daarna ben ik naar Keer gegaan, want ik kon niet terug naar België".
In Keer heeft de stichter van het missiehuis, père Gαston Desribes hem, op 14 februari 1915, de eed afgenomen voor twee jaar en opnieuw in 1917 voor 4 jaar. Als broeder Johannes Berchmans zou hij verder door het leven gaan, waarbij Johannes meestal werd weggelaten.
Missionaris.
Zijn leven als broeder-missionaris begon dus in het missiehuis te Cadier en Keer.
"Direct na de oorlog kwam er een brief van de Generale Overste dat ik direct moest komen naar St. Priest om er het oude kasteel te restaureren. Het had zoveel geleden van de brand in het kruitmagazijn bij Vénissieux, en het moest ingericht worden als studiehuis voor late roepin¬gen. Daarna heb ik alle ruiten in onze kapel in Lyon vernieuwd: die waren alle gebroken, ook door de explosie van hetzelfde kruitmagazijn te Vénissieux. Daarna heb ik nog gewerkt op Mont d'Or bij Lyon. Vervolgens moest ik naar de Elzas: ik begon met Andlau, daarna St. Pierre, toen naar Bischwiller en later naar Vinleul bij Metz. Vervolgens ben ik nog even teruggekomen naar Bemelen. En toen kwam mijn benoeming voor Egypte. Eerst moest ik nog even vanuit Marseille naar ons sanatorium in Lacroix. Daar heb ik nog enige weken gewerkt. Ik ben met een oude cargoboot, de 'Belgrano', vertrokken naar Egypte; dat was in oktober 1922".
Intussen had broeder Johannes Berchmans Commandeur te Lyon op 14 februari 1921 ten overstaan van de algemene overste J.M. Chabert zijn eeuwige eed afgelegd. Ook had hij zich in de loop van de jaren bekwaamd als timmerman en bestektekenaar.
Een jaar of zes heeft broeder Berchmans in Egypte gewerkt: eerst in het college St. Louis te Tantah, daarna aan de kerk in Mahalla Kebir. Vervolgens heeft hij gewerkt te Choubra, Sei¬toen en Chebin el Kom. Van provinciaal Aupiais van Lyon kreeg hij te horen, dat hij vanwege zijn vakkennis nuttiger zou zijn in de Goudkust. Heel laconiek schreef hij in zijn memoires:
'Ik moest dus vertrekken van Egypte naar de Westkust, maar ik ben eerst nog even naar Holland geweest, om enige dagen vakantie te nemen".
Hij was terug in Europa op 7 juni 1929.
Reeds op 10 augustus 1929 vertrok broeder Berchmans Commandeur vanuit Marseille naar de Goudkust. In Amisano was het vicari¬aat begonnen met de bouw van een jon-genskweekschool en klein¬semi¬narie. Broeder Berchmans beschreef zijn activi¬teiten:
"Wij kwamen in Cape Coast aan. Daar bleef ik 14 dagen. Toen naar Elmina en gedurende 3 maanden ging ik dagelijks per fiets naar Amisano (Dit was een afstand van een kilometer of 5 á 6, doch in het regenseizoen nauwelijks begaanbaar JvB). Toen één van de gebou¬wen onderdak was, bleef ik daar slapen. Pater Smets was in die tijd overste te Elmina. In 1929 ben ik nog enige tijd naar Saltpond geweest om daar de kerk af te maken. Pater Acker was daar toen de overste. Toen weer terug naar Amisano want het seminarie moest nog gebouwd worden.
Daarna ging ik naar Eikwe, waar we een missiehuis moesten bouwen voor de zusters van Menton. Pater Pot was daar toen als overste en was nog altijd alleen. O, wat was die blij, toen ik kwam.
Toen nogmaals terug naar Amisano, het seminarie was nog niet afgewerkt met zijn bijgebouwen, enz.".
Broeder Berchmans vertelt niet over zijn levenswijze. Toen het eerste gebouwtje in Amisano onderdak was, bleef hij daar ook overnachten. Er waren echter nog geen voorzieningen. Hij ging helemaal 'inlands' en kocht zijn eten en drinken in het dorp of 'langs de weg'. Dat is zo gebleven als hij een bouwproject had buiten een hoofdstatie, waar een pater resi¬deerde.
Wel vertelt hij van het bezoek van de apostolisch delegaat, Mgr. Hinsley, die op zaterdag 19 oktober, 1929, Elmina en Amisa¬no-in-wording bezocht, waar hij ook broeder Berchmans ontmoet¬te.
"Na dat bezoek heb ik de kerk, die voor die gelegenheid fijn gewit was, nog gedecoreerd. Pater Smets had verven meegenomen uit Europa. Met kerstmis was die eerste kerk in de Colonie gedecoreerd tot grote tevredenheid van de zwarte bevolking".
Vele kerken en kerkjes over geheel de Goudkust/ Ghana heeft hij in de loop van de komende jaren van muurschilderingen voorzien en zelfs zodanig, dat ze moeilijk te verwijderen waren.
Vol trots vertelt broeder Berchmans, dat hij nog een jaar 'professor' is geweest aan de opleiding van onderwijzers: enkele uren per week voor tekenen en timmeren.
In 1932 begon zijn grote tocht door het land en werd hij ingezet waar wat te bouwen viel.
- In Axim voorzag hij de kerk van muurschilderingen en deed dat ook met het kerkje te Anco¬bra, het dorpje aan de rivier¬mon¬ding, dat zijn betekenis verloor na aanleg van de haven te Takoradi.
- In Half Assini werd een kerk met toren gebouwd, en terwijl overste van Leuven naar de buitenstaties was, viel broeder Berchmans op 25 maart 1933 van de steigers: maar het werk ging door!
- In Dunkwa heeft hij nog even geassisteerd bij de paters James Fischer en Alfons Tillie bij de bouw van de kerk en heeft ook daar muurschilderingen aangebracht.
- In Akim Swedru bij pater Harrie van de Ven bouwde hij, met veel hulp van de mensen in die plaats, het zusterhuis voor de zusters van Menton, maar ook de sacristie en in de kerk cemen¬ten altaren, communiebank en preekstoel.
- In Foso en Saltpond maakte hij cementen altaren, preekstoel, communiebank en doopvont en natuurlijk weer muurschilderingen.
In 1935 ging hij met enkele andere missionarissen met de s.s. 'Maaskerk' op vakantie en vanuit Le Havre gingen ze samen nog even naar Lisieux.
Hij was op tijd terug van vakantie voor de priesterwijding, in december 1935, van de eerste twee pries¬ters van het vicari¬aat, die hij heel goed kende vanwege zijn werkzaamheden te Amisano. Evenals in zijn eerste toer, werd hij ook in zijn tweede overal ingezet, waar wat te bouwen viel. De volgorde heb ik niet meer exact kunnen achterhalen, omdat de juistheid van data bij de broeder wel eens wat te wensen overliet.
- In Half Assini bouwde hij een nieuw missiehuis. Ook maakte hij daar een waterput van 30 voet diep. Langs de kust had je dikwijls te maken met brak water.
"Van deze betonnen wellen heb ik er verschillende ge¬maakt. Als het langs de kust is, laat ik de gemaakte betonnen vormen zinken en dan binnen uitdiepen. Als de eerste er te lood in gaat, gaan ze alle loodrecht naar beneden".
In meerdere buitenstaties in de Nzema heeft hij gewerkt, o.a. te Cocotown, Beyin, A.B. Bokazo en in dorpen langs de
ri¬vier Tano naar boven. In Eikwe bouwde hij in 1939 een nieuw missie¬huis.
- In Obuasi en enige buitenstaties heeft hij gewerkt. Daar¬na ging hij naar Ntronang voor de bouw van een school. De chief van deze stad liet de broeder elke zater¬dag met zijn auto naar Akim Swedru brengen voor de zon¬dagsmis, dat een 50 mijl van
Oda af lag.
- In het mijngebied in de 'Western Region' heeft hij gebouwd bij pater van Leuven in Juaboso en Sehwi Asafo. In Huniso heeft hij een bungalow van de mijn, een houten gebouw op palen, geschonken aan de missie, afgebroken en weer opgebouwd te Prestea, waar pater Jan Vaes een nieuwe hoofdstatie opende. - In Koforidua vroeg pater Lemmens om de broeder voor onge¬veer zes weken. Het werden drie jaar! In verschillende buiten¬sta¬ties van het Koforiduadis¬trict heeft hij kerk¬jes gebouwd. In Kukurantumi heeft hij de spits op het kerkto¬rentje gezet en, met instem¬ming van de bisschop, muur¬schilde¬ringen aange¬bracht in het paleis van de 'chief', vanwege diens verdien¬sten voor de kerk.
- In de 'Eastern Region' bouwde hij verder kerkjes te Domania, Kwahu-Tafo en de Kpong aan de Voltarivier, kortom zes kerkjes op verzoek van de S.V.D.- paters.
- In het uitgebreide district van Assin-Foso heeft hij, toen pater Lemmens daar overste was, heel wat kerkjes afgewerkt en geschilderd.
- In Bechem zou hij, op verzoek van Mgr. Paulissen een toren bouwen naast de bestaande kerk. De bisschop zou voor cement en ijzer zorgen.
"Het was zeer moeilijk om dat tijdens de oorlog te krij¬gen. Ik kreeg cement voor de fundamenten maar de toren is opgetrokken met zongedroogde bricks. Daarna heb ik nog een grote boog in de kerk gebouwd".
- In Ashanti en Brong-Ahafo heeft hij gebouwd en, zoals hij zelf schrijft: 'kerken gedecoreerd' i.e. bogen, altaren, preekstoe¬len, communiebanken en veel muur-schilderingen aange¬bracht. Hij heeft dit gedaan in de districten van de paters Mondé te Berekum, Cup te Kwesibuokrom, Bastiaens te Jamasi, Geurts en Meelberg in de districten rondom Kumasi, Mouren te Obuasi.
- In Obuasi heeft hij een hele tijd gewerkt. Pater Smeele, verantwoordelijk voor het district, maakte een lijst en sys¬tematisch ging broeder Berchmans deze buitenstaties af, dik¬wijls te voet en altijd met campbed.
- In Ahanta heeft hij te Egyam de grot gebouwd en verder scholen te Butre, te Mpohor met hulp van de gevangenen die de 'chief' ter beschikking stelde, en te Adum Banso, doch is daar niet mee klaarge¬komen, omdat hij geen medewerking van de mensen kreeg.
De organisatie liet wel eens wat te wensen over. Pater Jacques van Leuven liet hem van Obuasi naar Asafo komen voor het maken van een watertank, doch ... had geen ijzer besteld. Dus van Asafo via Dunkwa weer terug naar Obuasi. De overste van Amisa¬no riep zijn hulp in, doch toen hij daar aankwam, was er juist een nieuwe overste benoemd, die vond dat hij nuttiger werk in Obuasi kon doen, netjes gezegd voor: ik heb je niet nodig.
Ook werd hij eens uit Jacobu, een van de buitenstaties van Obuasi, gesommeerd onmiddellijk terug te komen naar Obuasi. Er waren al twee telegrammen gekomen, dat hij zich direct moest melden bij de politie te Tarkwa. Onder de oorlog had iedere buitenlander een identiteitsboekje en moest zich binnen 24 uur na aankomst of vertrek van een plaats laten registreren: een zeer moeilijke opgave voor zo'n 'woudloper' als broeder Berch¬mans, die nog steeds stond ingeschreven te Prestea, waar hij voor pater Vaes het missiehuis gebouwd had, maar daar niet meer was. Niemand wist waar hij wél was; hij was dus vermist en dreigde op de zwarte lijst gezet te worden als gevaarlijk voor het land.
"Ik was al veroordeeld tot £ 20 boete en ben naar de D.C. te Tarkwa gegaan en toen naar Prestea. Daar kwam het uit dat de fout niet bij mij lag maar bij de 'Superinten¬dant of police'. Pater Mouren zei later, dat ik de ge¬maakte onkosten moest reclameren, maar om veel schrijf¬werk te voorkomen, heb ik dat niet gedaan".
In februari 1946 ging hij, na meer dan tien jaar van vooral fysieke inspanning, meestal in het binnenland en verstoken van vele leefgemakken, op vakantie naar Europa. Vanzelfsprekend had dit zijn effect gehad. Hij had een eigen levensstijl ontwikkeld, nam het niet zo nauw met de mode en gebruik van kleding, at en dronk op zijn afrikaans, fufu en apeteshi, en rookte zijn pijpje met inlandse tabak.
Samen met Dirk de Rooij en een paar zusters waren ze aan boord gegaan van de Randfon-tein, een zeer oude boot, die zijn laat¬ste reis maakte.
In juni 1946 was broeder Commandeur reeds terug en hervatte zijn werk: fundering voor een zusterhuis te Axim, een nieuwe school te Kajebil.
Na ruim 20 jaar, in 1948, ging broeder Berchmans Commandeur van het Cape Coast vicariaat over naar de Beneden Volta. Hier begon dezelf¬de roulatie van werkzaamheden.
- In Kete Krachi bij pater Hegger een nieuw dak op een aange¬kocht huis.
- In Kpandu begonnen met een meisjesschool en bijgebouwen en dak en toren met spits op een brede kerk.
- In Wurupong een nieuwe kerk, want pater Zijlstra zou hier residerend komen wonen.
- In Teteman het onvoltooide missiehuis afbouwen.
- In Denu een meisjesschool en regenwatertank.
- In Aflao de fundering voor een nieuwe kerk.
In 1952 ging hij, na zes jaar, weer eens op vakantie want zijn broer uit de Congo kwam ook over naar Nederland.
Toen hij terugkeerde naar Ghana heeft hij op de 'Maaskerk' zijn memoires geschreven "om te voldoen aan het verlangen van de Overheid". Hieraan zijn bovenvermelde gegevens ontleend.
Hij schreef:
"Al de tijd dat ik in de missie ben geweest, ben ik praktisch nooit ziek geweest, maar in 1936 heb ik een zonnesteek gehad. Ik was toen bezig met het nieuwe mis-siehuis in Half Assini. Ik stond op een steiger te wer¬ken, zo'n tien meter hoog en viel toen naar beneden en op een plaats waar het vol lag met cementblokken. Ze hebben me toen het H. Oliesel toegediend, want ik ben 24 uur buiten kennis geweest. Ze hebben me toen naar Axim ge¬bracht, waar we de volgende morgen om 4 uur aankwamen. Toen was ik weer bij kennis, maar had veel pijn. De Canadese dokter wilde me eerst naar Takoradi brengen, maar ik zeide: "Het zal zo erg niet zijn". Dus mocht ik blijven. Ik ben daar tien of twaalf dagen geweest en was niet ziek, had ook geen koorts en de dokter gaf me toe¬stemming om mijn pijp te roken op het ledikant, want ziek was ik eigenlijk niet. Na tien dagen kon ik lopen in de zaal en na nog drie dagen bracht de dokter me in zijn car naar pater Stauffer op de missiestatie. Volgens de dokter moest ik nog veertien dagen rust nemen. Maar de volgende morgen ben ik te voet vertrokken naar de Ancobra-rivier, met de hoop aan de overkant een lorrie te vinden, maar er was er geen. Toen ben ik maar gaan lopen tot Eikwe, dat was dus 19 mijlen. De volgende dag bracht een lorrie mij naar Half Assini.
Ik kon best metselwerk doen, maar het heeft wel drie maanden geduurd, eer ik een cementblok kon optillen. Een inlandse medicijn, wat men op mij heeft toegepast door bestrijken, heeft me zeer veel goed gedaan. Overigens heb ik er, in latere jaren, geen hinder meer van gehad, alleen met knielen voel ik het nog altijd in mijn rugge¬graat.
Een paar keer per jaar vat ik een zware verkoudheid, maar daarvoor neem ik hetzelfde middel als de negers: een paar keer een goed stoombad met inlandse medicijnen erin gekookt. Nu, dan ben ik er weer spoedig door, want met dat paardemiddel zweet men er alles uit".
Dit was broeder Berchmans' herinnering, jaren na dato in 1952, toen hij dat zonder dagboek, en op bijna zeventigjarige leef¬tijd, neerschreef. In de missiedagboeken lezen we, dat hij op 28 december 1936, bij de bouw van het missiehuis te Half Assini, van de stei¬gers viel, lang bewusteloos bleef en naar Axim ziekenhuis werd ge¬bracht. Daar bleek, dat niets gebroken was, doch de minste beweging was zeer pijnlijk. Op de 3de januari wist hij de dokter te overtuigen, dat hij zich op de missie minder eenzaam voelde en de 9de januari vertrok hij weer naar Half Assini. De bis¬schop verbood hem nog te werken op de steigers, want dit was de tweede keer, dat hij van de steigers viel. Bij de bouw van de kerktoren te Half Assini, op 25 maart 1933, was hij ook al van de steigers gevallen. Later zijn deze verhalen wel eens door elkaar gehaald.
Nog een paar jaar heeft hij gewerkt te Kpandu bij pater van Dijk. De jaren begonnen te tellen. In juni 1956 stuurde Mgr. Konings hem op vakantie. De broeder wilde wel graag terugko¬men, doch de bisschop adviseerde hem thuis te blijven en informeerde hierover ook het provinciale be¬stuur.
Na wat vakantie ging hij naar Cadier en Keer, waar hij al gauw zijn hobby vond in het maken van souvenir-molentjes, die hij dan ten bate van de missie probeerde te verkopen aan de bezoe¬kers. Jaren was hij nog een voorbeeld van geluk en tevreden¬heid: klein en toch groot, eenvoudig en gedienstig, doch tevens origineel en 'onafhankelijk in afhankelijkheid'.
Met de jaren werd zijn rijk geschakeerd leven teruggebracht tot enkele stereotype gezegden: 'Ik ben een gelukkig mens' en 'Ik hoop, dat ik niemand tot last ben'.
Gestorven.
Tevreden rookte hij zijn pijp: "As long as I smoke my pipe, I am fine". Hij was intussen het oudste lid geworden, dat de S.M.A. tot dan in haar 125-jarige geschiedenis had gehad.
Op vrijdag 26 maart 1982 is hij in het missiehuis te Cadier en Keer gestorven. Op 31 maart 1982 was de plechtige uitvaart¬dienst in de kapel van het missiehuis. Sommigen van het ver-zorgend personeel moesten een traantje wegpikken nu hun ge¬liefde broeder gestorven was. Mgr. Amissah, aartsbis¬schop van Cape Coast, was één van de zeven concelebranten. Pater van Brakel zei o.a. in zijn homilie:
"Broeder Berchmans heeft God gekozen, hij heeft voor de mensen gekozen, hij heeft voor de afrikanen gekozen. En hij is zichzelf gebleven, genietend van het leven. Een gelukkig mens!"
Hij werd begraven op het nabijgelegen kerkhof.
Bronnen:
- Archief Nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
- J.v.Brakel: S.M.A. Missionary presence in the Gold Coast, vol. III, pg. 111, 124, 206; vol. IV, pg. 38, 52, 156.
- Onze Krant nr. 52, juni 1982.
Recherchez .../ Search...